Regeling eisen cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel krijgsmacht

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-2014 t/m heden

Regeling eisen cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel krijgsmacht

Paragraaf 1. Eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid cockpitpersoneel

Artikel 1

Vliegers voldoen aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. grondige kennis van de vakken meteorologie, vliegtuigen, motoren, instrumenten, avionica, navigatie, luchtvaartvoorschriften en vliegtuigfysiologie;

    • 2. grondige kennis van de wijze waarop operaties met luchtvaartuigen van het betreffende krijgsmachtdeel worden uitgevoerd;

    • 3. grondige kennis van de voorschriften inzake het veilig opereren met luchtvaartuigen;

    • 4. grondige kennis van de voorschriften met betrekking tot het gebruik van veiligheids- en reddingsmiddelen en het uitvoeren van noodprocedures.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in de allesomvattende behandeling onder alle omstandigheden van het type luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen, met inbegrip van de uitrusting van dat luchtvaartuig;

    • 2. voorzover toepasselijk voor het desbetreffende type luchtvaartuig, goede bedrevenheid in het bedienen van het luchtvaartuig uitsluitend met behulp van blindvlieginstrumenten;

    • 3. goede bedrevenheid in het navigeren in de lucht met gebruik van navigatiehulpmiddelen;

    • 4. goede bedrevenheid in het gebruik van verbindingsapparatuur en verbindingsprocedures;

    • 5. goede bedrevenheid in het gebruik van veiligheids- en reddingsmiddelen en het uitvoeren van noodprocedures.

Artikel 1a

Personen, belast met het op afstand bedienen van onbemande luchtvaartuigen van de krijgsmacht, voldoen aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. grondige kennis van de vakken, meteorologie, vliegtuigen, navigatie en luchtvaartvoorschriften;

    • 2. grondige kennis van de inrichting en bediening van de mechanische, elektrische en elektronische installaties van het onbemande luchtvaartuig, alsmede de apparatuur ten behoeve van de bediening op afstand;

    • 3. grondige kennis van de wijze waarop operaties door onbemande luchtvaartuigen worden uitgevoerd;

    • 4. grondige kennis inzake het veilig opereren met onbemande luchtvaartuigen;

    • 5. grondige kennis met betrekking tot het uitvoeren van noodprocedures.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in de allesomvattende behandeling onder alle omstandigheden van het onbemande luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen en zijn uitrusting;

    • 2. goede bedrevenheid in het bedienen van het onbemande luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen met behulp van apparatuur ten behoeve van de bediening op afstand;

    • 3. goede bedrevenheid in het uitvoeren van noodprocedures;

    • 4. het gedurende vijf vlieguren bedienen van een eenmotorig vliegtuig tot 2000 kilogram onder leiding van een instructeur.

Artikel 2

Overig cockpitpersoneel aan boord van militaire luchtvaartuigen voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. grondige kennis van de inrichting en de werking van de installaties en de motor of motoren van het type luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen, voorzover deze behoren tot het verantwoordelijkheidsgebied van het desbetreffende lid van het cockpitpersoneel;

    • 2. grondige kennis van de elektronische en elektrische installaties en de instrumenten van het type luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen, voorzover deze behoren tot het verantwoordelijkheidsgebied van het desbetreffende lid van het cockpitpersoneel;

    • 3. grondige kennis van de prestatiegrafieken van het type luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen en hun toepassing, voorzover deze behoren tot het verantwoordelijkheidsgebied van het desbetreffende lid van het cockpitpersoneel;

    • 4. grondige kennis van de voorschriften inzake het veilig opereren met luchtvaartuigen;

    • 5. grondige kennis van de voorschriften met betrekking tot het gebruik van veiligheids- en reddingsmiddelen en het uitvoeren van noodprocedures.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het uitvoeren van de voorgeschreven werkzaamheden voor, tijdens en na de vlucht, alsmede in het lokaliseren en verhelpen van storingen;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van veiligheids- en reddingsmiddelen en het uitvoeren van noodprocedures.

Artikel 3

  • 2 Artikel 1a, onderdeel a, sub 1° en onderdeel b, sub 4° is niet van toepassing ten aanzien van personen belast met het op afstand bedienen van onbemande luchtvaartuigen van de krijgsmacht, voorzover uitsluitend wordt gevlogen in een gebied waarin het burgerluchtverkeer is verboden of beperkt.

Paragraaf 2. Eisen inzake theoretische en praktische bekwaamheid luchtverkeersdienstverleningspersoneel

Artikel 4

Personeel, belast met het geven van plaatselijke luchtverkeersleiding, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. grondige kennis van de organisatie en werkwijze van de luchtverkeersbeveiliging;

    • 2. grondige kennis van de voorschriften betreffende de luchtverkeersbeveiliging;

    • 3. grondige kennis van de operationele voorschriften voor het gebruik van de apparatuur, geïnstalleerd bij de luchtverkeersbeveiliging;

    • 4. grondige kennis van de wijze waarop de apparatuur, geïnstalleerd bij de luchtverkeersbeveiliging, wordt bediend;

    • 5. grondige kennis van het samenstel van procedures die moeten worden gebruikt bij het leiden van het lucht- en grondverkeer bij de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst onder alle weersomstandigheden.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het zelfstandig leiden en controleren van het luchtverkeer en het luchthavenluchtverkeer vanaf de verkeerstoren;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van de radiotelefonieprocedures.

Artikel 5

Personeel, belast met het geven van naderingsluchtverkeersleiding, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. de eisen, genoemd in artikel 4, onderdeel a, sub 1° tot en met 4°;

    • 2. grondige kennis van het samenstel van procedures die moeten worden gebruikt bij het leiden van het luchtverkeer bij de naderingsluchtverkeersleidingsdienst onder alle weersomstandigheden.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het zelfstandig leiden en controleren van het luchtverkeer door het geven van naderingsluchtverkeersleiding onder alle weersomstandigheden;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van de radiotelefonieprocedures.

Artikel 6

Personeel, belast met het geven van algemene luchtverkeersleiding, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. de eisen, genoemd in artikel 4, onderdeel a, sub 1° tot en met 4°;

    • 2. grondige kennis van het samenstel van procedures die moeten worden gebruikt bij het leiden van het luchtverkeer bij de algemene luchtverkeersleidingsdienst onder alle weersomstandigheden.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het zelfstandig leiden, controleren en coördineren van het luchtverkeer door het geven van algemene luchtverkeersleiding onder alle weersomstandigheden;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van de radiotelefonieprocedures.

Artikel 7

Personeel, belast met het geven van radarnaderingsluchtverkeersleiding, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. de eisen, genoemd in artikel 4, onderdeel a, sub 1° tot en met 4°;

    • 2. grondige kennis van het samenstel van procedures die moeten worden gebruikt bij het geven van radarluchtverkeersleiding bij een naderingsluchtverkeersleidingsdienst onder alle weersomstandigheden.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het zelfstandig leiden en controleren van het luchtverkeer door het geven van radarnaderingsluchtverkeersleiding onder alle weersomstandigheden;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van de radiotelefonieprocedures.

Artikel 8

Personeel, belast met het geven van algemene radarluchtverkeersleiding, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. Theoretische bekwaamheid:

    • 1. de eisen, genoemd in artikel 4, onderdeel a, sub 1° tot en met 4°;

    • 2. grondige kennis van het samenstel van procedures die moeten worden gebruikt bij het geven van radarluchtverkeersleiding bij een algemene luchtverkeersleidingsdienst onder alle weersomstandigheden.

  • b. Praktische bekwaamheid:

    • 1. goede bedrevenheid in het zelfstandig leiden en controleren van het luchtverkeer door het geven van algemene radarluchtverkeersleiding onder alle weersomstandigheden;

    • 2. goede bedrevenheid in het gebruik van de radiotelefonieprocedures.

Paragraaf 3. Eisen inzake geestelijke en lichamelijke geschiktheid

Artikel 9

  • 1 Als eisen inzake de geestelijke en lichamelijke geschiktheid van het personeel van de krijgsmacht dat is belast met het bedienen van militaire luchtvaartuigen, dan wel dat is belast met het geven van luchtverkeersdienstverlening, gelden de militaire medische luchtvaarteisen FCL 3 zoals vastgesteld door de Militaire Luchtvaart Autoriteit.

  • 2 Als eisen inzake de geestelijke en lichamelijke geschiktheid en inzake de keuring van niet tot de krijgsmacht behorende personen die zijn belast met het bedienen van onbemande luchtvaartuigen van de krijgsmacht, gelden de in de bijlage vastgestelde eisen.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 1999. Indien de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst wordt uitgegeven na 29 september 1999, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 oktober 1999.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen cockpitpersoneel en luchtverkeersdienstverleningspersoneel krijgsmacht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 september 1999

De

Staatssecretaris

van Defensie,

H.A.L. van Hoof

Bijlage bij artikel 9, tweede lid

Eisen inzake de geestelijke en lichamelijke geschiktheid en inzake de keuring van niet tot de krijgsmacht behorende personen die zijn belast met het bedienen van onbemande luchtvaartuigen van en voor de krijgsmacht
  • 1. Kenmerkend voor de functie en derhalve voor een verantwoorde adequate functieuitoefening zijn:

    • a. goede algemene lichamelijke en psychische gesteldheid;

    • b. goed visueel en auditief vermogen;

    • c. geconcentreerd kunnen werken waarbij extern afleidende factoren genegeerd kunnen worden;

    • d. goede stressbestendigheid;

    • e. goed reactievermogen;

    • f. voldoende flexibiliteit;

    • g. hoge mate van verantwoordelijkheidsbesef.

  • 2. Betrokkene dient vóór indiensttreding een geneeskundig en psychologisch onderzoek en vervolgens jaarlijks een geneeskundig onderzoek te ondergaan. Bij het lichamelijk onderzoek dient met name aandacht te worden besteed aan de cardiovasculaire, endocriene en neurologische orgaansystemen. Het uitgangspunt hierbij dient te zijn dat ziekten en aandoeningen worden uitgesloten die aanleiding kunnen zijn tot geleidelijke of plotselinge incapacitatie. Bijzondere aandacht verdienen de audiovisuele functies en vermogens met de navolgende specifieke eisen:

    • a. gezichtsvermogen:

      • 1. bij iedere jaarlijkse keuring dient het gezichtsvermogen te worden onderzocht; 2.

      • 2. de ongecorrigeerde visus van ieder oog afzonderlijk dient tenminste 0,3 te bedragen en dient gecorrigeerd te kunnen worden tot tenminste 1,0 voor binoculair zien;

      • 3. indien een refractie-afwijking van meer dan 5 dioptrie bestaat of de visus van 1,0 met correctie niet kan worden bereikt, dient een volledig oogheelkundig onderzoek door een oogarts plaats te vinden;

      • 4. in geval van astigmatisme zal dit de 3,0 dioptrie niet te boven gaan;

      • 5. de anisometropie zal de 3,0 dioptrie niet te boven gaan;

      • 6. er mag geen afwijking zijn in het binoculair zien;

      • 7. er mogen geen beperkingen zijn van de gezichtsvelden;

      • 8. er mag geen relevante kleurenzienstoornis aanwezig zijn;

    • b. gehoor:

      • 1. normale conversatiespraak op 2 meter afstand, met de rug naar de onderzoeker, dient zonder beperkingen te worden gehoord;

      • 2. er mag geen gehoorvermindering van meer dan 20 dB voor de frequenties tot 3000 Hz aanwezig zijn;

      • 3. er mag geen gehoorvermindering van meer dan 30 dB voor de frequenties vanaf 3000 Hz aanwezig zijn;

      • 4. bij iedere jaarlijkse keuring dient een audiogram te worden gemaakt.

  • 3. Bij het psychologisch onderzoek vóór indiensttreding dient bijzondere aandacht te worden besteed aan:

    • a. concentratievermogen;

    • b. vigilantie;

    • c. reactievermogen;

    • d. procedure-gericht reageren;

    • e. oog-handcoördinatie en perifere waarneming;

    • f. selectieve aandacht test;

    • g. persoonlijkheidsprofiel.

    Deze aspecten dienen allen adequaat te zijn voor een veilige en verantwoorde functie-uitoefening. Ook tijdens de jaarlijkse vervolgkeuring dient aan deze aspecten aandacht te worden besteed.

  • 4. Voor problemen met betrekking tot de geestelijke of lichamelijke gezondheid geldt dat behandelingen, in het bijzonder medicamenteuze behandelingen, op generlei wijze de functie-uitoefening mogen benadelen.

Naar boven