Indien een pensioen wordt beëindigd vindt de uitbetaling van de vakantie-uitkering, waarop op grond van dat pensioen recht bestaat, gelijktijdig plaats met de uitbetaling van de laatste termijn van dat pensioen of zo spoedig mogelijk daarna.
De uitbetaling van vakantie-uitkering over de maanden dat de uitbetaling van pensioen dan wel uitkering is opgeschort of geschorst, vindt niet eerder plaats dan nadat die opschorting of schorsing is opgeheven. Indien de uitbetaling van een pensioen dan wel uitkering gedeeltelijk is opgeschort, is de eerste zin van overeenkomstige toepassing op de vakantie-uitkering die betrekking heeft op dat gedeelte van het pensioen dan wel uitkering dat door opschorting of schorsing niet is uitbetaald.
De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juli 1985, nr. SZ/SV/VV/85/1382 (Stcrt. 151) wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 1996.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitbetaling vakantie-uitkering.