Wijziging vaststelling energieprogramma’s (tweede tranche)

[Regeling vervallen per 11-06-2005.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 20-10-1996 t/m 10-06-2005

Wijziging vaststelling energieprogramma’s (tweede tranche)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, eerste en tweede lid, en 6, eerste lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s;

Besluit:

Artikel I

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

[Red: Wijzigt de regeling van 3 juni 1996, houdende vaststelling van enige energieprogramma’s, de daarvoor beschikbare bedragen en de periodes in 1996 waarin aanvragen om subsidie met betrekking tot die programma’s kunnen worden ingediend (tweede tranche).]

Artikel II

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A

Als programma’s als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Besluit subsidies energieprogramma’s worden vastgesteld de programma’s, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 en 2, onder A.

B

  • 1 Voor ieder van de in de bijlagen 1 en 2 opgenomen programma’s zijn de bedragen beschikbaar, die zijn opgenomen in de desbetreffende bijlagen, onder B.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bedragen zijn beschikbaar voor aanvragen die zijn ontvangen in de in de desbetreffende bijlagen onder C opgenomen periodes.

Artikel III

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 oktober 1996

De

Minister

van Economische Zaken,

G.J. Wijers

1.

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma niet-conventionele ondergrondse energiebronnen 1996

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Niet-conventionele Ondergrondse Energie-bronnen is het vergaren en consolideren van kennis op het gebied van ondergrondse energiewinning uit kolen en van geothermische energie. Het programma is ingedeeld in twee onderdelen:

  • 1. koolbedmethaan

    Dit onderdeel richt zich op de globale inventarisatie van het potentieel van koolbedmethaan en het globaal aangeven van de implementatiemogelijkheden door middel van een verkennende haalbaarheidsstudie, uit te voeren door de Technische Universiteit Delft.

  • 2. geothermische energie

    Dit onderdeel richt zich op de instandhouding van de expertise in Nederland met betrekking tot aardwarmtewinning. Het betreft onder meer de volgende nauw met elkaar samenhangende onderwerpen:

    • Kennisoverdrachtactiviteiten;

    • Monitoren van internationale ontwikkelingen;

    • Ondersteuning geothermisch onderzoek TU-Delft;

    • Detaillering potentiële aardwarmte-formaties.

. Beoordelingscriteria

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de kosten van het project in relatie tot de bijdrage aan de doelstellingen van het programma;

  • b. de slaagkans van het project;

  • c. de energie- en milieuverdienste van het project;

  • d. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheidsbeleid;

  • e. de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • f. de mate van aansluiting op lopende reeds eerder door Novem gesteund onderzoek op het gebied van niet-conventionele energiewinning uit kolen en geothermische energie.

. Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

ad f. Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door de aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat doublures worden vermeden.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen met betrekking tot het programma Niet-conventionele ondergrondse Energiebronnen bedraagt f 1.004.375,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma Niet-conventionele Onder-grondse Energiebronnen moeten zijn ontvangen in de periode 15 oktober 1996 tot en met 30 november 1996.

Nadere informatie is verkrijgbaar bij:

Novem, postbus 17, 6130 AA Sittard, tel. 046-4595295

2.

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

A. Programma warmtepompen 1996

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het doel van het programma Warmtepompen is het bevorderen van de toepassing van warmtepompen in de woningbouw, in utiliteitsgebouwen en in de industrie in brede zin, en wel op zodanige wijze, dat daarmee maximaal wordt bijgedragen aan de besparing op het gebruik van fossiele brandstoffen.

Het programma richt zich vooral op projecten op het gebied van haalbaarheid, specifieke technologie-ontwikkeling, demonstratie en marktintroductie.

Behalve via het onderhavige programma is in sommige situaties ook ondersteuning voor de investering in warmtepompen mogelijk via het Besluit tenders industriële energiebesparing (BTIEB) of via het Besluit subsidies energiebesparende technieken (BSET). De anti-cumulatiebepalingen van de onderscheiden besluiten zijn onverkort van toepassing.

1. Woningbouw

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op de toepassing van warmtepompsystemen in de huishoudelijke sector en op zowel individuele als collectieve systemen. In 1996 komen vooral projecten voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op:

  • de ontwikkeling van warmtepompsystemen voor ruimteverwarming en warmtapwatervoorziening ter voorbereiding van eventueel na 1996 ‐ in samenwerking met energiedistribu-tiebedrijven ‐ te entameren demonstratieprojecten. Het gaat om warmtepompsystemen voor de specifieke Nederlandse markt;

  • het uitvoeren van haalbaarheidsstudies naar warmtepomptoepassingen in nieuwbouw en bestaande woningbouw, aansluitend op reeds bestaande kennis of lopende haalbaarheidsstudies naar andere warmtevoorzieningsopties;

  • het ontwikkelen en demonstreren van (retrofit) warmtepompsystemen ten behoeve van warmtapwaterbereiding om te komen tot een marktrijp produkt, aansluitend op reeds bestaande ontwikkelingen.

