Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000

Geraadpleegd op 28-12-2025.
Toekomstige tekst vanaf 01-01-2026.
Ga naar eerste onderdeel, gewijzigd per 01-01-2026.

Besluit van 7 juni 2000, houdende intrekking van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet en vervanging door het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 5 april 2000, nr. WJZ/2000/11620 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 mei 2000, nr. W05.00.0145/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 26 mei, nr. 2000/21484 (1711), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders bepaald, verstaan onder:

  • cursist: degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid;

  • cursusgeld: krachtens artikel 15 vastgesteld bedrag;

  • cursusgeldplichtige: cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger;

  • lesgeld: krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende studiejaar vastgestelde bedrag;

  • lesgeldplichtige: degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd;

  • teldatum: bij of krachtens de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Experimentenwet onderwijs aangewezen tijdstip in het studiejaar waarop ten behoeve van de bekostiging uit 's Rijks kas het aantal onderwijsdeelnemers van een instelling wordt vastgesteld;

  • wet: Les- en cursusgeldwet.

Hoofdstuk 2. Lesgeld

Artikel 2. Procedure inschrijving bij een instelling

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Het bevoegd gezag schrijft een onderwijsdeelnemer in voor een opleiding. Het bevoegd gezag zorgt dat de onderwijsdeelnemer bekend is met de verplichting tot het betalen van lesgeld op grond van de wet.

  • 2 De lesgeldplicht gaat in op de eerste dag van het desbetreffende studiejaar of, indien de onderwijsdeelnemer in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven, op de datum van inschrijving.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag.

Artikel 3. Beëindiging inschrijving

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de onderwijsdeelnemer op zijn aanvraag of zodra de onderwijsdeelnemer de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten.

Artikel 3a. Omvang lesgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet, bedraagt voor het studiejaar 2024–2025 € 1419.

  • 2 Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex. De ministeriële regeling wordt vastgesteld voor 1 oktober voorafgaand aan het studiejaar waarvoor het gewijzigde lesgeld zal gelden. De wijziging wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de periode mei tot en met april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling, heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar. De aldus verkregen wijziging van het lesgeldbedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal.

  • 3 Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 4. Voldoening lesgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Het lesgeld wordt door de lesgeldplichtige aan het Ministerie van OCW voldaan. De lesgeldplichtige heeft de keuze tussen:

    • a. betaling ineens binnen een maand na de datum van het betalingsverzoek, en

    • b. betaling in termijnen door een opdracht tot automatische incasso aan Onze minister.

  • 2 Indien de lesgeldplichtige heeft gekozen voor betaling in termijnen door een opdracht tot automatische incasso aan Onze minister en de laatste termijn nog niet is betaald op het moment dat een termijnregeling voor een daarop volgend studiejaar tot stand komt, kunnen beide termijnregelingen worden samengevoegd.

  • 3 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in meer dan één termijn heeft verstrekt en de onderwijsdeelnemer voor 1 oktober van het studiejaar wordt ingeschreven, wordt van het totaal verschuldigde bedrag afgeschreven in de maand:

    • a. oktober van het studiejaar: 11,11%;

    • b. november van het studiejaar: 11,11%;

    • c. december van het studiejaar: 11,11%;

    • d. januari van het studiejaar: 11,11%;

    • e. februari van het studiejaar: 11,11%;

    • f. maart van het studiejaar: 11,11%;

    • g. april van het studiejaar: 11,11%;

    • h. mei van het studiejaar: 11,11%; en

    • i. juni van het studiejaar: 11,11%.

  • 4 Indien de lesgeldplichtige een opdracht tot automatische incasso voor betaling in termijnen heeft verstrekt en de onderwijsdeelnemer na 30 september van het studiejaar wordt ingeschreven, wordt het verschuldigde bedrag afgeschreven op bij ministeriële regeling te bepalen tijdstippen.

Artikel 5. Vermindering lesgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Voor een onderwijsdeelnemer die na 31 oktober van een studiejaar wordt ingeschreven aan een instelling, wordt het lesgeld verminderd met eentwaalfde deel voor iedere verstreken hele maand in dat studiejaar.

Artikel 6. Geen lesgeld verschuldigd

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Geen lesgeld is verschuldigd indien de inschrijving van de onderwijsdeelnemer voor 1 oktober van dat studiejaar wordt beëindigd.

  • 2 Vrijgesteld van het betalen van lesgeld is de lesgeldplichtige indien het betreft een onderwijsdeelnemer die:

    • a. eerder in het desbetreffende studiejaar was ingeschreven aan een instelling, voor welke inschrijving geen vrijstelling of teruggave van lesgeld heeft plaatsgehad,

    • b. is ingeschreven aan een instelling, verbonden aan een justitiële jeugdinrichting, of

    • c. is ingeschreven voor een bij ministeriële regeling aan te wijzen bijzondere vorm van dagonderwijs.

  • 3 Voor een studiejaar is de onderwijsdeelnemer aan lesgeld nooit meer verschuldigd dan het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bewijsstukken de lesgeldplichtige overlegt om voor vrijstelling in aanmerking te komen.

Artikel 7. Terugbetaling lesgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Indien de inschrijving voor 1 mei van het studiejaar wordt beëindigd vanwege een in het tweede lid genoemde reden, wordt het lesgeld voor dat studiejaar op aanvraag van de lesgeldplichtige terugbetaald met eentwaalfde deel voor iedere resterende hele maand in dat studiejaar.

  • 2 Teruggave van lesgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd in verband met:

    • a. het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding,

    • b. de inschrijving voor een cursus als bedoeld in artikel 15, eerste lid, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende studiejaar,

    • c. overlijden of ernstige ziekte van de onderwijsdeelnemer, of

    • d. bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 3 Een aanvraag om teruggave van lesgeld wordt voor het einde van het desbetreffende studiejaar gedaan op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

  • 4 Geen teruggave van lesgeld vindt plaats indien op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of de Wet studiefinanciering 2000 een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage is toegekend of als voorschot is verstrekt, en de tegemoetkoming of het voorschot is verrekend met de verplichting tot het betalen van lesgeld.

Artikel 8. Informatieverplichtingen instellingen

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

De instellingen verstrekken Onze minister gegevens omtrent de inschrijving op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Artikel 8a. Opschorting inning lesgeld

[Vervallen per 01-08-2006]

Hoofdstuk 3. Cursusgeld

Artikel 9. Procedure inschrijving bij een cursus

  • 1 Een aanvraag tot inschrijving van een cursist bij een cursus kan uitsluitend worden gedaan door degene die op grond van de inschrijving cursusgeldplichtig zal zijn.

  • 2 De aanvraag wordt gedaan door inlevering bij de cursus van een door de cursusgeldplichtige ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier. Het inschrijvingsformulier wordt door of namens het bevoegd gezag verstrekt en bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens. Het formulier bevat in ieder geval de naam en het adres van de cursist en, indien deze minderjarig is, van de wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3 Inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt het inschrijvingsformulier als bewijs van inschrijving.

  • 4 Inschrijving geschiedt niet dan nadat:

    • a. het cursusgeld is voldaan, tenzij artikel 13 van toepassing is, of

    • b. een betalingsregeling als bedoeld in artikel 11 is getroffen.

Artikel 10. Beëindiging inschrijving

Het bevoegd gezag beëindigt de inschrijving van de cursist op aanvraag van de cursusgeldplichtige. Het bevoegd gezag verstrekt een bewijs van uitschrijving aan de cursusgeldplichtige. Het bewijs van uitschrijving bevat bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.

Artikel 11. Voldoening cursusgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Het cursusgeld is door de cursusgeldplichtige verschuldigd aan de instelling die het onderwijs aan de cursus verzorgt.

  • 2 Het cursusgeld is, ongeacht het aantal inschrijvingen door een cursist, eenmaal verschuldigd per studiejaar per instelling en wordt voldaan door:

    • a. betaling van het cursusgeld aan het bevoegd gezag bij de inschrijving,

    • b. het bij de inschrijving treffen van een regeling inzake de betaling van het cursusgeld tussen het bevoegd gezag en de cursusgeldplichtige alsmede de naleving door de cursusgeldplichtige, of

    • c. schriftelijke vaststelling bij de inschrijving door of namens het bevoegd gezag dat op de cursusgeldplichtige artikel 13 van toepassing is.

  • 3 De laatste termijn van het cursusgeld wordt in ieder geval betaald binnen 4 maanden na aanvang van de cursus, en uiterlijk voor het einde van de cursus.

  • 4 Indien een cursist in een studiejaar bij dezelfde instelling voor meerdere cursussen staat ingeschreven, is het cursusgeld van de cursus met het hoogste cursusgeldtarief verschuldigd.

  • 5 De cursusgeldplichtige verstrekt aan het bevoegd gezag bewijsstukken voor de aanspraak op terugbetaling van cursusgeld als bedoeld in artikel 14.

Artikel 12. Vermindering cursusgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

Voor een cursist die in de loop van het studiejaar wordt ingeschreven, wordt het cursusgeld verminderd met eentwaalfde deel voor iedere in dat studiejaar reeds verstreken maand.

Artikel 13. Geen cursusgeld verschuldigd

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Geen cursusgeld is verschuldigd indien de cursist bij aanvang van het studiejaar waarin de cursus plaatsvindt de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt.

  • 2 Geen cursusgeld is verschuldigd indien de cursist bij de instelling die de cursus verzorgt, tevens is ingeschreven voor een opleiding waarvoor lesgeld is verschuldigd.

Artikel 14. Terugbetaling cursusgeld

[Wijziging per 01-01-2026. Ga naar volgende gewijzigde onderdeel.]

  • 1 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens een in het tweede of derde lid genoemde reden, wordt het cursusgeld voor het desbetreffende studiejaar op aanvraag van de cursusgeldplichtige geheel of gedeeltelijk terugbetaald met eentwaalfde deel voor iedere in dat studiejaar resterende hele maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven.

  • 2 Teruggave van cursusgeld is uitsluitend mogelijk indien de inschrijving is beëindigd:

    • a. voor de eerste dag waarop de lessen in het studiejaar aanvangen,

    • b. in verband met de inschrijving bij een instelling, mits die inschrijving plaatsvindt in het desbetreffende studiejaar,

    • c. wegens overlijden of ernstige ziekte van de cursist, ter beoordeling van het bevoegd gezag, of

    • d. wegens bij ministeriële regeling te bepalen bijzondere familieomstandigheden.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan teruggave van cursusgeld plaatsvinden op grond van door het bevoegd gezag opgestelde bepalingen als bedoeld in artikel 7.4.8, vierde lid, onder h, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 4 Een aanvraag om teruggave van cursusgeld wordt voor het einde van dat studiejaar gedaan bij het bevoegd gezag.

  • 5 Indien de inschrijving wordt beëindigd wegens het met goed gevolg hebben afgerond van de opleiding, wordt het cursusgeld voor het desbetreffende studiejaar op aanvraag van de cursusgeldplichtige terugbetaald met een tiende deel voor iedere in het studiejaar resterende maand waarin de cursist niet langer zal zijn ingeschreven. De laatste twee maanden van het studiejaar tellen daarbij niet mee.

Artikel 15. Omvang cursusgeld

[Wijziging per 01-01-2026.]

  • 1 Het cursusgeld, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de wet, bedraagt voor de volgende categorieën cursussen voor het cursusjaar 2024–2025:

    • a. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de assistent-opleiding, de entreeopleiding en de basisberoepsopleiding: € 295;

    • b. voor opleidingen beroepsonderwijs voor zover het betreft de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de specialistenopleiding: € 715;

    • c. voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, gericht op het behalen van een diploma als bedoeld in de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of onderdelen van dat diploma: € 0,94 voor elke 45 minuten onderwijs, berekend op basis van het normatieve aantal minuten onderwijs per jaar van de opleiding waarvoor inschrijving heeft plaatsgevonden.

  • 2 De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd aan de hand van de consumentenprijsindex. De ministeriële regeling wordt vastgesteld voor 1 oktober voorafgaand aan het studiejaar waarvoor het gewijzigde cursusgeld zal gelden. De wijziging wordt bepaald door de gemiddelde procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de periode mei tot en met april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling, heeft ondergaan ten opzichte van dezelfde periode in het daaraan voorafgaande jaar. De aldus verkregen wijziging van de cursusgeldbedragen, met uitzondering van het in het eerste lid, onder c, bedoelde bedrag, wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal.

  • 3 Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 16. Afwijking cursusgeldtarieven

Indien de aard van het onderwijs, de cursusduur, het aantal lessen of de doelgroep van de cursus daartoe aanleiding geeft, kunnen bij ministeriële regeling de in artikel 15 genoemde cursusgeldtarieven worden verlaagd.

Artikel 17. Tarieven lesgeld en cursusgeld 2023–2024 in verband met overgang naar nieuwe indexatiesystematiek

[Vervallen per 01-08-2024]

Hoofdstuk 4. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 18. Intrekking Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet

  • 1 Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijven de hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet van kracht tot het tijdstip van inwerkingtreding van de overeenkomstige hoofdstukken van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000.

Artikel 19. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de verschillende hoofdstukken of onderdelen daarvan in werking treden.

Artikel 20. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als «Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000».

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 juni 2000

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de twintigste juni 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals