Wijzigingswet Wet belastingen op milieugrondslag, enz. (bevorderen van energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag)

Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 07-07-2000 t/m heden

Wet van 16 december 1999 tot wijziging van de regulerende energiebelasting en de inkomstenbelasting met het oog op het bevorderen van energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van een verdere vergroening van het fiscale stelsel wenselijk is maatregelen te treffen teneinde energiezuinig en milieuvriendelijk gedrag te bevorderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

Voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, eerste volzin, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden voorts niet tot de bedrijfsmiddelen gerekend, bedrijfsmiddelen ter zake waarvan voor de datum van inwerkingtreding van artikel II door een natuurlijk persoon of lichaam verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt en welke daarna door de belastingplichtige zijn verworven en bestemd zijn om – direct of indirect – hoofdzakelijk ter beschikking te worden gesteld aan de persoon die of het lichaam dat voor de datum van inwerkingtreding van artikel II verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt, dan wel aan een natuurlijk persoon of lichaam waartoe degene die voor de datum van inwerkingtreding van artikel II verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt in een verhouding staat als is omschreven in het achtste lid van voornoemd artikel 11 of in artikel 8, derde lid, onderdeel b of c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel IV

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2000 met uitzondering van de artikelen II en III die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 december 1999

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven drieëntwintigste december 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven