Regeling geprivilegieerde post gedetineerden

Geraadpleegd op 05-12-2024.
Geldend van 01-01-1999 t/m heden

Regeling geprivilegieerde post gedetineerden

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 37, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet;

Gezien het advies van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing van 16 juli 1998, nr. 704201/98.

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

de Penitentiaire beginselenwet;

b. brief:

een brief of een ander poststuk;

c. envelop:

een envelop of een daarmee vergelijkbare verpakking.

Artikel 2. Algemeen

De directeur is uitsluitend bevoegd de enveloppen van brieven als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet, te openen ter controle op bijgesloten voorwerpen, op de wijze als hieronder bepaald.

Artikel 3. Brieven afkomstig van personen/ instanties genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet

  • 1 De afzender genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet, doet zijn brief in een gesloten envelop en adresseert deze aan de gedetineerde. De afzender sluit de envelop af en voegt deze in een andere envelop en adresseert deze aan de directeur met het verzoek de bijgesloten envelop aan de gedetineerde uit te reiken. De afzender dient er zorg voor te dragen dat kenbaar is in welke hoedanigheid de afzender de brief heeft geschreven.

  • 2 Indien de directeur het met het oog op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen noodzakelijk acht ook de binnenste envelop van de brief of het andere poststuk te openen, dient hij dit in het bijzijn van de gedetineerde te doen.

  • 3 In het geval dat een envelop kennelijk afkomstig is van een van de personen of instanties genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet, maar niet een dubbele envelop is gebruikt, wordt, indien de directeur het noodzakelijk oordeelt de envelop te openen, dezelfde procedure toegepast als vermeld in het tweede lid.

  • 4 In het geval de brief niet herkenbaar is als zijnde afkomstig van een persoon of instantie, genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet, is de directeur niet gehouden aan het bepaalde in het eerste tot en met derde lid.

Artikel 4. Brieven aan personen/instanties genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet

  • 1 Ten aanzien van een gesloten envelop met een brief afkomstig van een gedetineerde, gericht aan een van de personen of instanties genoemd in artikel 37, eerste lid, van de wet, dient de gedetineerde er zorg voor te dragen dat voor de directeur kenbaar is aan welke persoon in welke hoedanigheid, of aan welke instantie de envelop van de brief is gericht.

  • 2 Indien de directeur het met het oog op de controle van de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen noodzakelijk oordeelt de envelop van de brief bedoeld in het eerste lid te openen, dient hij dit in het bijzijn van de gedetineerde te doen.

Artikel 5. Overgangsbepaling

Niet langer van toepassing zijn: De regeling ’contacten met de buitenwereld’, code: 1.873.2:07.125, kenmerk: Gevangeniswezen nr. 510/378 van 8 juni 1978; de regeling ’correspondentie van gedetineerden met leden van de Staten-Generaal’, code -1.873.2-026.2, kenmerk Dir. Gevangeniswezen nr. 297/379 van 14 juni 1979; de regeling ’inzien van enveloppen en brieven van de raadsman’, code: 1.873.2.26.2, kenmerk Dir. Gevangeniswezen nr. 791/385 van 26 september 1985.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 20 oktober 1998

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals