Reglement rijbewijzen

Geraadpleegd op 26-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2023.
Geldend van 01-09-2023 t/m 31-12-2023

Besluit van 30 mei 1996, houdende uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 (Reglement rijbewijzen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 november 1993, nr. R 163248, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) en op de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 5 april 1994, nr. W09.93.0755);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 mei 1996, nr. R 219195, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • basiskwalificatie: opleidings- en kennisniveau dat de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;

  • bestuurdersattest: bestuurdersattest als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • deelcertificaat: certificaat aantonende dat de bestuurder een aantal uren nascholing heeft gevolgd, maar nog niet met goed gevolg heeft voltooid;

  • getuigschrift van nascholing: bewijs dat de houder de nascholing met goed gevolg heeft voltooid;

  • getuigschrift van vakbekwaamheid: bewijs dat de houder de basiskwalificatie heeft behaald;

  • gezondheidsverklaring: verklaring van de aanvrager ter zake van zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarvoor een verklaring van geschiktheid wordt verlangd;

  • IBC: Intermediate Bulk Container, een door het CBR goedgekeurde stijve of flexibele verpakking;

  • keuringsverslag: op basis van een keuring van de aanvrager opgemaakt verslag volgens een door het CBR vastgesteld model betreffende de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager tot het besturen van motorrijtuigen;

  • landbouw- of bosbouwtrekker: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • ledige massa: massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen, die met het voertuig worden vervoerd;

  • massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • mobiele machine: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • motorrijtuig met automatische schakeling: motorrijtuig, niet zijnde een motorrijtuig met handschakeling, al dan niet voorzien van een schakelaar of een hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig;

  • motorrijtuig met beperkte snelheid: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • motorrijtuig met handschakeling: motorrijtuig, met een koppeling, die door de bestuurder moet worden bediend om weg te rijden, te stoppen en te schakelen;

  • nascholing: periodiek opleidingstraject dat in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;

  • oplegger: aanhangwagen waarvan een aanzienlijk deel van de massa, bij gelijkmatig verdeelde lading, door het trekkend voertuig wordt gedragen;

  • persoonssleutel: unieke code toegekend aan natuurlijke personen zonder burgerservicenummer om deze eenduidig te kunnen identificeren;

  • praktijkexamen vakbekwaamheid: praktijkgedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;

  • richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn;

  • technisch toegestane maximum massa: maximum massa waarvoor het motorrijtuig is goedgekeurd en op grond van het certificaat van overeenstemming geschikt is, dan wel maximum massa waarvoor de aanhangwagen op grond van de constructieplaat geschikt is;

  • theorie-examen vakbekwaamheid: theoretische gedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;

  • toegestane maximum massa: ledige massa, vermeerderd met het maximum toegestane gewicht aan lading;

  • verklaring van geschiktheid: verklaring waaruit blijkt dat de aanvrager de lichamelijke en geestelijke geschiktheid bezit tot het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring vermelde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën;

  • verklaring van nascholing: verklaring die het CBR in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de nascholing met goed gevolg heeft voltooid;

  • verklaring van rijvaardigheid: verklaring waaruit blijkt van een onderzoek met goed gevolg naar de rijvaardigheid van de aanvrager tot het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring vermelde rijbewijscategorie;

  • verklaring van vakbekwaamheid: verklaring die het CBR in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald;

  • Verordening (EU) nr. 165/2014: Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU 2014, L 60);

  • verwisselbaar uitrustingsstuk: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen;

  • wet: Wegenverkeerswet 1994.

§ 2. Uitzonderingen rijbewijsplicht

Artikel 2

  • 1 Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie AM, bromfietsen op twee wielen, is geen rijbewijs vereist:

    • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor die rijbewijscategorie, mits:

      • I. die bestuurder in het bezit is van een niet langer dan een jaar en zes maanden van tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie AM;

      • II. de bestuurder geen andere personen vervoert, uitgezonderd degene die aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft;

    • b. tijdens het praktijkexamen.

  • 2 Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A1 is geen rijbewijs vereist:

    • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor die rijbewijscategorie, mits:

      • I. die bestuurder in het bezit is van een van de volgende documenten:

        • 1°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

        • 2°. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

        • 3°. een geldig rijbewijs A1 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 4°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 5°. een geldig rijbewijs B;

        • 6°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • II. de bestuurder geen andere personen vervoert, uitgezonderd degene die aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft;

    • b. tijdens het praktijkexamen.

  • 3 Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A2 is geen rijbewijs vereist:

    • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor die rijbewijscategorie, mits:

      • I. die bestuurder in het bezit is van een van de volgende documenten:

        • 1°. een geldig rijbewijs A1;

        • 2°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 3°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

        • 4°. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

        • 5°. een geldig rijbewijs A2 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 6°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 7°. een geldig rijbewijs B;

        • 8°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • II. de bestuurder geen andere personen vervoert, uitgezonderd degene die aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft;

    • b. tijdens het praktijkexamen.

  • 4 Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A is geen rijbewijs vereist:

    • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor die rijbewijscategorie, mits:

      • I. die bestuurder, indien hij de leeftijd van 24 jaren nog niet heeft bereikt, in het bezit is van een van de volgende documenten:

        • 1°. een geldig rijbewijs A2;

        • 2°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 3°. of, indien de bestuurder niet beschikt over een rijbewijs voor de categorie A2, een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

      • II. die bestuurder, indien hij de leeftijd van 24 jaren heeft bereikt, in het bezit is van een van de volgende documenten:

        • 1°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

        • 2°. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

        • 3°. een geldig rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 4°. een geldig rijbewijs A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 5°. een geldig rijbewijs A2;

        • 6°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 7°. een geldig rijbewijs A1;

        • 8°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 9°. een geldig rijbewijs B;

        • 10°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • III. de bestuurder geen andere personen vervoert, uitgezonderd degene die aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 geeft;

    • b. tijdens het praktijk-examen.

  • 5 De in het eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel a, derde lid, onderdeel a, of vierde lid, onderdeel a, bedoelde bestuurders zijn verplicht op de eerste vordering van de in artikel 159, onderdeel a, van de wet bedoelde personen de door het CBR verstrekte verklaring ter inzage af te geven.

Artikel 3

Voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorieën C1, C, D1, D, E en T is geen rijbewijs vereist bij het uitvoeren van de van het praktijk-examen deel uitmakende bijzondere verrichtingen voor zover het motorrijtuig daarbij niet onder toezicht wordt bestuurd:

  • a. gedurende de tijd dat aan de bestuurder rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor een van die rijbewijscategorieën, en

  • b. tijdens het praktijk-examen.

Artikel 4

Voor het besturen van motorrijtuigen is geen rijbewijs vereist tijdens het afleggen van de in de artikelen 101, eerste lid, aanhef, en 103, negende lid, bedoelde rijproef, mits de bestuurder in het bezit is van een oproep voor die rijproef.

§ 3. Minimumleeftijd voor het besturen van motorrijtuigen

Artikel 5

  • 1 Voor het besturen van motorrijtuigen gelden de volgende minimumleeftijden:

    • a. voor de rijbewijscategorie AM: 16 jaren;

    • b. voor de rijbewijscategorie A1: 18 jaren;

    • c. voor de rijbewijscategorie A2: 20 jaren;

    • d. voor de rijbewijscategorie A, indien de bestuurder reeds in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A2: 22 jaren;

    • e. voor de rijbewijscategorie A, indien de bestuurder niet in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A2: 24 jaren;

    • e1. In afwijking van onderdelen d en e geldt voor bestuurders van driewielige motorrijtuigen van de rijbewijscategorie A de leeftijd van eenentwintig jaren;

    • f. voor de rijbewijscategorie B en E bij B: 18 jaren;

    • g. voor de rijbewijscategorie C1 en E bij C1: 18 jaren;

    • h. voor de rijbewijscategorieën C en E bij C, indien betrokkene niet tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 21 jaren;

    • i. voor de rijbewijscategorieën C en E bij C, indien betrokkene tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 18 jaren;

    • j. voor de rijbewijscategorieën D1 en E bij D1, indien betrokkene niet tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 21 jaren;

    • k. voor de rijbewijscategorieën D1 en E bij D1, indien betrokkene tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 18 jaren;

    • l. voor de rijbewijscategorieën D en E bij D, indien betrokkene niet tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 24 jaren;

    • m. voor de rijbewijscategorieën D en E bij D, indien betrokkene tevens in het bezit is van het getuigschrift van vakbekwaamheid: 21 jaren.

  • 3 Voor bestuurders van landbouw- en bosbouwtrekkers, gehandicaptenvoertuigen, anders dan die bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines, alsmede voor bestuurders van motorrijtuigen waarvoor geen rijbewijsplicht geldt, geldt de minimumleeftijd van 16 jaren.

  • 4 Van de in het derde lid vastgestelde minimumleeftijd kan ontheffing worden verleend voor zover het betreft gehandicaptenvoertuigen als bedoeld in dat lid.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, geldt voor bestuurders van een motorrijtuig van de categorie A1 de minimumleeftijd van 16 jaren, indien zij beschikken over een geldig rijbewijs voor de categorie A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dan wel over een door het daartoe bevoegde gezag in Nederland afgegeven rijbewijs voor die categorie dat is verkregen door omwisseling overeenkomstig artikel 45.

  • 6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, geldt voor bestuurders van een motorrijtuig van de categorie A2 de minimumleeftijd van 18 jaren indien zij beschikken over een geldig rijbewijs voor de categorie A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dan wel over een door het daartoe bevoegde gezag in Nederland afgegeven rijbewijs voor die categorie dat is verkregen door omwisseling overeenkomstig artikel 45.

  • 7 In afwijking van het eerste lid, onderdeel d, geldt voor bestuurders van een motorrijtuig van de categorie A, niet zijnde een driewielig motorrijtuig van die categorie, de minimumleeftijd van 20 jaren, indien zij beschikken over een geldig rijbewijs voor de categorie A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dan wel over een door het daartoe bevoegde gezag in Nederland afgegeven rijbewijs voor die categorie dat is verkregen door omwisseling overeenkomstig artikel 45.

  • 8 In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, geldt voor bestuurders van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B de leeftijd van zeventien jaren indien betrokkene in het bezit is van een rijbewijs B en een geldige, aan hem afgegeven begeleiderspas en wordt begeleid door een begeleider.

  • 9 In afwijking van het eerste lid, onderdeel f, en het achtste lid geldt voor degene die in het kader van begeleid rijden ten behoeve van de rijbewijscategorie B de tussentijdse toets, bedoeld in artikel 70, vierde lid, aflegt de leeftijd van zestien jaren en zes maanden.

  • 10 In afwijking van het eerste lid, onderdeel h, geldt voor het Nederlandse grondgebied de leeftijd van 18 jaar, indien:

    • a. de bestuurder een door het bevoegd gezag van een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding afgegeven gewaarmerkte verklaring kan overleggen waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en

    • b. de bestuurder door middel van een geldig bewijs van inschrijving kan aantonen dat hij nog staat ingeschreven bij de opleiding.

  • 11 De in het eerste lid, onderdeel m, vastgestelde minimumleeftijd van 21 jaren geldt niet indien het vervoer in het Europese deel van Nederland plaatsvindt en:

    • a. de bestuurder de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 20 jaren heeft bereikt en,

      • 1°. het vervoer betreft zonder passagiers; of

      • 2°. het personenvervoer op geregelde diensten betreft waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt; of

    • b. de bestuurder de leeftijd van 20 jaren heeft bereikt.

§ 4. Eisen ten aanzien van het geven van rijonderricht

Artikel 6

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt de in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, genoemde leeftijd van 18 jaren niet voor zover degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de rijbewijscategorie A1 de leeftijd van 17 jaren heeft bereikt.

  • 3 In afwijking van het eerste lid geldt de in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, genoemde leeftijd van 20 jaren niet voor zover degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de rijbewijscategorie A2 de leeftijd van 19 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A1, dan wel een rijbewijs van de categorie A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 4 In afwijking van artikel 5, eerste lid, onderdelen d en e, geldt voor de rijbewijscategorie A een minimumleeftijd van 21 jaar indien rijonderricht wordt gegeven ten behoeve van de categorie A in verband met het besturen van een motorrijtuig op drie wielen, niet zijnde een motorrijtuig op twee wielen met aanhangwagen, met een vermogen van meer dan 15 kW.

  • 5 In afwijking van het eerste lid geldt de in artikel 5, eerste lid, onderdeel f, en negende lid, genoemde leeftijd van 18, respectievelijk 17 jaren niet voor zover degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de rijbewijscategorie B de leeftijd van zestien jaren en zes maanden heeft bereikt.

  • 6 In afwijking van het eerste lid geldt de in artikel 5, eerste lid, onderdelen g en h, genoemde leeftijd van 18, respectievelijk 21 jaren niet voor zover:

    • a. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de categorie C1 of C een opleiding volgt in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs tot beroepschauffeur in het goederenvervoer over de weg,

    • b. dat rijonderricht wordt gegeven in dat kader, en

    • c. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven de leeftijd van 17 jaren heeft bereikt.

  • 7 In afwijking van het eerste lid geldt de in artikel 5, eerste lid, onderdeel m, genoemde minimumleeftijd van 21 jaren niet voor zover degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de rijbewijscategorieën D en E bij D in combinatie met het getuigschrift van vakbekwaamheid de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt.

Artikel 7

  • 1 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor rijbewijscategorie AM dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven op een tweewielige bromfiets dient in het bezit te zijn van een niet langer dan een jaar en zes maanden van tevoren afgegeven verklaring dat hij is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie AM;

    • b. indien degene die rijonderricht geeft, zich achter de bestuurder op de tweewielige bromfiets bevindt, mag geen rijonderricht worden gegeven aan andere personen dan aan die bestuurder. Hetzelfde geldt indien degene die rijonderricht geeft, zich naast de bestuurder in de drie- of vierwielige bromfiets bevindt;

    • c. indien degene die rijonderricht geeft aan bestuurders van tweewielige bromfietsen, zich niet achter de bestuurder op de tweewielige bromfiets bevindt, mag rijonderricht worden gegeven aan ten hoogste vier bestuurders en dient tussen degene die rijonderricht geeft en de bestuurder of bestuurders die rijonderricht ontvangt of ontvangen, radiografisch contact te bestaan;

    • d. degene die rijonderricht geeft aan een bestuurder van een bromfiets mag niet tegelijkertijd rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor een andere rijbewijscategorie.

  • 2 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor de rijbewijzen A1, A2 en A dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. indien degene die rijonderricht geeft, zich achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt, mag geen rijonderricht worden gegeven aan andere personen dan aan die bestuurder;

    • b. indien degene die rijonderricht geeft, zich niet achter de bestuurder op het motorrijtuig bevindt, mag rijonderricht worden gegeven aan ten hoogste twee bestuurders en dient tussen degene die rijonderricht geeft en de bestuurder of bestuurders die rijonderricht ontvangt of ontvangen, radiografisch contact te bestaan;

    • c. degene die rijondericht geeft mag niet tegelijkertijd rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor een andere rijbewijscategorie dan de categorie A1, A2 of A;

    • d. het motorrijtuig of de motorrijtuigen waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient of dienen te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven;

    • e. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de categorie A1, dient in het bezit te zijn van een van de volgende documenten:

      • 1°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat hij is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

      • 2°. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

      • 3°. een geldig rijbewijs A1 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

      • 4°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

      • 5°. een geldig rijbewijs B;

      • 6°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • f. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de categorie A2, dient in het bezit te zijn van een van de volgende documenten:

      • 1°. een geldig rijbewijs A1;

      • 2°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • 3°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat hij is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

      • 4°. een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

      • 5°. een geldig rijbewijs A2 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

      • 6°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

      • 7°. een geldig rijbewijs B;

      • 8°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • g. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven voor de rijbewijscategorie A, dient in het bezit te zijn van een van de volgende documenten:

      • I. indien hij de leeftijd van 24 jaren nog niet heeft bereikt:

        • 1°. een geldig rijbewijs voor de rijbewijscategorie A2;

        • 2°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 3°. of, indien de bestuurder niet beschikt over een rijbewijs voor de categorie A1 of A2, een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat de bestuurder is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

      • II. indien hij de leeftijd van 24 jaren heeft bereikt:

        • 1°. een geldig rijbewijs voor de rijbewijscategorie A1;

        • 2°. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 3°. een geldig rijbewijs voor de rijbewijscategorie A2;

        • 4°. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

        • 5°. een niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven verklaring dat hij is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A;

        • 6°. een door het daartoe door het bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden tevoren afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

        • 7°. een geldig rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 8°. een geldig rijbewijs A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

        • 9°. een geldig rijbewijs B;

        • 10°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 7a

  • 1 De bromfiets, waarmee rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfietsen, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

  • 2 De bromfiets waarmee rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfietsen, dient te zijn voorzien van:

    • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft daarmee de bedrijfsrem en de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen, dan wel, indien het een motorrijtuig met automatische schakeling betreft, van een andere inrichting waarmee hij de aandrijving van het motorrijtuig door de motor kan onderbreken;

    • b. een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien;

    • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 8

Het motorrijtuig waarmee rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs B, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

  • b. een binnen- en een buitenspiegel, dan wel een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 9

  • 1 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs C1, C, D1, D of E dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft, daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

    • b. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van twee of meer buitenspiegels, dan wel een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee degene die rijonderricht geeft het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;

    • c. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven;

    • d. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijk-examen voor rijbewijs C1, C, D1 of D, dient in het bezit te zijn van een rijbewijs B dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • e. degene aan wie rijonderricht wordt gegeven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor rijbewijs E, dient in het bezit te zijn van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is, hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

  • 2 Het eerste lid, onderdelen d en e, geldt niet voor degene die rijonderricht ontvangt in het kader van een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en voor degene die rijonderricht ontvangt met het oog op de aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in artikel 42b.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel d, wordt met een rijbewijs B gelijk gesteld een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, wordt met een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs dat geldig is voor het besturen van het trekkende motorrijtuig.

  • 5 Degene die rijonderricht ontvangt met het oog op een aanvraag als bedoeld in artikel 42b, eerste lid, dient in het bezit te zijn van een verklaring als bedoeld in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b.

Artikel 9a

  • 1 Bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet motorrijtuigen 1993 in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor rijbewijs T dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven dient te zijn voorzien van inrichtingen die zo zijn aangebracht dat degene die rijonderricht geeft daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

    • b. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven dient te zijn voorzien van twee of meer buitenspiegels, dan wel een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee degene die rijonderricht geeft het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;

    • c. het motorrijtuig waarmee rijonderricht wordt gegeven dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op een wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 10

Artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c, is van overeenkomstige toepassing bij het geven van rijonderricht in de zin van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in het kader van het behalen van de basiskwalificatie.

§ 6. Omvang van de uit het rijbewijs voortvloeiende bevoegdheid

Artikel 15

  • 1 Rijbewijzen worden afgegeven voor het besturen van de volgende categorieën van motorrijtuigen:

    • a. bromfietsen, niet zijnde bromfietsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet (rijbewijs categorie AM);

    • b. motorrijtuigen op twee wielen, niet zijnde een bromfiets, met een maximale cilinderinhoud van 125 cm3 en een maximumvermogen van 11 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van minder dan 0,1 kW per kg massa in rijklare toestand als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, al dan niet met zijspan, motorrijtuigen op twee wielen, niet zijnde een bromfiets, met een volledig elektrische aandrijving met een maximumvermogen van 11 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van minder dan 0,1 kW per kg massa in rijklare toestand als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, al dan niet met zijspan, alsmede motorrijtuigen op drie wielen met een maximumvermogen van 15 kW, niet zijnde een bromfiets (rijbewijs A1);

    • c. motorrijtuigen op twee wielen, niet zijnde een bromfiets, met een maximumvermogen van 35 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van niet meer dan 0,2 kW per kg massa in rijklare toestand als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen en niet afgeleid van een motorrijtuig met meer dan het dubbele vermogen, al dan niet met zijspan (rijbewijs A2);

    • d. motorrijtuigen op twee wielen, niet zijnde een bromfiets, al dan niet met zijspan, alsmede motorrijtuigen op drie wielen, niet zijnde motorrijtuigen op twee wielen met zijspan, met een vermogen van meer dan 15 kW (rijbewijs A);

    • e. motorrijtuigen op vier of meer wielen, niet zijnde een bromfiets, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder niet meegerekend, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens of opleggers waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg, dan wel meer bedraagt dan 750 kg, mits in dat geval de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger niet meer bedraagt dan 3500 kg, een en ander afhankelijk van de gegevens op het kentekenbewijs van het trekkend motorrijtuig (rijbewijs B);

    • f. motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorie D1 of D, waarvan de toegestane maximum massa meer dan 3500 kg, doch ten hoogste 7500 kg bedraagt en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder niet meegerekend, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens of opleggers waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (rijbewijs C1);

    • g. motorrijtuigen, niet zijnde motorrijtuigen van de rijbewijscategorie D1 of D, waarvan de toegestane maximum massa meer dan 3500 kg bedraagt en die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder niet meegerekend, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens of opleggers waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (rijbewijs C);

    • h. motorrijtuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste zestien personen, de bestuurder niet meegerekend, en een lengte hebben van ten hoogste acht meter, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (rijbewijs D1);

    • i. motorrijtuigen die zijn ontworpen en gebouwd voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend, alsmede daardoor voortbewogen aanhangwagens waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 750 kg (rijbewijs D);

    • j. landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines, alsmede één of meer door die motorrijtuigen voortbewogen aanhangwagens (rijbewijs T), niet zijnde motorrijtuigen van een van de in de onderdelen a tot en met i bedoelde rijbewijscategorieën, tenzij het motorrijtuig:

      • 1°. gemeten overeenkomstig de krachtens de wet vastgestelde meetmethode, met inbegrip van de breedte van een of meer verwisselbare uitrustingsstukken, niet breder is dan 1,3 m;

      • 2°. is voorzien van:

        • I. een door de motor aangedreven maai-installatie, bestemd voor het maaien van oppervlakten;

        • II. een door de motor aangedreven veeginstallatie, bestemd voor het vegen van wegen;

        • III. een door de motor aangedreven installatie om automatisch uitwerpselen op te zuigen;

        • IV. een uitrustingsstuk aan de voorzijde ter verwijdering van sneeuw op het wegdek, met een minimale breedte gelijk aan de grootste breedte van het voertuig;

        • V. een installatie voor het strooien op wegen ter voorkoming of bestrijding van gladheid;

        • VI. een installatie om onkruid te bestrijden, met een tankinhoud van ten minste 100 liter; of

        • VII. een hefinrichting aan de voorzijde van het voertuig, niet zijnde een verwisselbaar uitrustingsstuk, dat zelfstandig voor laad- en losactiviteiten kan worden ingezet; en

      • 3°. aan de achterzijde niet is voorzien van:

        • I. een inrichting tot het koppelen van een aanhangwagen; of

        • II. en driepuntshefinrichting;

    • k. motorrijtuigen van een van de rijbewijscategorieën B, C1, C, D1 of D voor het besturen waarvan de bestuurder in het bezit is van een rijbewijs, met een andere aanhangwagen of oplegger dan op grond van dat rijbewijs mag worden voortbewogen (rijbewijs E), mits:

      • I. in het geval van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B

        • 1°. de toegestane maximum massa van de aanhangwagen of oplegger niet meer bedraagt dan 3500 kg, dan wel

        • 2°. de toegestane maximum massa van de oplegger of middenasaanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, mits:

          • a. de toegestane maximumlast onder de koppeling van de oplegger of middenasaanhangwagen niet meer bedraagt dan het verschil tussen de toegestane maximum massa van het trekkend motorrijtuig en de massa in rijklare toestand, bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, van het trekkend motorrijtuig, en

          • b. de toegestane maximum aslast respectievelijk de som van de toegestane maximum aslasten van de oplegger of middenasaanhangwagen niet meer bedraagt dan 3500 kg;

      • II. in het geval van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie C1 de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger niet meer bedraagt dan 12.000 kg,

    een en ander afhankelijk van de gegevens die op het kentekenbewijs of in het kentekenregister ten aanzien van het in dit onderdeel bedoelde trekkende motorrijtuig zijn vermeld.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onderdeel j, onder 3°, onder I, is niet van toepassing op de landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, aanhef en onder 2°, onder VII, mits aan dat voertuig geen aanhangwagen is gekoppeld.

  • 3 Voor de bepaling van het aantal wielen worden twee op dezelfde as gemonteerde wielen als een wiel beschouwd, indien de afstand tussen de middens van de contactvlakken van deze wielen met de grond kleiner is dan 460 mm.

  • 4 In afwijking van het eerste lid worden motorrijtuigen, ingericht voor het vervoer van ten hoogste 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, waarvan de toegestane maximum massa als gevolg van een aan het voertuig aangebrachte bepantsering meer dan 3500 kg bedraagt, begrepen onder de rijbewijscategorie B.

  • 5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel k, onder I, wordt onder de rijbewijscategorie B mede begrepen het samenstel van een motorrijtuig van die categorie en een door dat motorrijtuig voortbewogen aanhangwagen of oplegger waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 750 kg, waarbij de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger meer bedraagt dan 3.500 kg, maar niet meer bedraagt dan 4.250 kg en het rijbewijs van de bestuurder is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder is geslaagd voor het examen dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van zo'n samenstel.

  • 6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel k, onder II, wordt onder de rijbewijscategorie E bij C1 mede begrepen een motorrijtuig van de rijbewijscategorie B met een aanhangwagen of oplegger waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg, mits de toegestane maximum massa van het samenstel niet meer bedraagt dan 12.000 kg.

  • 7 In afwijking van het eerste lid, onderdelen b, c en d, kan in Nederland met het in deze onderdelen bedoelde rijbewijs een motorrijtuig van de desbetreffende categorie worden bestuurd waaraan een aanhangwagen is gekoppeld. Met het in de eerste volzin bedoelde rijbewijs wordt gelijkgesteld een rijbewijs dat geldig is voor een of meer van de rijbewijscategorieën A1, A2 of A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.

Artikel 15a

Indien de aanvrager van een rijbewijs voor de categorie AM, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de categorie AM heeft afgelegd met een bromfiets op drie of vier wielen, wordt een rijbewijs AM afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van bromfietsen op drie of vier wielen. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 16

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig kan besturen dat aan bepaalde eisen voldoet dan wel slechts een motorrijtuig kan besturen indien hij gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van een motorrijtuig dat aan die eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van die kunst- of hulpmiddelen. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 16a

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs A die op het tijdstip van de aanvraag de leeftijd van ten minste eenentwintig jaren, maar nog niet de leeftijd van vierentwintig jaren heeft bereikt, en op het tijdstip van de aanvraag nog niet beschikte over een rijbewijs voor de categorie A1 of A2, dan wel op dat tijdstip korter dan twee jaar beschikte over een rijbewijs voor de categorie A2, wordt een rijbewijs A afgegeven dat tot het bereiken van de leeftijd van vierentwintig jaren slechts geldig is voor het besturen van driewielige motorrijtuigen van die categorie. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 2 De houder van het in het eerste lid bedoelde rijbewijs A die op het tijdstip van het besluit tot afgifte van het in het eerste lid bedoelde rijbewijs A al beschikte over een rijbewijs voor de categorie A2 kan twee jaar na de datum van het besluit van afgifte van dat rijbewijs voor de categorie A2 een aanvraag indienen voor afgifte van een rijbewijs A zonder deze beperkende codering.

  • 3 De houder van het in het eerste lid bedoelde rijbewijs A die op het tijdstip van het besluit tot afgifte van dat rijbewijs A nog niet beschikte over een rijbewijs voor de categorie A2 kan twee jaar na de datum van het besluit van afgifte van het in het eerste lid bedoelde rijbewijs voor de categorie A een aanvraag indienen voor afgifte van een rijbewijs A zonder deze beperkende codering.

Artikel 17

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dan wel blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig mag besturen met automatische schakeling, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de in de verklaring van rijvaardigheid of de verklaring van geschiktheid genoemde rijbewijscategorie met automatische schakeling. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op aanvragen voor de rijbewijscategorie AM.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanvrager van een rijbewijs voor de categorie T, voor zover het de vermelding op het rijbewijs betreft van de beperkende codering die aanduidt dat het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T is afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling.

Artikel 18

  • 1 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A1, respectievelijk A2, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd op een motorrijtuig van de desbetreffende categorie met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de categorie A2, respectievelijk voor de categorie A, waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd op een motorrijtuig van de categorie A2, respectievelijk van de categorie A, met handschakeling, tevens een rijbewijs voor de categorie A1, respectievelijk voor de categorieën A1 en A2, afgegeven zonder dat voor die categorie of categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 2 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A1, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd op een motorrijtuig van de desbetreffende categorie met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de categorie A, waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd op een motorrijtuig van de categorie A, met handschakeling, tevens een rijbewijs voor de categorieën A1 en A2 afgegeven, zonder dat voor die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 3 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de rijbewijscategorie BE, C1, C1E, C of CE waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen voor die categorie heeft afgelegd in een motorrijtuig met handschakeling, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 4 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de rijbewijscategorie BE, D1, D1E, D of DE waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen voor die categorie heeft afgelegd in een motorrijtuig met handschakeling, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 5 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs C1, respectievelijk C, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de rijbewijscategorie C1E, C of CE, respectievelijk CE, waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen voor die categorie heeft afgelegd in een motorrijtuig met handschakeling, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 6 Onverminderd artikel 17 wordt aan de aanvrager die in het bezit is van een rijbewijs D1, respectievelijk D, dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, en ten behoeve van wie in het rijbewijzenregister een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd voor de rijbewijscategorie D1E, D of DE, respectievelijk DE, waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen voor die categorie heeft afgelegd in een motorrijtuig met handschakeling, een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor een van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt met een rijbewijs voor de categorie A1 of A2 als daar bedoeld gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A1 of A2.

  • 8 Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt met een rijbewijs voor de categorie B als daar bedoeld gelijkgesteld:

    • a. een rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b. een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs B.

  • 9 Voor de toepassing van het vijfde lid wordt met een rijbewijs C1 of C als daar bedoeld gelijk gesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie C1 of C.

  • 10 Voor de toepassing van het zesde lid wordt met een rijbewijs D1 of D als daar bedoeld gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie D1 of D.

Artikel 18a

  • 1 In afwijking van artikel 17 wordt aan de aanvrager die:

    • a. in het bezit is van een rijbewijs B dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met handschakeling,

    • b. blijkens de geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de categorie C, CE, D of DE heeft afgelegd in een motorrijtuig van die categorie met automatische schakeling, dat is voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig, en

    • c. bij dat praktijkexamen heeft voldaan aan bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden,

    een rijbewijs afgegeven dat tevens geldig is voor de categorie C, CE, D of DE zonder dat voor die categorie een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met een rijbewijs B dat in het bezit is van de in de aanhef bedoelde aanvrager gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie B.

Artikel 19

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid slechts een motorrijtuig kan besturen binnen een geografisch beperkt gebied, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen binnen dat gebied. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 19a

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de tot het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privé doeleinden, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen voor privé doeleinden. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 19b

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor de categorie A1, A2, A, B, BE, C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE geeft degene die belast is met de afgifte van rijbewijzen tevens een rijbewijs af dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs AM is vereist.

Artikel 20

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie A2 heeft afgelegd, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorieën A1 en A2.

  • 2 Aan de aanvrager van een rijbewijs die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie A heeft afgelegd, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorieën A1, A2 en A.

Artikel 21

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijk-examen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt desgevraagd aan degene die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist, een rijbewijs B afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van een samenstel van een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist en een aanhangwagen of oplegger waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 750 kg, en de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger meer bedraagt dan 3500 kg, maar niet meer bedraagt dan 4250 kg. In het rijbewijs is dit aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 21a

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie C heeft afgelegd met een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs C is vereist, wordt een rijbewijs C en C1, alsmede een rijbewijs T afgegeven.

Artikel 21b

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie D heeft afgelegd met een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D is vereist, wordt een rijbewijs D en D1 afgegeven.

Artikel 22

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs C1 is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B of C1 is vereist.

  • 2 Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs C is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger, indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B, C of C1 is vereist en, indien de aanvrager in het bezit is van een rijbewijs D, voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan rijbewijs D is vereist.

Artikel 22a

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs op grond van artikel 45 die beschikt over een rijbewijs C1 respectievelijk C1E, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat blijkens de daarop aangegeven codering niet de bevoegdheid geeft tot het besturen van een motorrijtuig van de categorie C1 respectievelijk C1 en C1E dat onder Verordening (EU) nr. 165/2014 valt, wordt een rijbewijs C1 respectievelijk C1E afgegeven dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C1 respectievelijk C1 en C1E die niet onder de werking van die verordening vallen. Deze beperking is aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 2 Aan de aanvrager van een rijbewijs C1 of C die in het bezit is van een rijbewijs C1 als bedoeld in het eerste lid wordt, indien ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd voor de categorie C1 of C, een rijbewijs C1 of C afgegeven, zonder dat daarbij ten aanzien van categorie C1 de in het eerste lid bedoelde codering wordt vermeld.

Artikel 23

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D1 is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D1 is vereist respectievelijk een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

  • 2 Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E heeft afgelegd met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D is vereist, wordt een rijbewijs E afgegeven dat geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D of D1 is vereist, respectievelijk een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

Artikel 24

Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de voor het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit indien hij corrigerende lenzen draagt, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van die corrigerende lenzen. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 25

  • 1 Aan de aanvrager van een rijbewijs, die blijkens de ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van geschiktheid de voor het besturen van motorrijtuigen vereiste geschiktheid slechts bezit voor een termijn die korter is dan de krachtens artikel 25a, eerste of tweede lid, voorziene geldigheidsduur van het rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat slechts geldig is gedurende die kortere termijn.

  • 2 Indien het de afgifte betreft van een rijbewijs T op grond van artikel 21a wordt een rijbewijs afgegeven dat voor de categorie T dezelfde geldigheidsduur heeft als voor de categorie B. Indien er sprake is van beperkende coderingen die zijn geregistreerd ten aanzien van houders van een rijbewijs B, worden deze bij de categorie T vermeld, met uitzondering van de in artikel 17, derde lid, bedoelde codering die aanduidt dat het praktijkexamen is afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling.

§ 7. Geldigheidsduur van het rijbewijs

Artikel 25a

  • 1 Behoudens de artikelen 123, 123a en 123b van de wet is een rijbewijs voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, E bij B, of T, afgegeven aan een aanvrager die de leeftijd van

    • a. 65 jaren nog niet heeft bereikt, geldig voor de duur van tien achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de in het rijbewijs vermelde datum van afgifte;

    • b. 65 jaren doch nog niet die van 70 jaren heeft bereikt, geldig vanaf de in het rijbewijs vermelde datum van afgifte tot de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt;

    • c. 70 jaren heeft bereikt, geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de in het rijbewijs vermelde datum van afgifte.

  • 2 Behoudens de artikelen 123, 123a en 123b van de wet is een rijbewijs voor de categorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D en E bij D, geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de in het rijbewijs vermelde datum van afgifte.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid is een rijbewijs, afgegeven aan degene die naar verwachting op grond van zijn lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor een beperkte termijn geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen, geldig vanaf de in het rijbewijs vermelde datum van afgifte tot de dag waarop de termijn waarvoor de houder naar verwachting geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen, verstrijkt.

Artikel 25b

  • 1 Een vervangend rijbewijs als bedoeld in artikel 120 van de wet wordt afgegeven voor de resterende geldigheidsduur van de betreffende categorie of categorieën.

  • 2 Onverminderd artikel 25a en in afwijking van het eerste lid wordt, indien het te vervangen rijbewijs een rijbewijs betreft, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland, voor een of meer van de categorieën AM, A1, A2, A, B of BE:

    • a. een vervangend rijbewijs afgegeven voor de resterende geldigheidsduur, indien die resterende geldigheidsduur niet langer is dan tien jaar, of

    • b. een vervangend rijbewijs afgegeven met een geldigheidsduur van tien jaren, indien het te vervangen rijbewijs een resterende geldigheidsduur heeft van meer dan tien jaren.

  • 3 Onverminderd artikel 25a en in afwijking van het eerste lid wordt, indien het te vervangen rijbewijs een rijbewijs betreft, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland, voor een of meer van de categorieën C1, C1E, D1, D1E, C, CE, D of DE:

    • a. een vervangend rijbewijs afgegeven voor de resterende geldigheidsduur, indien die resterende geldigheidsduur niet langer is dan vijf jaar, of

    • b. een vervangend rijbewijs afgegeven met een geldigheidsduur van vijf jaren, indien het te vervangen rijbewijs een resterende geldigheidsduur heeft van meer dan vijf jaren.

Hoofdstuk II. Aanvraag van rijbewijzen

§ 1. Indiening van de aanvraag

Artikel 26

De aanvraag van een rijbewijs geschiedt op de wijze als in de volgende artikelen is bepaald.

Artikel 27

Indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, dient de aanvraag te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen.

Artikel 28

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van

  • a. een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland,

  • b. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarop de ongeldigverklaring van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, geen betrekking heeft,

  • c. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, ongeldig is verklaard,

  • d. een rijbewijs ter vervanging van een eerder door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dat versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, dan wel verloren is geraakt of teniet is gegaan, dan wel,

  • e. een rijbewijs ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, voor zover dit laatste rijbewijs een rijbewijs betreft als bedoeld in respectievelijk de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, of 48, eerste lid,

dient de aanvraag in afwijking van artikel 27 te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen. De burgemeester geleidt de aanvraag terstond door naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 29

Indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, doch niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dient de aanvraag te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is. De burgemeester geleidt de aanvraag terstond door naar de Dienst Wegverkeer.

Artikel 30

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is en aan wie op grond van zijn hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van zijn hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken verstrekt identiteitsbewijs voor geprivilegieerden, dient de aanvraag in afwijking van artikel 29 te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer. Hetzelfde geldt indien het een aanvraag betreft ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, voor zover dit laatste rijbewijs een rijbewijs betreft als bedoeld in artikel 47, eerste lid.

Artikel 31

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een buiten Nederland woonachtige aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven dan wel aan een buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, woonachtige aanvrager, dient de aanvraag te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 32

  • 1 Onverminderd het tweede en derde lid dient de aanvrager, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • 1°. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft,

    • 2°. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard,

    • 3°. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde uitspraak onherroepelijk is geworden, geldig was, dan wel

    • 4°. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet,

    op het moment van de aanvraag in Nederland woonachtig te zijn en tevens hetzij in de onmiddellijk aan de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 184 dagen in Nederland woonachtig te zijn geweest, hetzij gedurende een periode van ten minste zes maanden te zijn ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs.

  • 2 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in de artikelen 44 tot en met 48, dient de aanvrager in Nederland woonachtig te zijn.

  • 3 Indien de aanvrager van een rijbewijs op het tijdstip van de aanvraag in verband met zijn studie is ingeschreven aan een buiten Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of een andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs en in dat kader verblijft in die andere staat, wordt hij geacht in Nederland woonachtig te zijn op voorwaarde dat hij tot de aanvang van zijn studie zijn gewone verblijfplaats in Nederland had.

§ 2. Bij de aanvraag vereiste gegevens

Artikel 33

  • 1 Bij de aanvraag van een rijbewijs dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier volgens bij ministeriële regeling vastgesteld model;

    • b.

      • I. een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht,

      • II. een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, dan wel

      • III. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, een fotokopie van een van de onder I genoemde documenten.

    • c.

      • I. indien de aanvrager woonachtig is in Nederland en is ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs, een bewijs van inschrijving aan die universiteit of school;

      • II. indien aan de aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is, op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie door Onze Minister van Buitenlandse Zaken een identiteitsbewijs voor geprivilegieerden is verstrekt, een fotokopie van dat bewijs;

      • III. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt.

    • d. een pasfoto van de aanvrager, die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.

  • 2 Bij de aanvraag van een rijbewijs raadpleegt de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteit de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 34

  • 1 Indien aan de aanvrager nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven, dient ten behoeve van hem in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd:

    • a. een verklaring van rijvaardigheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen;

    • b. een verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, en

    • c. de afgifte van een begeleiderspas, indien het een aanvraag betreft tot afgifte van een rijbewijs B door een aanvrager die de leeftijd van zeventien jaren, maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

Artikel 34a

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs C aan een aanvrager die de in artikel 5, negende lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, en die een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding volgt, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd:

    • a. een verklaring van rijvaardigheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen;

    • b. een verklaring van geschiktheid voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen;

    • c. een verklaring van deelname aan een in de aanhef bedoelde opleiding.

  • 2 De aanvraag tot registratie van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde verklaring wordt gedaan bij de Dienst Wegverkeer.

  • 3 Bij de aanvraag van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde verklaring overlegt de aanvrager:

    • I. een door het bevoegd gezag van een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en

    • II. een geldig bewijs van inschrijving waaruit blijkt dat hij op het tijdstip van de aanvraag staat ingeschreven bij die opleiding.

Artikel 35

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de vernieuwing van het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens dat eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de aanvrager, dan wel

      • V. blijkens een door het CBR ingevolge artikel 124, tweede lid, van de wet in het rijbewijzenregister aangebrachte aantekening de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is;

    • c. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien blijkens een door het CBR ingevolge artikel 124, tweede lid, van de wet in het rijbewijzenregister aangebrachte aantekening een registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs voor de categorie AM, wordt onder rijbewijs in het eerste lid, onderdeel a, mede verstaan een rijbewijs afgegeven voor een of meer andere categorieën dan AM, dat is afgegeven na 30 juni 1985 en dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de aanvraag strekt ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs van een of meer van de categorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1, en de aanvraag uitsluitend verband houdt met de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing.

  • 5 Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

Artikel 36

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens dat eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen;

    • c. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet geldig is, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Indien de aanvraag tevens betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

Artikel 37

Voor de toepassing van de artikelen 34 en 36 wordt met een niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan drie jaar voor de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 38

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens dat versleten of geheel of ten dele onleesbare rijbewijs te worden overgelegd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een rijbewijs dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

Artikel 39

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, wordt, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van het rijbewijs overgelegd, dat in Nederland op ambtseed is opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar; in het proces-verbaal worden de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde aanvrager woonachtig is buiten Nederland dan wordt bij de aanvraag een door de aanvrager ondertekende verklaring van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model overgelegd. In de verklaring worden tevens de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, dienen de in de voorgaande leden genoemde bescheiden te worden overgelegd en is artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c, en derde en vierde lid, van toepassing op de aanvragen die betrekking hebben op een rijbewijs voor andere categorieën dan AM en artikel 35, eerste lid, onderdeel c, indien het een aanvraag voor een rijbewijs voor de categorie AM betreft.

Artikel 40

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs in verband met een wijziging van de geslachtsnaam, de voornamen, de plaats of datum van geboorte dan wel het geslacht van de aanvrager, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan het eerder door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland aan de aanvrager afgegeven rijbewijs.

Artikel 41

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarop de ongeldigverklaring van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geen betrekking heeft, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, onderscheidenlijk het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, mede verstaan een rijbewijs dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, onderscheidenlijk het eerder door dat gezag aan de aanvrager afgegeven rijbewijs.

Artikel 42

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de geschiktheid of aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, of in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard,

    • b. een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur betrekking heeft of mede betrekking heeft op een periode waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • c. een rijbewijs met een kortere geldigheidsduur dan het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heef op de afgifte van

    • a. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs bij gebreke van de in artikel 132, eerste lid, van de wet bedoelde medewerking aan een educatieve maatregel gericht op de rijvaardigheid of aan een onderzoek naar de rijvaardigheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet, in verband met een gevorderd of een op verzoek van de aanvrager uitgevoerd onderzoek naar diens rijvaardigheid tot het besturen van motorrijtuigen ongeldig is verklaard dan wel

    • b. een rijbewijs dat geldig is voor een categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet ongeldig is verklaard,

    dienen, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor iedere rijbewijscategorie waarop de ongeldigverklaring betrekking heeft, geregistreerd te zijn zowel een verklaring van rijvaardigheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen, als een verklaring van geschiktheid, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 4 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.

  • 5 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld dat op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorie of categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel h, van de wet zijn geldigheid heeft verloren of op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel e, van de wet ongeldig is verklaard, geldig was, dient, behalve dat de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

    • a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

    • b. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

    • c. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

    • d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

    Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.

  • 8 Voor de toepassing van het eerste tot en met het vijfde lid wordt onder een eerder, respectievelijk het eerder, aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, respectievelijk het rijbewijs, dat eerder aan de aanvrager is afgegeven door

    • a. het daartoe bevoegde gezag in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

    • b. het daartoe bevoegde gezag n een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, of

    • c. het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, indien dat rijbewijs ingevolge artikel 46, vierde lid, bij ministeriële regeling is aangewezen.

Artikel 42a

  • 1 De aanvraag tot afgifte van een rijbewijs, ter vervanging van een rijbewijs dat op grond van artikel 123b van de wet ongeldig is geworden of ten aanzien van waarvan een aantekening als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet is geplaatst, vanaf het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, vindt plaats op grond van de artikelen 42a tot en met 42e.

  • 2 Voor de toepassing van de artikelen 42a tot en met 42e geldt voor de zwaarte van de rijbewijscategorieën de volgende volgorde in afnemende zwaarte:

    • a. E bij C;

    • b. C;

    • c. E bij D;

    • d. D;

    • e. E bij C1;

    • f. C1;

    • g. E bij D1;

    • h. D1;

    • i. E bij B;

    • j. B;

    • k. A;

    • l. A2;

    • m. A1;

    • n. AM;

    • o. T.

Artikel 42b

  • 1 De aanvraag, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, betreft de volgende rijbewijscategorieën:

    • a. alle, dan wel een of meerdere categorieën waarvoor het oorspronkelijk afgegeven rijbewijs tot het tijdstip van de ongeldigheid geldig was;

    • b. alle, dan wel een of meerdere categorieën die al voor het in artikel 42a, eerste lid, bedoelde tijdstip ongeldig zijn geworden of ongeldig zijn verklaard.

  • 2 Bij de aanvraag dient te worden voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de in artikel 33 genoemde bescheiden worden overgelegd;

    • b. een door de Dienst Wegverkeer afgegeven verklaring wordt overgelegd, waaruit blijkt voor welke categorie of categorieën het ongeldig geworden rijbewijs geldig was tot het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, of waaruit blijkt welke categorie of categorieën voor de aanvrager zijn opgenomen in het rijbewijzenregister als gevolg van het verstrijken van de geldigheidsduur voor die categorie of categorieën, wegens ongeldigheid als gevolg van artikel 123, eerste lid, onderdeel d, van de wet wegens ongeldigverklaring in geval van ongeschiktheid op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel d, van de wet of artikel 134, tweede lid, van de wet, of wegens ongeldigverklaring op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet wegens het niet verlenen van de vereiste medewerking aan een educatieve maatregel ter bevordering van de geschiktheid of aan een onderzoek naar de geschiktheid;

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister geregistreerd:

      • I. een verklaring van rijvaardigheid voor de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor examen is gedaan en waarvoor de aanvrager naar het oordeel van de examinator heeft voldaan aan de daarvoor vastgestelde eisen, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen en waarbij de datum van aanvraag tevens moet liggen na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden;

      • II. verklaringen van geschiktheid voor alle, dan wel die categorie of categorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan één jaar vóór de aanvraag mag liggen en waarbij de datum van aanvraag tevens moet liggen na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt pas door de Dienst Wegverkeer afgegeven indien:

    • a. het rijbewijs bij die dienst is ingeleverd, dan wel indien uit het rijbewijzenregister blijkt dat het rijbewijs reeds op andere grond is ingeleverd, en

    • b. de aanvrager die vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, en geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte, of Zwitserland heeft aangetoond rechtmatig in Nederland te verblijven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l, van die wet.

  • 5 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, onder I, wordt met de daar bedoelde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan drie jaar voor de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, mits de datum van de aanvraag voor deze verklaring van rijvaardigheid is gelegen na de datum waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden.

  • 6 Het tweede lid, onderdeel c, onder II, is niet van toepassing voor zover de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

  • 7 Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, worden omschreven;

    • b. indien het een rijbewijs betreft afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, een door dat gezag afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

Artikel 42c

Indien het rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, een rijbewijs betreft als bedoeld in de artikelen 44, eerste lid, 45, eerste lid, 46, eerste lid, 47, eerste lid, of 48, eerste lid, dient dit rijbewijs, in aanvulling op artikel 42b, te voldoen aan de in de artikelen 44, 45, 46, 47 of 48 voor omwisseling gestelde eisen.

Artikel 42d

  • 1 Indien de aanvraag voor een rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, niet op alle categorieën als bedoeld in artikel 42b, tweede lid, betrekking had en ten aanzien van de aanvrager op basis van de procedure van artikel 42b een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd, is artikel 36 van toepassing op elke aanvraag die betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan vermeld op de verklaring van rijvaardigheid op grond van artikel 42b, eerste lid, dan wel waarvoor het inmiddels afgegeven rijbewijs geldig is.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de procedure van artikel 42b een tweede keer worden gevolgd, indien de eerste aanvraag op basis van artikel 42a uitsluitend betrekking had op een rijbewijs voor de categorie T.

Artikel 42e

  • 1 Verklaringen van geschiktheid of verklaringen van rijvaardigheid, geregistreerd voor de registratie van de ongeldigheid, bedoeld in artikel 123b, eerste lid, van de wet, of de registratie, bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet vervallen op dat tijdstip.

  • 2 Indien aan de aanvrager een ander rijbewijs is of wordt afgegeven na het tijdstip waarop de in artikel 123b, eerste lid, van de wet bedoelde rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden en voor het tijdstip waarop de daaraan in dat lid verbonden ongeldigheid in het rijbewijzenregister is geregistreerd, dan wel vòòr het tijdstip waarop de in dat artikel bedoelde aantekening in dat register is geplaatst,verliest dat andere rijbewijs zijn geldigheid voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven en voor de resterende duur van de geldigheid.

Artikel 43

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op grond van artikel 123, eerste lid, onderdeel d, van de wet zijn geldigheid heeft verloren, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven, ongeldige, rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. de aanvrager de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt,

      • III. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, dan wel

      • IV. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op aanvragen die betrekking hebben op afgifte van een rijbewijs voor de categorie AM.

Artikel 44

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor een andere categorie dan de categorie T tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Het over te leggen rijbewijs dient:

    • a. op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn;

    • b. aan de aanvrager te zijn afgegeven in een periode van één jaar waarin hij ten minste 185 dagen in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtig is geweest.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien:

    • a. het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    • b. de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was, en

    • c. het over te leggen rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven tegen overlegging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 5 Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

    Indien het derde lid van toepassing is, hoeft uit de onder b genoemde verklaring niet de geldigheid te blijken.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een geldige kwalificatiekaart bestuurder; of

    • b. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 7 Indien de kwalificatiekaart bestuurder wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van de kwalificatiekaart bestuurder, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar waarin de omstandigheden waaronder de kwalificatiekaart bestuurder verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat de kwalificatiekaart bestuurder heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de kwalificatiekaart bestuurder zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.

Artikel 45

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt bij de aanvraag tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Unie;

      • IV. de aanvrager op het moment van indiening van de aanvraag de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt;

      • V. de aanvrager op het moment van indiening de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt;

    • c. indien de aanvraag uitsluitend of mede betrekking heeft op de rijbewijscategorie T kan het rijbewijs voor die categorie alleen worden omgewisseld indien het om te wisselen rijbewijs voor de categorie T is aangewezen bij ministeriële regeling.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel b, geldt niet indien de aanvraag betrekking heeft op afgifte van een vervangend rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland

  • 3 Het over te leggen rijbewijs dient op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 4 Indien het over te leggen rijbewijs op het moment van de aanvraag zijn geldigheid heeft verloren doordat in een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland een maatregel met betrekking tot het rijbewijs is opgelegd in verband met ontbrekende geschiktheid, respectievelijk rijvaardigheid, is artikel 42, eerste respectievelijk tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, als op het tijdstip van de aanvraag dan wel uiterlijk op het tijdstip van uitreiking van dat rijbewijs aan de aanvrager blijkt dat er in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruime of in Zwitserland door het daartoe bevoegde gezag aan de aanvrager een verbod is opgelegd om gedurende een bepaalde periode een rijbewijs te verkrijgen, geen afgifte plaatsvindt gedurende die termijn.

  • 5 Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    • a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, worden omschreven;

    • b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat, tenzij dit reeds op geautomatiseerde wijze is vastgesteld met gebruikmaking van het EU-rijbewijzennetwerk, genoemd in artikel 15 van richtlijn 2006/126/EG.

  • 6 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor meer categorieën dan het door de aanvrager overgelegde rijbewijs, dient, behoudens aan de in het eerste of tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het door de aanvrager overgelegde rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag mag liggen;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft en waarvoor het door de aanvrager overgelegde rijbewijs niet geldig is, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 7 Voor de toepassing van het zesde lid onderdeel a, wordt met een niet langer dan drie jaar vóór de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan drie jaar voor de aanvraag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen.

  • 8 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste, tweede en derde lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde Uniecode; of

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 9 Indien de kwalificatiekaart bestuurder wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 44, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 10 Indien het in het achtste lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, blijkt uit de gewaarmerkte verklaring, bedoeld in het vijfde lid, onder b, de vermelding van de Uniecode en blijkt tevens dat geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van die code zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.

Artikel 46

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor een andere categorie dan de categorie T tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. in het rijbewijzenregister is ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM.

  • 2 Het over te leggen rijbewijs dient:

    • a. op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn;

    • b. aan de aanvrager te zijn afgegeven in een periode van één jaar waarin hij ten minste 185 dagen in het land van afgifte van dat bewijs woonachtig is geweest.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien:

    • a. het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    • b. de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was, en

    • c. het over te leggen rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 5 Het over te leggen rijbewijs en de wijze van verkrijging daarvan dienen bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als zijnde ten minste gelijkwaardig aan rijbewijzen en de verkrijging daarvan zoals voorzien in richtlijn nr. 2006/126/EG, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU L 403), dan wel dient het over te leggen rijbewijs bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als een rijbewijs dat om redenen van algemeen belang voor omwisseling in aanmerking komt.

  • 6 Het vijfde lid geldt niet indien het over te leggen rijbewijs is afgegeven door omwisseling tegen een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs en de aanvraag betrekking heeft op dezelfde rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor dat eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was.

  • 7 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een geldige kwalificatiekaart bestuurder; of

    • b. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 8 Indien de kwalificatiekaart bestuurder wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 44, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor een andere categorie dan de categorie T tegen overlegging van een rijbewijs, door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven aan een aanvrager die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is en aan wie op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot diplomatiek of consulair personeel dan wel op grond van diens hoedanigheid van of betrekking tot personeel in dienst van een in Nederland gevestigde internationale organisatie door Onze Minister van Buitenlandse Zaken een identiteitsbewijs voor geprivilegieerden is verstrekt, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM;

    • c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Unie.

  • 2 Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde Uniecode; of

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 4 Indien de kwalificatiekaart bestuurder wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 44, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs voor een andere categorie dan de categorie T tegen overlegging van een rijbewijs, door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven aan een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerd lid van een krijgsmacht, een lid van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of een persoon die behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, dient bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden wordt tevens het door dat gezag afgegeven rijbewijs overgelegd;

    • b. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM;

    • c. indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, is in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, met uitzondering van de rijbewijscategorie AM, indien

      • I. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1,

      • II. het overgelegde rijbewijs is afgegeven voor een kortere geldigheidsduur dan de in de staat van afgifte gebruikelijke termijn van geldigheid;

      • III. het overgelegde rijbewijs beperkende aantekeningen bevat die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Unie.

  • 2 Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:

    • a. de aanvrager overlegt een geldige kwalificatiekaart bestuurder;

    • b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde Uniecode; of

    • c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.

  • 4 Indien de kwalificatiekaart bestuurder wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48a

Indien op het moment van uitreiking van het rijbewijs het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, dient de aanvrager een proces-verbaal over te leggen terzake van verlies of tenietgaan van het rijbewijs, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar. In het proces-verbaal dienen de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, te worden omschreven.

Artikel 48b

De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van vakbekwaamheid wordt als volgt vastgesteld:

  • a. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaren;

  • b. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van vakbekwaamheid vermeerderd met vijf jaren;

  • c. indien de aanvrager een van de volgende documenten overlegt:

    • i. een geldige kwalificatiekaart bestuurder; of

    • ii. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie aan de aanvrager afgegeven rijbewijs die overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders is voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde Uniecode,

    wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het onder i of ii bedoelde document is vermeld.

Artikel 48c

De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van nascholing wordt als volgt vastgesteld:

  • a. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd voordat de einddatum is verstreken van

    • i. een op het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs vermelde getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing;

    • ii. een geldige kwalificatiekaart bestuurder; of

    • iii. een overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vermelde Uniecode op een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,

    wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het onder i tot en met iii bedoelde document is vermeld vermeerderd met vijf jaren;

  • b. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, onder i tot en met iii, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaar;

  • c. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, onder i tot en met iii, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van nascholing vermeerderd met vijf jaren.

Artikel 48d

Voor bestuurders als bedoeld in artikel 156v wordt bij de op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschriften van nascholing dezelfde einddatum vermeld als bedoeld in artikel 48c.

§ 3. Controle op de identiteit van de aanvrager

Artikel 49

  • 1 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven, wordt voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van het bij de aanvraag overgelegde, op naam van de aanvrager gestelde reis- of identiteitsdocument, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder I.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van dat rijbewijs, mits het is voorzien van een pasfoto van de houder.

  • 3 Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie reeds eerder een rijbewijs is afgegeven, wordt voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager gebruik gemaakt van het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, mits dat rijbewijs hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, dan wel, indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, een fotokopie van een op naam van de aanvrager gesteld document als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien twijfel bestaat aan de juistheid van de in het overgelegde rijbewijs opgenomen gegevens, dan wel overigens onvoldoende zekerheid bestaat over de identiteit van de aanvrager, worden de in het rijbewijzenregister geregistreerde gegevens van het eerder afgegeven rijbewijs geraadpleegd.

§ 4. Begeleid rijden

Artikel 49a

  • 1 De begeleiderspas wordt bij de Dienst Wegverkeer aangevraagd door de in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, bedoelde persoon die ten tijde van de aanvraag van de begeleiderspas de leeftijd van ten minste 16 jaren en zes maanden heeft bereikt en wordt, na betaling van de hiervoor door de Dienst Wegverkeer vastgestelde kosten, door die dienst aan deze persoon verstrekt.

  • 2 De aanvraag van een begeleiderspas, alsmede de wijze van betaling van de daarvoor vastgestelde kosten, geschiedt op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze.

  • 3 Ten behoeve van de afgifte van de begeleiderspas heeft zich op zijn vroegst zes maanden voor de zeventiende verjaardag van de te begeleiden persoon ten minste een beoogd begeleider gemeld bij de Dienst Wegverkeer op de door die dienst voorgeschreven wijze.

  • 4 Ten behoeve van de behandeling van de aanvraag van de begeleiderspas raadpleegt de Dienst Wegverkeer:

  • 5 Op de begeleiderspas worden ten hoogste vijf begeleiders vermeld.

Artikel 49b

  • 1 Een begeleiderspas wordt slechts afgegeven indien de beoogd begeleider voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. hij staat als ingezetene met een adres ingeschreven in de basisregistratie personen;

    • b. hij is in het bezit van een geldig rijbewijs voor categorie B en sinds de datum van eerste afgifte van dat rijbewijs B zijn ten minste vijf jaren verstreken en hij heeft de leeftijd van tenminste 27 jaren bereikt;

    • c. ten aanzien van hem is niet op grond van artikel 130, tweede lid, respectievelijk artikel 164, eerste lid, van de wet de overgifte van het rijbewijs gevorderd dan wel het rijbewijs ingevorderd en niet aan hem teruggegeven, is niet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën geschorst, dan wel is niet ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs gevorderd of is niet krachtens die wet het rijbewijs ingenomen;

    • d. er zijn ten minste vier jaar verstreken sedert de datum waarop:

      • 1°. de aan de beoogd begeleider opgelegde onherroepelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is beëindigd,

      • 2°. aan de beoogd begeleider een rijbewijs voor de categorie B is afgegeven nadat het eerder aan hem afgegeven rijbewijs van rechtswege ongeldig is geworden op grond van artikel 123b van de wet, dan wel nadat ten aanzien van hem in het rijbewijzenregister een aantekening is gemaakt op grond van dat artikel,

      • 3°. aan de beoogd begeleider een rijbewijs voor de categorie B is afgegeven nadat het eerder aan hem afgegeven rijbewijs ongeldig is verklaard na een onderzoek naar de rijvaardigheid of naar de geschiktheid, dan wel wegens het niet meewerken aan een educatieve maatregel of een onderzoek naar de rijvaardigheid of een onderzoek naar de geschiktheid,

      • 4°. de beoogd begeleider naar tevredenheid van het CBR uitvoering heeft gegeven aan de verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of

      • 5°. aan de beoogd begeleider een nieuw rijbewijs voor de categorie B is afgegeven zonder de bij ministeriële regeling vastgestelde codering voor het rijden met een alcoholslot.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is en waarmee op grond van artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet een motorrijtuig van de categorie B mag worden bestuurd.

Artikel 49c

De Dienst Wegverkeer geeft op aanvraag een nieuwe begeleiderspas af:

  • a. bij wijziging van de personalia van de houder of de begeleider;

  • b. indien de houder een nieuwe begeleider opgeeft;

  • c. na ongeldigverklaring van de eerder afgegeven begeleiderspas op grond van artikel 111a, vierde lid, van de wet;

  • d. in geval de eerder afgegeven begeleiderspas versleten of geheel of ten dele onleesbaar is;

  • e. indien de eerder afgegeven begeleiderspas verloren is geraakt of teniet is gegaan.

Artikel 49d

Het is de begeleider verboden te begeleiden, indien:

Hoofdstuk III. Verklaringen van rijvaardigheid

§ 1. Algemeen

Artikel 50

  • 1 Verklaringen van rijvaardigheid worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die bij een onderzoek naar de rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie waarvoor de verklaring wordt verlangd, aan de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde eisen blijkt te voldoen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van degene wiens rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van rijvaardigheid in het rijbewijzenregister geregistreerd zolang hij niet aan die verplichting heeft voldaan.

Artikel 51

Het voor de aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid verschuldigde tarief wordt vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 53

  • 1 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie AM bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 2 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie A1 bestaat uit een theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A, een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming.

  • 3 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie A2 bestaat uit:

    • a. een praktijkexamen waarbij wordt getoetst op zowel voertuigbeheersing als verkeersdeelneming, indien de aanvrager op de datum van het praktijkexamen:

      • 1°. ten minste twee jaar beschikt over een hem afgegeven rijbewijs voor de categorie A1, of

      • 2°. ten minste twee jaar beschikt over een aan hem door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A1;

    • b. een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming, indien de aanvrager op de datum van het praktijkexamen voertuigbeheersing:

      • 1°. nog geen twee jaar beschikt over een aan hem afgegeven rijbewijs voor de categorie A1, of

      • 2°. nog geen twee jaar beschikt over een aan hem door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A1;

    • c. een theorie-examen ten behoeve van de categorie A, een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming, indien de aanvrager op de datum van het praktijkexamen voertuigbeheersing niet voldoet aan de in de onderdelen a of b bedoelde voorwaarden.

  • 4 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie A bestaat uit:

    • a. een praktijkexamen waarbij wordt getoetst op zowel voertuigbeheersing als verkeersdeelneming, indien de aanvrager op de datum van het praktijkexamen:

      • 1°. ten minste twee jaar beschikt over een aan hem afgegeven rijbewijs voor de categorie A2, of

      • 2°. ten minste twee jaar beschikt over een aan hem door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A2;

    • b. een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming, indien de aanvrager eenentwintig jaar of ouder is en op de datum van het praktijkexamen voertuigbeheersing:

      • 1°. beschikt over een aan hem afgegeven rijbewijs voor de categorie A1,

      • 2°. beschikt over een aan hem door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A1,

      • 3°. nog geen twee jaar beschikt over een aan hem afgegeven rijbewijs voor de categorie A2, of

      • 4°. nog geen twee jaar beschikt over een aan hem door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven geldig rijbewijs voor de categorie A2;

    • c. een theorie-examen ten behoeve van de categorie A, een praktijkexamen voertuigbeheersing en een praktijkexamen verkeersdeelneming, indien de aanvrager eenentwintig jaar of ouder is en op de datum van het praktijkexamen voertuigbeheersing niet voldoet aan de in de onderdelen a of b bedoelde voorwaarden.

  • 5 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 6 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B die de bevoegdheid geeft tot het besturen van motorrijtuigen van de categorie B, waaraan een aanhangwagen of oplegger is gekoppeld waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 750 kg en de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, maar niet meer bedraagt dan 4250 kg, bestaat uit een praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij B.

  • 7 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C1 bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 8 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 9 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie D1 bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 10 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie D bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 11 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie E bestaat uit een praktijkexamen.

  • 12 Het onderzoek naar de rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie T bestaat uit een theorie-examen en een praktijkexamen.

  • 13 In afwijking van het tweede, derde en vierde lid, bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid voor respectievelijk de categorieën A1, A2 en A uit een praktijkexamen verkeersdeelneming voor de desbetreffende categorie, indien de aanvrager beschikt over:

    • a. een geldig rijbewijs voor dezelfde categorie als waarop de aanvraag betrekking heeft, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, of

    • b. een geldig rijbewijs voor dezelfde categorie als waarop de aanvraag betrekking heeft, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling.

Artikel 53a

  • 1 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij C is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie C en een praktijkexamen voor de categorie E bij C.

  • 2 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie C is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie C.

  • 3 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij D is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie D en een praktijkexamen voor de categorie E bij D.

  • 4 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie D is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie D.

  • 5 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij C1 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie C1 en een praktijkexamen voor de categorie E bij C1.

  • 6 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie C1 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie C1.

  • 7 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij D1 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie D1 en een praktijkexamen voor de categorie E bij D1.

  • 8 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie D1 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie D1.

  • 9 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie E bij B is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen voor de categorie B en een praktijkexamen voor de categorie E bij B.

  • 10 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie B is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie B.

  • 11 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie A is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie A.

  • 12 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie A2 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen ten behoeve van de categorie A en een praktijkexamen voor de categorie A2.

  • 13 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie A1 is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen ten behoeve van de categorie A en een praktijkexamen voor de categorie A1.

  • 14 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de zwaarste categorie waarop de aanvraag betrekking heeft categorie AM is, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie AM.

  • 15 Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, en de aanvraag uitsluitend de categorie T betreft, dan bestaat het onderzoek naar de rijvaardigheid uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de categorie T. Indien de aanvraag mede een of meer van de categorieën E bij D, D, E bij D1, D1, E bij B, B, A1, A2, A of AM betreft, dan bestaat in aanvulling op de eerste volzin het onderzoek naar de rijvaardigheid mede uit een theorie-examen en een praktijkexamen voor de zwaarste categorie overeenkomstig het derde tot en met het veertiende lid.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid

Artikel 54

Het voor de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid verschuldigde tarief dient vóór de indiening van de aanvraag te zijn voldaan door overmaking op een door het CBR aangewezen bankrekening.

Artikel 55

  • 1 De aanvraag geschiedt op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 Bij de aanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a. een volledig ingevuld aanvraagformulier volgens door het CBR vastgesteld model;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

    • c. indien de aanvraag wordt gedaan met het oog op de aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in de artikelen 42b, eerste lid, of 42d, eerste lid, dient de aanvrager tevens te overleggen de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel a, geldt niet indien de aanvraag langs geautomatiseerde weg wordt ingediend.

  • 4 Bij de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid raadpleegt het CBR de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

§ 3. Het theorie-examen

Artikel 56

  • 1 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën AM en T kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van vijftien jaren en zes maanden hebben bereikt.

  • 2 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt.

  • 3 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie B kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt.

  • 4 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C1 kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt.

  • 5 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt.

  • 6 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D1 kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt.

  • 7 Het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt.

Artikel 57

De kosten van het theorie-examen worden vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 58

De kosten van het theorie-examen dienen door de aanvrager te worden voldaan door aankoop van een aanvraagkaart volgens door het CBR vastgesteld model door het verschuldigde bedrag over te maken op een door het CBR aangewezen bankrekening.

Artikel 59

  • 1 Voor toelating tot het theorie-examen dienen te worden overgelegd:

    • a. een op naam van de aanvrager gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

    • c. indien de aanvraag wordt gedaan met het oog op de aanvraag van een rijbewijs, bedoeld in artikel 42a, eerste lid, dient de aanvrager tevens te overleggen de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring.

  • 2 Voor de toelating tot het theorie-examen raadpleegt het CBR de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 60a

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie AM betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van bromfietsen geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede van kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in voor de bestuurders van bromfietsen relevante verkeersrisico’s en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek;

  • g. kennis van de elementaire beginselen van voertuigbediening en voertuigbeheersing en

  • h. kennis van mogelijkheden om noodsituaties tijdig te onderkennen, en van gedragsmogelijkheden in noodsituaties.

Artikel 61

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie A betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen en

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek.

Artikel 62

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie B betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen en

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek.

Artikel 63

  • 1 De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C1 betreffen:

    • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

    • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

    • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

    • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

    • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

    • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en veiligheidsvoorzieningen;

    • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek en

    • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen;

    • i. kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op optimaal gebruik.

  • 2 De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C betreffen:

    • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

    • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

    • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

    • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

    • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

    • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en veiligheidsvoorzieningen;

    • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek;

    • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen;

    • i. kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op optimaal gebruik en

    • j. kennis van en inzicht in de werking en defecten van de belangrijkste voertuigonderdelen en vloeistoffen.

Artikel 64

  • 1 De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D1 betreffen:

    • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

    • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

    • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

    • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

    • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

    • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en veiligheidsvoorzieningen;

    • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek en

    • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen;

    • i. kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op optimaal gebruik.

  • 2 De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D betreffen:

    • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

    • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

    • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

    • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

    • e. basiskennis met betrekking tot de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen;

    • f. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid van belang zijnde voertuigonderdelen, uitrustingsstukken en veiligheidsvoorzieningen;

    • g. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek;

    • h. basiskennis met betrekking tot rij- en rusttijdenregelingen;

    • i. kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op optimaal gebruik en

    • j. kennis van en inzicht in de werking en defecten van de belangrijkste voertuigonderdelen en vloeistoffen.

Artikel 64a

De eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T betreffen:

  • a. grondige kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie geldende voorschriften en het op juiste wijze toepassen van die kennis, alsmede kennis van bij en krachtens de wet vastgestelde, voor andere verkeersdeelnemers dan die bestuurders geldende voorschriften;

  • b. kennis van de mogelijkheid van conflicteren van eigen belangen en belangen van andere verkeersdeelnemers;

  • c. inzicht in verkeersrisico’s die relevant zijn voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie, en in factoren die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden;

  • d. kennis van de hoofdbeginselen van eerste hulp bij ongelukken en van elementaire maatregelen, te treffen bij verkeersongevallen;

  • e. inzicht in de werking en het elementaire onderhoud van de voor de verkeersveiligheid en voor het milieu van belang zijnde voertuigonderdelen, veiligheidsvoorzieningen en uitrustingsstukken;

  • f. kennis van en inzicht in de invloed van het eigen rijgedrag op de mobiliteits- en milieuproblematiek;

  • g. kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig moet worden vervoerd;

  • h. kennis van en inzicht in de werking en defecten van de belangrijkste voertuigonderdelen en vloeistoffen.

Artikel 65

  • 1 Indien de aanvrager bij het theorie-examen naar het oordeel van het CBR heeft voldaan aan de eisen, registreert het CBR ten behoeve van de aanvrager dat hij is geslaagd voor het theorie-examen en draagt het CBR er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt.

§ 4. Het praktijk-examen

Artikel 67

Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie;

  • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 67a

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie A1 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A of dient aan te tonen dat hij beschikt over een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A1 moet de aanvrager tevens niet langer dan een jaar voor de dag van dat examen zijn geslaagd voor het praktijkexamen voertuigbeheersing voor die categorie.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt, voor zover het de toelating tot het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A1 betreft, met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A gelijkgesteld:

    • a. een geldig rijbewijs B of

    • b. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel a, geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen reeds beschikt over:

    • a. een geldig rijbewijs A1 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met automatische schakeling, of

    • b. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met automatische schakeling.

  • 5 Het tweede lid geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen in het bezit is van:

    • a. een geldig rijbewijs A1 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met automatische schakeling, of

    • b. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling.

Artikel 67b

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie A2 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen te zijn geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A of dient aan te tonen dat hij beschikt over een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A2 moet de aanvrager tevens niet langer dan een jaar voor de dag van dat examen zijn geslaagd voor het praktijkexamen voertuigbeheersing voor die categorie.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt, voor zover het de toelating tot het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A2 betreft, met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A gelijkgesteld:

    • a. een geldig rijbewijs B, of

    • b. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel a, geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen in het bezit is van:

    • a. een rijbewijs voor de categorie A1,

    • b. een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland,

    • c. een geldig rijbewijs A2 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, of

    • d. een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling.

  • 5 Het tweede lid geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen:

    • a. ten minste twee jaar in het bezit is van een rijbewijs A1,

    • b. ten minste twee jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland,

    • c. in het bezit is van een geldig rijbewijs A2 dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met automatische schakeling, of

    • d. in het bezit is van een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling.

Artikel 67c

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie A moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen te zijn geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A of dient aan te tonen dat hij beschikt over een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen afgegeven theoriecertificaat ten behoeve van de rijbewijscategorie A;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorie A moet de aanvrager tevens niet langer dan een jaar voor de dag van dat examen zijn geslaagd voor het praktijkexamen voertuigbeheersing voor die categorie.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt, voor zover het de toelating tot het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A betreft, met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen ten behoeve van de rijbewijscategorie A gelijkgesteld:

    • a. een geldig rijbewijs B, of

    • b. een geldig rijbewijs B afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

  • 4 Het eerste lid, onderdeel a, geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen:

    • a. in het bezit is van een rijbewijs voor de categorie A1 en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt;

    • b. in het bezit is van een geldig rijbewijs voor de categorie A1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt;

    • c. ten minste twee jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs A2;

    • d. ten minste twee jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • e. in het bezit is van een rijbewijs A2 en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt;

    • f. in het bezit is van een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt;

    • g. reeds in het bezit is van een geldig rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt;

    • h. reeds in het bezit is van een geldig rijbewijs A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt.

  • 5 Het tweede lid geldt niet, indien de aanvrager aantoont dat hij op de datum van het praktijkexamen:

    • a. ten minste twee jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs A2,

    • b. ten minste twee jaar in het bezit is van een geldig rijbewijs A2, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland,

    • c. in het bezit is van een geldig rijbewijs A dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van die categorie met automatische schakeling en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt, of

    • d. in het bezit is van een geldig rijbewijs A, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling en de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt.

Artikel 67d

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie B moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie of een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie B gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie B.

  • 3 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij B moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B dat hetzij nog geldig is, hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die betrekking hebben op rijbewijscategorie B met het oog op het verkrijgen van de bevoegdheid tot het besturen van een samenstel van een trekkend motorrijtuig van de categorie B en een aanhangwagen of oplegger met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, waarbij de toegestane maximum massa van dit samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger meer bedraagt dan 3500 kg, maar niet meer bedraagt dan 4250 kg.

Artikel 67e

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie C1 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie of een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs C1, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs C1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

    • b. de aanvrager dient tevens een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C1 gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie C1.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie C1 en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs B gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

  • 4 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij C1 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs C1, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs C1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie E bij C1 en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs C1 gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C1, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

Artikel 67f

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie C moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie of een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs C, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs C, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

    • b. de aanvrager dient tevens een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B, dat hetzij nog geldig is, hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie C.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie C en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs B gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

  • 4 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij C moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs C, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs C, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie E bij C en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs C gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

Artikel 67g

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie D1 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie of een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs D1, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs D1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

    • b. de aanvrager dient tevens een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D1 gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie D1.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie D1 en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs B gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

  • 4 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij D1 moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs D1, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs D1, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie E bij D1 en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs D1 gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie D1, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

Artikel 67h

  • 1 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie D moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor deze categorie of een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs D, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs D, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dat slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van deze categorie met automatische schakeling;

    • b. de aanvrager dient tevens een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs B,dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs B, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt met de registratie dat de aanvrager is geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D gelijkgesteld een door het daartoe bevoegde militaire gezag niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het examen afgegeven theoriecertificaat voor de rijbewijscategorie D.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie D en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs B gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie B, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

  • 4 Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie E bij D moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager dient een van de volgende documenten over te leggen:

      • 1°. een rijbewijs D, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, of

      • 2°. een geldig rijbewijs D, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;

    • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorie E bij D en de aanvrager een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt, met een rijbewijs D gelijkgesteld een ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie D, waarbij de datum van registratie niet langer dan drie jaar voor de dag van het examen mag liggen.

Artikel 67ha

Voor de toelating tot het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet zijn voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T;

  • b. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht te overleggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 67i

In afwijking van de artikelen 67 tot en met 67ha moet, indien het de toelating tot het praktijkexamen in verband met een aanvraag van een rijbewijs als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, betreft, zijn voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht over te leggen;

  • b. de aanvrager dient de in artikel 42b, tweede lid, onderdeel b, bedoelde verklaring over te leggen;

  • c. de aanvrager dient niet langer dan twee jaar voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de zwaarste rijbewijscategorie, bedoeld in artikel 42a, tweede lid, waarop de aanvraag betrekking heeft, indien de aanvraag betrekking heeft op de categorieën E bij C, C, E bij D, D, E bij C1, C1, E bij D1 of D1;

  • d. de aanvrager dient niet langer dan een jaar en zes maanden voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de zwaarste rijbewijscategorie, bedoeld in artikel 42a, tweede lid, waarop de aanvraag betrekking heeft, indien de aanvraag betrekking heeft op de categorieën E bij B, B, A, A2, A1, AM of T.

Artikel 69a

  • 1 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, bromfietsen op twee wielen, dient te worden voldaan, betreffen:

    • a. bedrevenheid in de bediening en de beheersing van het voertuig;

    • b. het op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer;

    • c. het kunnen toepassen van de bij of krachtens de wet vastgestelde voorschriften.

  • 2 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, bromfietsen op drie of vier wielen, dient te worden voldaan, betreffen de bedrevenheid in de bediening en de beheersing van het voertuig.

Artikel 69b

  • 1 Het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, bromfietsen op twee wielen, bestaat uit het afleggen van een rijproef met een bromfiets op twee wielen die blijkens de gegevens in het kentekenregister of voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die meer bedraagt dan 25 km/h.

  • 2 Het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, bromfietsen op drie of vier wielen, bestaat uit het afleggen van een rijproef met een bromfiets op drie of vier wielen die blijkens de gegevens in het kentekenregister of voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die meer bedraagt dan 25 km/h.

Artikel 70

  • 1 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de de rijbewijscategorieën A1, A2 en A dient te worden voldaan betreffen het op juiste en veilige wijze uitvoeren van een aantal bijzondere verrichtingen met het voertuig.

  • 2 De eisen waaraan bij het praktijk-examen verkeersdeelneming voor de de rijbewijscategorieën A1, A2 en A dient te worden voldaan betreffen:

    • a. bedrevenheid in de bediening van het voertuig;

    • b. het op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer;

    • c. het kunnen toepassen van de bij en krachtens de wet vastgestelde voorschriften.

  • 3 De eisen waaraan bij het praktijkexamen voor de de rijbewijscategorieën B, C1, C, D1, D, E en T dient te worden voldaan, betreffen:

    • a. bedrevenheid in de bediening van het voertuig;

    • b. het op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer;

    • c. het kunnen toepassen van de bij en krachtens de wet vastgestelde voorschriften;

    • d. het op juiste en veilige wijze uitvoeren van een aantal bijzondere verrichtingen met het voertuig.

  • 4 Het derde lid, onderdeel d, is niet van toepassing indien de aanvrager bij een vóór het betrokken praktijkexamen door hem afgelegde tussentijdse toets ten genoegen van het CBR heeft aangetoond aan de daar gestelde eis te voldoen.

Artikel 71

  • 1 De in artikel 53, tweede en dertiende lid, bedoelde praktijkexamens voor de rijbewijscategorie A1 bestaan uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen van de categorie A1, zonder zijspan, met een cilinderinhoud van ten minste 120 cm3, dat een snelheid kan bereiken van ten minste 90 km/u, dan wel, indien het gaat om een motorrijtuig op twee wielen van de categorie A1, zonder zijspan, met een volledig elektrische aandrijving, met een zodanig motorrijtuig met een maximumvermogen van minder dan 11 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van ten minste 0,08 kW per kg en dat een snelheid kan bereiken van ten minste 90 km/u.

  • 2 De in artikel 53, derde en dertiende lid, bedoelde praktijkexamens voor de rijbewijscategorie A2 bestaan uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen van de categorie A2, zonder zijspan, met een vermogen van ten minste 20 kW en ten hoogste 35 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van niet meer dan 0,2 kW/kg, dan wel, indien het gaat om een motorrijtuig op twee wielen van de categorie A2, zonder zijspan, met een volledig elektrische aandrijving, met een zodanig motorrijtuig met een maximumvermogen van ten minste 20 kW en ten hoogste 35 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van ten minste 0,15 kW/kg. Indien het motorrijtuig door een verbrandingsmotor wordt aangedreven, bedraagt de cilinderinhoud daarvan ten minste 250 cm3.

  • 3 De in artikel 53, vierde en dertiende lid, bedoelde praktijkexamens voor de rijbewijscategorie A bestaan uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op twee wielen van de categorie A, zonder zijspan, met een ongeladen massa van ten minste 180 kg en met een vermogen van ten minste 50 kW, dan wel, indien het gaat om een motorrijtuig van de categorie A op twee wielen, zonder zijspan, met een volledig elektrische aandrijving, met een zodanig motorrijtuig met een maximumvermogen van ten minste 50 kW en een vermogen/gewichtsverhouding van ten minste 0,25 kW/kg.

Artikel 72

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs B bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig op vier wielen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, en dat niet is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen. Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 100 km per uur.

  • 2 Het praktijkexamen voor het rijbewijs B dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van motorrijtuigen van de categorie B, waaraan een aanhangwagen of oplegger is gekoppeld waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 750 kg, waarbij de toegestane maximum massa van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger meer bedraagt dan 3500 kg, maar niet meer dan 4250 kg, bestaat uit het afleggen van een rijproef overeenkomstig artikel 75.

Artikel 72a

Het praktijkexamen voor het rijbewijs C1 bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig van de categorie C1, niet zijnde een motorrijtuig bestemd voor het voortbewegen van een oplegger, dat niet is ingericht voor het vervoer van personen en waarvan de lengte ten minste 6,00 m, de breedte ten minste 2,20 m, de wielbasis ten minste 3,50 m, de toegestane maximum massa ten minste 6000 kg en de feitelijke totale massa ten minste 5000 kg bedraagt. Het motorrijtuig dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer, en dient met ten minste 1000 kg te zijn beladen. Het motorrijtuig dient te zijn uitgerust met een anti-blokkeersyteem, een versnellingsbak met ten minste vijf voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controleapparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014. Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

Artikel 73

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs C bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig van de categorie C, niet zijnde een motorrijtuig bestemd voor het voortbewegen van een oplegger:

    • a. waarvan de lengte ten minste 9,00 m, de breedte ten minste 2,50 m en de wielbasis ten minste 5,20 m bedraagt;

    • b. waarvan de feitelijke totale massa ten minste 15.000 kg en de toegestane maximum massa ten minste 12.000 kg bedraagt;

    • c. dat mag zijn uitgerust met één aangedreven as;

    • d. dat is voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine, en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer;

    • e. dat met ten minste 5.000 kg is beladen, waarbij de lading in IBC's of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst;

    • f. dat is voorzien van een werkende aslastmeter op alle assen of een weegbrief van ten hoogste één jaar oud;

    • g. dat is uitgerust met een antiblokkeersysteem, een cruise control, een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen, waarbij de versnelling door de bestuurder met de hand wordt bediend, een toerenteller en een controleapparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014;

    • h. dat is voorzien van een slaapcabine en minimaal drie zitplaatsen, overeenkomstig het kentekenregister; en

    • i. dat een snelheid kan bereiken van ten minste 80 km per uur.

  • 2 Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie C met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.

Artikel 73a

Het praktijkexamen voor het rijbewijs D1 bestaat uit het afleggen van een rijproef met een ongeleed motorrijtuig van de categorie D1 dat is ingericht voor het vervoer van meer dan acht en ten hoogste zestien personen, de bestuurder niet meegerekend, en waarvan de lengte ten minste 6,50 m, de breedte ten minste 1,90 m en de toegestane maximum massa ten minste 4000 kg bedraagt. Het motorrijtuig dient te zijn uitgerust met een anti-blokkeersysteem, een versnellingsbak met ten minste vijf voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controleapparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014. Het motorrijtuig dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

Artikel 74

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs D bestaat uit het afleggen van een rijproef met een ongeleed motorrijtuig:

    • a. dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

    • b. waarvan de lengte ten minste 11,50 m, de breedte ten minste 2,50 m en de afstand van het hart van de vooras tot het hart van de aangedreven as ten minste 5,40 m bedraagt;

    • c. dat is uitgerust met een antiblokkeersysteem, cruise control, een versnellingsbak met ten minste vijf voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controleapparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014; en

    • d. dat een snelheid kan bereiken van ten minste 80 km per uur.

  • 2 Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie D met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.

Artikel 75

Het praktijk-examen voor het rijbewijs E bij B bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 72, eerste lid, waarvan de toegestane maximum massa meer dan 1750 kg bedraagt, en een aanhangwagen waarvan de lengte ten minste 6 m en de toegestane maximum massa meer dan 1750 kg bedraagt. De aanhangwagen dient te zijn uitgerust met twee assen waarvan er maximaal één gestuurd is, dan wel met een samenstel van twee starre assen in het midden van de aanhangwagen. De aanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif waarvan de breedte en de hoogte ten minste die van het trekkende motorrijtuig bedragen en dient voor ten minste 50% van het laadvermogen te zijn beladen.

Artikel 75a

Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij C1 bestaat uit het afleggen van een rijproef met een samenstel van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 72a en een aanhangwagen waarvan de maximum toegestane massa ten minste 3000 kg en de lengte ten minste 5,00 m bedraagt. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken. De aanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even hoog en breed als de cabine van het trekkend motorrijtuig, en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer, en dient met ten minste 800 kg te zijn beladen. De gesloten opbouw of de gesloten huif mag ook nagenoeg even breed zijn als het trekkend motorrijtuig zolang het zicht naar achteren alleen door middel van buitenspiegels mogelijk is. Het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen dient een lengte te hebben van ten minste 11,00 m. De aanhangwagen dient te zijn uitgerust met twee of meer assen, waarvan er maximaal één gestuurd is, dan wel bij een samenstel van twee of meer assen in het midden, waarvan zowel de assen als de wielen niet stuurbaar of zelfsturend zijn.

Artikel 76

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij C bestaat uit het afleggen van een rijproef:

    • a. met een samenstel van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 73 en een autonome of middenasaanhangwagen waarvan de lengte ten minste 7,50 m en de breedte ten minste 2,50 m bedraagt. De lengte van het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen bedraagt ten minste 17,00 m. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken. De toegestane maximummassa van het trekkend motorrijtuig en de aanhangwagen tezamen dient ten minste 20.000 kg te bedragen en de feitelijke totale massa van het samenstel dient ten minste 25.000 kg te bedragen. De middenasaanhangwagen dient te zijn uitgerust met minimaal twee starre assen die tijdens het examen op het wegdek moeten staan, waarbij de hoogte van het hart van de onderbouwkoppeling zich op niet meer dan 0,55 m boven het wegdek bevindt. De middenasaanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine van het trekkend motorrijtuig en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer van de middenasaanhangwagen, en dient met ten minste 5.000 kg te zijn beladen, waarbij de lading in IBC's of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst en werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief van ten hoogste één jaar oud; of

    • b. met een samenstel van een opleggertrekker met een breedte van 2,50 m en een oplegger. De lengte van het samenstel van opleggertrekker en oplegger bedraagt ten minste 15,50 m. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken. De toegestane maximummassa van het samenstel dient ten minste 20.000 kg te bedragen en de feitelijke totale massa van het samenstel dient ten minste 25.000 kg te bedragen. De opleggertrekker en de oplegger dienen te zijn uitgerust met een antiblokkeersysteem, en de opleggertrekker ook met cruise control, een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen, een toerenteller en een controleapparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014. De opleggertrekker dient te zijn voorzien van een slaapcabine en minimaal drie zitplaatsen, overeenkomstig het kentekenregister. De oplegger dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine van de opleggertrekker en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer, maar ten minste 7,50 m, en dient met ten minste 10.000 kg te zijn beladen, waarbij de lading in IBC's of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst, en werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief van maximaal één jaar oud. De oplegger moet beschikken over ten minste twee assen en ten hoogste drie assen, waarvan in beide gevallen ten minste één starre as. Tijdens het examen moeten ten minste twee assen waarvan één starre as op het wegdek staan.

