Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 1998

[Regeling vervallen per 01-01-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-1999 t/m 31-12-2003

Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 1998

De Minister van Justitie,

Overwegende dat het voor een goede uitvoering van de taken waarmee de Dienst Vervoer & Ondersteuning is belast, noodzakelijk is dat medewerkers van voornoemde dienst over opsporingsbevoegdheid beschikken, bevoegd zijn geweld te gebruiken, de veiligheidsfouillering toe te passen en bewapend te zijn;

Gelet op het besluit van de Minister van Justitie van 20 januari 1997, nr. 602755/97/DJI; artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 8, eerste, derde, en zevende lid, van de Politiewet 1993, artikel 3a, derde lid, van de Wet wapens en munitie, de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

In dit besluit wordt verstaan onder:

buitengewoon opsporingsambtenaar:

de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 2.

DV&O:

de Dienst Vervoer en Ondersteuning van het Ministerie van Justitie.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De personen die werkzaam zijn bij de DV&O bij:

  • a. de Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening (LBB),

  • b. het Bijzonder Ondersteuningsteam (BOT), en

  • c. de Tijdelijke Executieve Ondersteuning (TEO) zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 2 De in het eerste lid genoemde opsporingsbevoegdheid geldt voor het gehele land.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd de in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De buitengewoon opsporingsambtenaar kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar uitgerust zijn met:

    • a. een korte wapenstok van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type;

    • b. een semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

    • c. handboeien van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type.

  • 2 De buitengewoon opsporingsambtenaar, met uitzondering van de personen die werkzaam zijn bij de TEO, kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar tevens uitgerust zijn met een semi-automatisch machinepistool van het merk Heckler & Koch, type MP5 A2 (met vaste kolf: niet automatisch) en type MP5 A3 (met inschuifbare kolf: niet automatisch) kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

  • 3 De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij de LBB, kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar bovendien uitgerust zijn met CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd merk en type.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 De procureur-generaal in het ressort Amsterdam is bevoegd tot het beëdigen van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 2 Op grond van dit besluit kunnen maximaal 275 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

  • 1 Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht.

  • 2 Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

De directeur van de DV&O brengt jaarlijks met betrekking tot bij de dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit over:

  • a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren binnen de dienst;

  • b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

  • c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor de Cito-toets en hoeveel personen in dat verslagjaar zijn geslaagd, en

  • d. de stand van zaken met betrekking tot de training, de bekwaamheid in de omgang met geweldsmiddelen daaronder begrepen, van die buitengewoon opsporingsambtenaren.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Het Besluit van de Minister van Justitie van 3 september 1993, kenmerk SW/93/30, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Beveiligd Vervoer Justitie 1994 en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Landelijke Bijzondere Bijstandsverlening 1995 worden ingetrokken.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Penitentiaire Beginselenwet in werking treedt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit is geldig tot 5 jaar na de datum van inwerkingtreding.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2004]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Vervoer & Ondersteuning 1998.

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 28 september 1998

De

Minister

van Justitie,
namens deze,
het wnd.

hoofd directie Opsporingsbeleid

,

A.M. van der Meer

Naar boven