Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4
(NB! De lang-antwoord vraag is geschikt voor de eindtermen 2, 3, 4, 5, 6. In de beginperiode
van de examens- metopen- vragen zal de nadruk liggen op de kortantwoordvragen in de
C/D examens. De formuleervaardigheid in het Nederlands moet niet te zeer ’meegetoetst’
worden)
De aanvulvraag is met name geschikt voor eindterm2 waar er sprake is van een vraag
naar de hoofdzaak van een tekst(fragment). De kandidaat antwoordt in de taal waarin
de eerste woorden van de aanvulzin geschreven zijn. Er wordt gekozen voor een aanvulvraag
wanneer gevreesd wordt dat de kandidaten moeite zullen hebben het antwoord te formuleren.
Je zet ze alvast op het goede spoor. Een aanvulvraag kan ook voorkomen dat de afleiders
van een MK vraag steeds voor een deel dezelfde woorden bevatten. Kost de kandidaat
alleen maar veel leestijd. Verder is een aanvulvraag geschikt wanneer er niet genoeg
zinnige afleiders te maken zijn.
Voorbeeld 5
Voorbeeld 6
De citeervraag is met name geschikt voor de eindtermen 1, 4 en 5 en bij informatieve
artikelen, ingezonden brieven en andere teksten waarin meningen en/of gevoelens geuit
worden. Een MK vraag kan leiden tot lastig leesbare vragen en verwarrende regelaanduidingen.
Voorbeeld
Voorbeeld 7
De invulopdracht is geschikt voor het toetsen van eindterm 3. Een overmaat aan informatie
uit vaak verschillende teksten maakt het voor kandidaten vaak moeilijk de opdracht
uit te voeren. Voorstructurering in de vorm van een schema voorkomt eindeloos gepuzzel.
Voorbeeld
Voorbeeld 8
Het volgende voorbeeld geeft aan hoe een invulvraag een open dan wel een gesloten
karakter kan hebbn:
Voorbeeld 9
Deze versie van de vraag is gesloten. Eigenlijk is er sprake van 4 meerkeuzeitems
met 3 alternatieven.
Een open versie ontstaat wanneer de opdracht als volgt luidt:
Wat was de weersverwachting voor het Rheinland voor zondag overdag? Wat gebeurt er
met:
-
· Luchtdruk;
-
· Bewolking;
-
· Neerslag;
-
· Temperatuur.
De herordeningsopdracht is geschikt voor het toetsen van eindterm 2 en 3.
Er wordt detailbegrip gevraagd om gegeven informatie in de juiste volgorde te kunnen
zetten, bijvoorbeeld bij een gebruiksaanwijzing, een recept of een serie gebeurtenissen.
Voorbeeld 10