2. Utiliteitsgebouwen

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Dit onderdeel richt zich op de toepassing van warmtepompsystemen in de sector utiliteitsgebouwen in zowel individuele als collectieve systemen. De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen, zijn:

  • kennisoverdrachtprojecten;

  • haalbaarheidsonderzoeken;

  • demonstratie-projecten;

  • marktintroductieprojecten.

Toepassingsgebieden waar de eerste voorkeur naar uitgaat, zijn kantoorgebouwen, zorginstellingen, zwembaden en hotels.

3. Industrie

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De voornaamste soorten projecten die in 1996 voor subsidie in aanmerking komen zijn respectievelijk haalbaarheidsstudies en kennisoverdrachtprojecten die de toepassing van warmte-pompen in de juiste context in een industrieel proces aantonen en de basis vormen voor investeringsbeslissingen respectievelijk verdere marktintroductie.

De voornaamste soorten toepassingen waar de ondersteuning zich op richt, zijn:

  • Unit operations: indampen en drogen; destilleren; gecombineerde koeling en verwarming; inter-unit-toepassingen en procesintegratie;

  • Milieutechnologieën: koeling met grondwater; slibverwerking; geuremissies.

Dit met name voor toepassing in de sectoren voedings- en genotmiddelenindustrie, papier, textiel, chemie, keramiek en agrarische sector, waaronder de glastuinbouw.

. Overige beoordelingsaspecten

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van een programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:

  • a. de slaagkans van het project;

  • b. de milieuverdienste van het project;

  • c. de relevantie voor andere doelstellingen van het overheidsbeleid en de aansluiting op internationale ontwikkelingen;

  • d. de mate waarin het project past in een aanwezig innovatietraject;

  • e. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van het programma;

  • f. de mate van betrokkenheid van de apparatenbouwende industrie (aanbodzijde) en/of organisaties aan de gebruikerszijde;

  • g. de mate waarin het project reproduceerbaar is en de mate waarin de resultaten van het project tot verdere toepassing in de markt kunnen leiden;

  • h. de mate waarin kennisoverdracht plaatsvindt;

  • i. bij haalbaarheidsprojecten voor de industrie: de mate waarin in de haalbaarheidsstudie tevens aandacht wordt besteed aan de totale energiehuishouding in het bedrijf en aan procesintegratie.

. Toelichting

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Toelichting op bovengenoemde aspecten:

  • Ad a Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht zal het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast een inschatting van de technische en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten kunnen slechts dan voor subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische haalbaarheid voldoende is aangetoond.

  • Ad b Bij de bepaling van de milieu-verdienste wordt rekening gehouden met:

    • de mate waarin CO2-emissie wordt vermeden (ton/jaar);

    • de mate waarin emissies van andere milieuschadelijke stoffen worden gereduceerd of voorkomen. Voorkeur hebben warmtepomp-toepassingen met natuurlijke koudemiddelen, zoals propaan/butaan, ammoniak en luchtcycli. Gelet op de samenhang tussen CO2-emissie en energieverbruik, geldt met name voor marktintroductieprojecten dat de beoogde warmtepomp een voldoende hoge efficiency dient te hebben (Primary Energy Ratio (PER) groter of gelijk aan 1,2).

  • Ad d Van belang is dat projecten zoveel mogelijk aansluiten op reeds eerder door aanvrager of door anderen gegenereerde kennis en dat doublures worden vermeden.

  • Ad e Met name bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden de projectkosten getoetst aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten in termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ) en per hoeveelheid vermeden CO2-emissie (gulden/ton CO2).

  • Ad f Bij de introductie van nieuwe technieken is het van belang dat er in een vroeg stadium betrokkenheid is van de aanbodzijde (fabrikanten en leveranciers) en gebruikerszijde. De voorkeur wordt dan ook gegeven aan projecten met een wezenlijke betrokkenheid van deze organisaties, zowel inhoudelijk als financieel.

  • Ad g Het project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin de resultaten van een dergelijk project toepasbaar zijn in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel voor de betreffende technologische toepassing bestaat.

    Aan de doelstellingen van het programma kunnen met name bijdragen:

    • energiedistributiebedrijven;

    • fabrikanten van warmtepompen;

    • fabrikanten van componenten van warmtepompsystemen;

    • gebouweigenaren/-beheerders;

    • woningbouwcorporaties;

    • projectontwikkelaars;

    • installateurs en architechtenbureaus;

    • instellingen voor onderzoek en hoger of wetenschappelijk onderwijs.

B. Budget

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Het bedrag dat beschikbaar is voor het doen van subsidietoezeggingen op in 1996 ontvangen aanvragen voor het programma-onderdeel Warmtepompen bedraagt f 1.500.000,00.

C. Aanvraagperiode

[Regeling vervallen per 11-06-2005]

Aanvragen met betrekking tot het programma-onderdeel Warmtepompen moeten zijn ontvangen in de periode 15 oktober 1996 tot en met 30 november 1996.

Nadere informatie is te verkrijgen bij: Novem, postbus 8242, 3503 RE Utrecht, tel. 030-2393493.

Naar boven