Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen
omtrent de financiering van de publieke omroep en daartoe de Mediawet te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Wijzigt de Mediawet.]
-
1 Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de personeelsleden
van de Dienst omroepbijdragen, van wie naam en functie zijn vermeld op een door Onze
Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Financiën vastgestelde lijst,
van rechtswege ontslagen en aangesteld als rijksambtenaar in dienst bij het Ministerie
van Financiën, dan wel, indien de nieuwe functie behoort tot hoofdgroep V of VI van
bijlage B bij het Bezoldigings Besluit Rijksambtenaren 1984, in algemene rijksdienst, tewerkgesteld bij het Ministerie van Financiën.
-
2 Ingeval krachtens het eerste lid registergoederen overgaan, zal verandering in de
tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, plaatsvinden. De daartoe benodigde opgaven worden door de zorg van Onze Minister
van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.
Archiefbescheiden van de Dienst omroepbijdragen gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding
van deze wet over naar Onze Minister van Financiën, voor zover zij niet overeenkomstig
de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
-
1 In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Dienst omroepbijdragen dan
wel de directeur van de Dienst omroepbijdragen is betrokken, treedt met ingang van
de datum van inwerkingtreding van deze wet de Staat dan wel Onze Minister van Financiën
in de plaats van de Dienst omroepbijdragen dan wel de directeur van de Dienst omroepbijdragen.
-
2 In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale
ombudsman op grond van artikel 15 van die wet een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de
Dienst omroepbijdragen, treedt Onze Minister van Financiën op dat tijdstip als bestuursorgaan
in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van de Dienst omroepbijdragen.
-
1 In afwijking van artikel I blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 112, vierde lid, 113, 118, tweede, vierde en vijfde lid, 119, 121,140, 141 en 144 tot en met 145h van de Mediawet, van toepassing voor zover het betreft de betaling en invordering van nog niet betaalde
omroepbijdragen waarvan de verschuldigdheid is ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, met dien verstande dat waar in de genoemde artikelen een taak of een
bevoegdheid is toegekend aan de Dienst omroepbijdragen of de directeur van de Dienst
omroepbijdragen, deze taak of bevoegdheid met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet wordt uitgeoefend door Onze Minister van Financiën.
-
2 Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn met het toezicht,
bedoeld in artikel 140 van de Mediawet, belast de op grond van genoemd artikel aangewezen medewerkers van de Dienst omroepbijdragen
die op grond van artikel II zijn aangesteld in dienst bij het Ministerie van Financiën.
Degene aan wie overeenkomstig artikel 118, derde tot en met vijfde lid, van de Mediawet, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze wet,
de mogelijkheid is geboden de omroepbijdrage A in twee dan wel vier termijnen te voldoen,
behoeft termijnbetalingen die uitsluitend betrekking hebben op perioden die aanvangen
na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, niet te voldoen.
[Red: Wijzigt de Mediawet.]
-
2 In een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kan bepaald worden
dat bij invordering van nog niet betaalde omroepbijdragen waarvan de verschuldigdheid
is ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bedragen tot ten hoogste
€ 4,54 niet worden ingevorderd en dat bij restitutie van reeds betaalde omroepbijdrage
over tijdvakken die liggen na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bedragen
van ten hoogste € 0,45 niet worden gerestitueerd. Over te restitueren bedragen wordt
geen rente vergoed.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,
waarbij terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met een daarbij te bepalen
tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.