A. Programma Diensten 1996
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het doel van het programma Diensten 1996 is het bijdragen aan de realisatie van de
energiebesparingsdoelstelling utiliteitsbouw, zoals die in 1993 is geformuleerd in
de Vervolgnota Energiebesparing. Hierin wordt voor deze sector tussen 1989 en 2000
een efficiency-verbetering van 23% ten doel gesteld. Ook projecten die voor 2000 gerealiseerd
worden, maar hun bijdrage aan de energiebesparing grotendeels na 2000 leveren, komen
in aanmerking voor een subsidie uit dit programma.
Het programma is ingedeeld in drie onderdelen:
-
1
Nieuwbouw Utiliteit
In dit onderdeel komen vooral projecten in aanmerking voor subsidies die gericht zijn
op:
- -
onderzoeksprojecten en kennisoverdrachtsprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling
en toetsing van hulpmiddelen die gebruikt kunnen worden om tot een energie-efficiënt
gebouwontwerp te komen;
- -
haalbaarheids- en demonstratieprojecten die zich richten op het verbeteren van de
marktsituatie voor het bouwen op een energetisch niveau dat 10 tot 15% lager is dan
de EPN-norm. Het betreft gebouwen tussen de 1000 en 10.000 m2 gebruiksoppervlakuit de sector kantoren, zorgsector en de sector onderwijs;
- -
produktontwikkeling c.q. -optimalisatie van energiebesparende maatregelen, relevant
voor gebouwen, die nodig blijken om te voldoen aan de EPN+-doelstelling van 10 tot
15% lager dan de EPN-norm;
- -
kennisoverdrachtactiviteiten m.b.t. energieprestatienormering. Deze activiteiten
dienen een voortzetting te zijn van het reeds eerder door Novem opgezette kennisoverdrachttraject
inzake energieprestatienormering. Voor deze projecten komen in dit verband branche-organisaties
uit de bouwwereld in aanmerking voor subsidie;
- -
haalbaarheids-, onderzoeks- of ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- en
kennisoverdrachtsprojecten gericht op een snelle implementatie van technieken die
een aanzienlijke energiebesparing kunnen opleveren binnen de utiliteitsbouw of binnen
de openbare verlichting.
-
2
Bestaande bouw
Met bedrijven, instellingen of branches uit de utiliteitsbouw, met name de zakelijke
dienstverlening, de detailhandel en horeca, het onderwijs en de zorgsector, worden
door de overheid meerjarenafspraken gemaakt waarin wordt vastgelegd op welke wijze
er gewerkt zal gaan worden aan de realisatie van besparingsdoelstellingen. Naast de
meerjarenafspraken wordt er met grote branches samengewerkt om op gestructureerde
wijze kennisoverdracht plaats te laten vinden naar de individuele instellingen en
bedrijven die binnen de branche vallen. In 1996 komen die projecten voor subsidie
in aanmerking die plaatsvinden in het kader van meerjarenafspraken of branche-aanpakken.
Het kan daarbij gaan om haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten,
praktijkexperimenten, demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtprojecten
die er op zijn gericht nieuwe technieken, methodieken of systemen die een substantiële
bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de besparingsdoelstelling, grootschalig
op de markt toegepast te krijgen.
Naast de projecten die plaatsvinden in het kader van meerjarenafspraken of branche-aanpakken,
worden kennisoverdrachtprojecten in de bestaande bouw ondersteund die voortkomen uit
demonstratie- en ontwikkelingsprojecten die in voorgaande jaren zijn uitgevoerd en
ondersteund door Novem.
-
3
Installateurs
In 1995 is er een intentieverklaring afgesloten met de branche-verenigingen van de
installateurs en de adviseurs. Doel van deze verklaring is om in 1996 te komen tot
een convenant waarin afspraken worden gemaakt over een versterkte rol van deze partijen
bij het realiseren van energiebesparing. In 1996 komen die projecten in aanmerking
voor subsidie die plaatsvinden in het kader van deze intentieverklaring. Het kan daarbij
gaan om demonstratie- en marktintroductieprojecten en kennisoverdrachtsprojecten die
er op gericht zijn nieuwe methodieken in deze branches geïmplementeerd te krijgen.
Overige beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a de slaagkans van het project;
-
b de milieuverdienste van het project;
-
c de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
d de mate waarin het project past in een aanwezig innovatie-traject van de aanvrager
of van anderen;
-
e de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen
van het programma;
-
f de nieuwheid van het project;
-
g de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
h de kostprijs(verlaging) van een voor het programma relevante techniek;
-
i de mate waarin relevante kennisoverdracht plaatsvindt;
-
j de looptijd van het project.
Toelichting
Toelichting op bovengenoemde aspecten:
Ad a. Voor het vaststellen van de slaagkans van een project wordt, naast de technische
en financieel/economische haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van
organisatorische en bestuurlijke aard, alsmede met de financiële draagkracht van de
aanvrager. Demonstratie- en marktintro-ductieprojecten kunnen worden
ondersteund als de technische en financieel/economische haalbaarheid voldoende zijn
aangetoond.
Ad b. Bij de bepaling van de milieu-verdienste wordt, naast de energie-efficiency-verbetering,
rekening gehouden met de te bereiken CO2-emissie-reductie.
Ad d. Onderzoeks- en ontwikkelings-projecten worden mede beoordeeld
op basis van de stand van zaken van voorafgaand onderzoek.
Ad e. De projectkosten worden getoetst aan de energie- en milieuverdiensten in termen
van kosten per
hoeveelheid bespaarde primaire energie (gulden/GJ) en/of per hoeveelheid vermeden
CO2-emissie (gulden/ton CO2).
Ad f. Onder het nieuwheidscriterium wordt verstaan:
Het betreft hier voor Nederland in meer of mindere mate grensverleggende toepassingen.
Ad g. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van inzicht
in de markttoepassing, het herhalingspotentieel van het project of produkt, alsook
het draagvlak van het project of produkt bij relevante marktpartijen.
Ad h. Bij de beoordeling van het project dient voldoende inzicht te worden verschaft
met betrekking tot de kostprijs(verlaging) van de techniek of het produkt om de markttoepassing
ten opzicht van andere technieken/produkten te beoordelen.
Ad i. De ondersteuning van een project wordt mede beoordeeld op basis van de in de
aanvraag opgenomen relevante kennisoverdrachtactiviteiten. Afhankelijk van het soort
project, dient de aanvrager bij te dragen aan de opgenomen kennisoverdrachtactiviteiten,
bijvoorbeeld door het schrijven van een artikel voor een vakblad.
Ad j. Het project dient vóór 2000 afgerond te zijn.
Aan de doelstelling van het programma Diensten kunnen met name partijen bijdragen
die een structurele relatie hebben met de eindverbruikers. Hierbij gaat het vooral
energiedistributiebedrijven, adviesbureaus, installateurs, branche- of koepelorganisaties
en andere intermediaire groepen. Specifiek voor de nieuwbouwkantoren kunnen ook beleggers
of financiers, projectontwikkelaars en partijen die verantwoordelijk zijn voor het
bouwmanagement projecten indienen.
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma wordt tevens bepaald door de volgende aspecten: