Regeling aanwijzing overheidsorganen, bedoeld in artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet

[Regeling vervallen per 15-03-2013.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-09-2007 t/m 14-03-2013

Regeling aanwijzing overheidsorganen, bedoeld in artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 3.4, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet en artikel 18 van het Frequentiebesluit;

Besluit:

Paragraaf 1. begripsbepaling

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder minister: Minister van Economische Zaken.

Paragraaf 2. aanwijzing overheidorganen

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Als overheidsorganen belast met de zorg voor de veiligheid van de staat, de defensie, alsmede de handhaving van de rechtsorde, bedoeld in artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet, worden aangewezen:

  • a. de Krijgsmachtdelen, de inter-service-organen ressorterende onder de Minister van Defensie, alsmede de op grond van door de Nederlandse regering gesloten internationale overeenkomsten hier te lande aanwezige buitenlandse strijdkrachten voorzover de coördinatie van de bij deze strijdkrachten in gebruik zijnde frequentieruimte geschiedt namens de Minister van Defensie;

  • b. de regionale politiekorpsen, het Korps Landelijke Politiediensten, de onder de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten en instellingen belast met taken op het gebied van de politie, de onder de Minister van Justitie ressorterende diensten en instellingen belast met taken op het gebied van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de tenuitvoerlegging van straffen en de naleving van de vreemdelingenwetgeving;

  • c. de onder de Minister van Algemene Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende diensten belast met de zorg voor de interne veiligheid van de Staat;

  • d. de hier te lande aanwezige buitenlandse diensten van politie en douane, genoemd in de artikelen 40 en 41 van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Trb. 1990, 145).

Artikel 3

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

De aanwijzing van artikel 2 geldt voorzover de frequentieruimte wordt gebruikt voor de uitvoering van de taken die aan deze overheidsorganen zijn opgedragen.

Paragraaf 3. regels ter zake van het gebruik van frequentieruimte

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

De minister wijst de in het frequentieplan aangewezen frequentieruimte, die tot gebruik strekt van de in artikel 2 aangewezen overheidsorganen, toe aan:

  • a. voorzover het betreft frequentieruimte die bestemd is voor de in artikel 2, onder a, genoemde overheidsorganen: de Minister van Defensie;

  • b. voorzover het betreft frequentieruimte die bestemd is voor de in artikel 2, onder b en d, genoemde overheidsorganen: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie gezamenlijk.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Defensie dienen, voorafgaande aan een voorgenomen wijziging van het frequentieplan, een frequentie-onderbouwingsplan in, overeenkomstig een daartoe strekkend verzoek van de minister.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 De bij artikel 4 aangewezen ministers zijn belast met de uitvoering van het door de minister vastgestelde beleid ten aanzien van de verdeling, het beheer en het gebruik van de onderscheidenlijk aan hen toegewezen frequentieruimte.

  • 2 Tot de in het eerste lid bedoelde taak behoren onder meer:

    • a. het bepalen van het toelatingsbeleid;

    • b. het voorbereiden van gebruiks- en technische voorschriften;

    • c. het toezien op de naleving door de gebruikers van de onder b bedoelde voorschriften.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

De in artikel 2, onder a, b, en d, aangewezen overheidsorganen mogen uitsluitend gebruik maken van andere dan de aan hen toegewezen frequentieruimte nadat zij daartoe instemming hebben verkregen van de instellingen of diensten die met het beheer van de betreffende frequentieruimte zijn belast.

Paragraaf 4. voorschriften met betrekking tot radiozendapparaten

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 2 De aangewezen overheidsorganen zullen al het mogelijke doen wat redelijkerwijs van hen verwacht mag worden om te voorkomen dat het door hen uitgeoefende gebruik van de toegewezen frequentieruimte storing of belemmering zal veroorzaken in radiozendapparaten werkende in de niet ten behoeve van hen toegewezen delen van de frequentieruimte dan wel in overige elektrische of elektronische apparaten.

  • 3 De aangewezen overheidsorganen dienen voorts medewerking te verlenen aan de behandeling van klachten over storing door de door hen gebruikte radiozendapparaten, welke behandeling geschiedt overeenkomstig de Regeling klachtbehandeling elektrische en elektronische apparaten.

Paragraaf 5. slotbepalingen

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 december 1998.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing overheidsorganen, bedoeld in artikel 3.4 van de Telecommunicatiewet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries

Naar boven