  • 2 Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie E bij C met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde trekkend motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.

Artikel 76a

Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij D1 bestaat uit het afleggen van een rijproef met een samenstel van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 73a en een aanhangwagen waarvan de maximaal toegestane massa ten minste 2000 kg en de lengte ten minste 4,50 m bedraagt. De aanhangwagen dient te zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif die ten minste 2,00 m breed en 2,00 m hoog is en dient met ten minste 800 kg te zijn beladen. Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken.

Artikel 77

  • 1 Het praktijkexamen voor het rijbewijs E bij D bestaat uit het afleggen van een rijproef met een motorrijtuig als bedoeld in artikel 74 en een aanhangwagen waarvan de lengte ten minste 5 m, de breedte ten minste 2,40 m en de toegestane maximum massa ten minste 3000 kg bedraagt. De aanhangwagen moet zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif die ten minste 2 m breed en 2 m hoog is en dient met ten minste 800 kg te zijn beladen. Het samenstel dient een snelheid te kunnen bereiken van ten minste 80 km per uur.

  • 2 Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie E bij D met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde trekkend motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.

Artikel 77a

Het praktijkexamen voor het rijbewijs T bestaat uit het afleggen van een rijproef met een samenstel, waarvan de feitelijke massa niet meer bedraagt dan de technisch toegestane massa van het samenstel, en de lengte ten minste 11 m bedraagt, bestaande uit:

  • a. een landbouw- of bosbouwtrekker van de voertuigclassificatie T1a of T1b, bedoeld in verordening (EU) 167/2013,

    • 1°. waarvan de breedte ten minste 2,4 m en ten hoogste 2,55 m, en de massa van het trekkend motorrijtuig in de rijklare toestand ten minste 5.500 kg bedraagt en de technisch toegestane maximummassa op de koppeling en de as of assen niet wordt overschreden,

    • 2°. met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 40 km/h of meer,

    • 3°. die is voorzien van een gesloten, hydraulisch of luchtgeveerde cabine, dan wel een gesloten cabine met spiraalvering, geplaatst achter het hart van de vooras van het trekkende motorrijtuig,

    • 4°. die voorzien is van een verstelbaar stuur dat nagenoeg op de middenlangslijn is gepositioneerd,

    • 5°. die beschikt over een goed werkende toerenteller en snelheidsmeter, die ook vanaf de zitplaats van de examinator goed zichtbaar zijn, en

    • 6°. die is voorzien van een naar het oordeel van het CBR geschikte aanhangwagenkoppeling, en

  • b. een aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met ten minste twee assen, waarvan minimaal één starre as,

    • 1°. waarvan de lengte ten minste 6 m, de breedte ten minste 2,4 m en ten hoogste 2,55 m is en de wielbasis ten minste 4,5 m bedraagt,

    • 2°. die is geconstrueerd voor een maximumsnelheid van 40 km/h of meer,

    • 3°. waarvan de ledige massa vermeerderd met de lading ten minste 11.000 kg bedraagt, en waarbij de technisch toegestane maximum massa op de koppeling en de as of assen niet wordt overschreden,

    • 4°. die is voorzien van een opbouw of huif, niet zijnde een tank of tankcontainer, die nagenoeg de lengte van de laadvloer, nagenoeg de breedte van de aanhangwagen, een dusdanige hoogte heeft, dat het voor de feitelijke bestuurder onmogelijk is hier overheen te kijken en waarvan de zijwanden en kopschot of achterwand niet doorzichtig zijn,

    • 5°. die is beladen met ten minste 6.000 kg, waarbij de lading is verdeeld en deugdelijk is vastgezet,

    • 6°. die is voorzien van een bedrijfsrem die werkt op alle wielen, en

    • 7°. die is voorzien van een naar het oordeel van het CBR geschikte koppeling.

Artikel 78

Het motorrijtuig waarmee de rijproef wordt afgelegd, behoeft niet te zijn voorzien van handschakeling.

Artikel 78a

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs AM wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 79

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs A wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 80

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs B wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

  • b. een binnen- en een buitenspiegel, dan wel een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee de examinator het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 81

Het motorrijtuig waarmee de rijproef voor het rijbewijs C1, C, D1, D of E wordt afgelegd, dient te zijn voorzien van:

  • a. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

  • b. twee of meer buitenspiegels, dan wel een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;

  • c. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

Artikel 81a

  • 1 Het samenstel waarmee de rijproef voor het rijbewijs T wordt afgelegd, dient in ieder geval te zijn voorzien van:

    • a. de bij het trekkend motorrijtuig en de aanhangwagen behorende kentekenplaten en kentekenbewijzen;

    • b. inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en het koppelingspedaal vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;

    • c. linker- en rechterbuitenspiegels of een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen die zodanig zijn geplaatst dat zowel de feitelijke bestuurder als de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien en waarmee tijdens het afslaan en in bochten in het wegverloop voldoende zicht is op de wielen van de aanhangwagen, het deel van de weg naast de aanhangwagen en een zo groot mogelijk deel van de onderzijde van de aanhangwagen, en

    • d. een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid kan het CBR nadere eisen stellen die betrekking hebben op de veiligheid van de kandidaat, de examinator of de veiligheid op de weg, dan wel in het algemeen van belang zijn voor het afnemen van een examen dat recht doet aan de uitvoering van de verkeerstaak met een motorrijtuig dat met het rijbewijs voor de categorie T mag worden bestuurd.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig mag niet zijn voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk.

  • 4 Voorafgaand aan het praktijkexamen dienen de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde kentekenbewijzen behoorlijk ter inzage te worden gegeven.

Artikel 82

  • 1 Het motorrijtuig, het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, dan wel het samenstel van trekkend motorrijtuig en oplegger, waarmee de rijproef wordt afgelegd, dient naar het oordeel van het CBR daartoe geschikt te zijn

  • 2 Aan de praktijkexamens voor de rijbewijscategorieën  A1, A2 en A mag slechts worden deelgenomen door kandidaten met een naar het oordeel van het CBR daartoe geschikte beschermende uitrusting, bestaande uit handschoenen, schoeisel, beschermende kleding en een helm.

  • 3 Indien in verband met lichamelijke beperkingen slechts bepaalde typen motorrijtuigen of alleen een aangepast motorrijtuig mag worden bestuurd, dan vindt het praktijkexamen plaats in zo’n motorrijtuig, dan wel in een samenstel van zo’n trekkend motorrijtuig en aanhangwagen of oplegger.

Artikel 83

  • 1 De duur van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, voor zover het betreft bromfietsen op twee wielen, bedraagt ten minste 25 minuten.

  • 2 De duur van het praktijkexamen verkeersdeelneming voor de rijbewijscategorieën A1, A2 en A en van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën B en E bij B bedraagt ten minste 35 minuten.

  • 3 De duur van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën A2 en A bedraagt ten minste 35 minuten.

  • 4 De duur van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1, D, E bij C1, E bij C, E bij D1, E bij D en T bedraagt ten minste 60 minuten.

Artikel 84

De rijproef kan binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien naar het oordeel van de examinator de aanvrager door zijn wijze van rijden de veiligheid op de weg in gevaar brengt. Bij het praktijkexamen voertuigbeheersing voor de rijbewijscategorie A kan de rijproef eveneens binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien naar het oordeel van de examinator de aanvrager de bijzondere verrichtingen niet op juiste of veilige wijze uitvoert.

§ 5. Registratie van verklaringen van rijvaardigheid

Artikel 85

  • 1 Indien de aanvrager naar het oordeel van de examinator bij het onderzoek naar de rijvaardigheid heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, registreert het CBR in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie waarvoor de aanvrager aan die eisen heeft voldaan.

  • 2 Indien de aanvrager van een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie C, CE, D of DE, die voldoet aan de in artikel 18a, eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde eisen, naar het oordeel van de examinator niet heeft voldaan aan de in artikel 18a, eerste lid, onderdeel c, bedoelde eisen, maar overigens wel heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie C, CE, D of DE, wordt een verklaring van rijvaardigheid geregistreerd die geldig is voor de desbetreffende rijbewijscategorie waarvoor de aanvrager aan de eisen heeft voldaan, met dien verstande dat daarbij wordt geregistreerd dat de aanvrager het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig van de categorie C of D met automatische schakeling, respectievelijk met een aanhangwagen, voortbewogen door een trekkend motorrijtuig van de categorie C of D met automatische schakeling.

§ 6. Nader onderzoek rijvaardigheid

Artikel 86

  • 1 De aanvrager van een verklaring van rijvaardigheid, die binnen een tijdsbestek van vijf jaren tot vier maal toe ter zake van dezelfde rijbewijscategorie een mededeling heeft ontvangen dat hij niet aan de bij ministeriële regeling ten aanzien van die rijbewijscategorie vastgestelde eisen heeft voldaan, dient zich, indien hij een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid.

  • 2 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op de rijbewijscategorieën A1, A2 en A, geldt het eerste lid slechts indien de daar bedoelde mededeling betrekking heeft op het niet voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen wat betreft de verkeersdeelneming.

Artikel 87

Het nader onderzoek bestaat uit het afleggen van een rijproef ten overstaan van een door het CBR aangewezen rijvaardigheidsadviseur. De artikelen 54 en 55, 67 tot en met 82 en 84 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 88

De duur van het nader onderzoek bedraagt voor de rijbewijscategorieën AM, A1, A2, A, B en E bij B ten minste 50 minuten en voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1, D, E bij C1, E bij C, E bij D1, E bij D en T ten minste 80 minuten.

Artikel 89

Indien de aanvrager naar het oordeel van de rijvaardigheidsadviseur bij het nader onderzoek voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, registreert het CBR in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie waarvoor de aanvrager aan die eisen heeft voldaan.

Artikel 90

Indien de aanvrager naar het oordeel van de rijvaardigheidsadviseur bij het nader onderzoek niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen, adviseert de rijvaardigheidsadviseur de aanvrager omtrent de wijze waarop deze ten aanzien van die onderdelen waarop hij niet aan die eisen voldoet, zijn rijvaardigheid kan verbeteren.

Artikel 91

De aanvrager die bij het nader onderzoek niet heeft voldaan aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de rijvaardigheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, dient zich, indien hij een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, opnieuw te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid.

Artikel 92

  • 1 Indien de aanvrager van een verklaring van rijvaardigheid ook bij het tweede nader onderzoek voor dezelfde rijbewijscategorie niet blijkt te voldoen aan de bij ministeriële regeling ten aanzien van die rijbewijscategorie vastgestelde eisen, is het CBR bevoegd te vorderen dat de aanvrager, indien hij na het tweede nader onderzoek voor dezelfde rijbewijscategorie een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor die rijbewijscategorie indient, op eigen kosten een onderzoek naar zijn geschiktheid ondergaat. Het onderzoek wordt verricht door een of meer door het CBR aangewezen deskundigen.

  • 2 Het eerste lid en de artikelen 93 tot en met 96 zijn niet van toepassing op aanvragers van een verklaring van rijvaardigheid voor de rijbewijscategorie AM.

Artikel 93

Door de aangewezen deskundige of deskundigen wordt aan het CBR schriftelijk medegedeeld of de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 94

Het CBR onderzoekt mede op basis van de bevindingen van de aangewezen deskundige of deskundigen of de aanvrager al dan niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 95

Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, dient hij zich in het kader van een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor de betrokken rijbewijscategorie te onderwerpen aan een nader onderzoek naar zijn rijvaardigheid als bedoeld in artikel 87. De artikelen 54 en 55, 67 tot en met 82 en 84 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 96

Indien de aanvrager op basis van het in artikel 94 bedoelde onderzoek een mededeling ontvangt dat hij naar het oordeel van het CBR niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, dient hij bij het indienen van een nieuwe aanvraag ter verkrijging van een verklaring van rijvaardigheid voor de betrokken rijbewijscategorie behoudens de in de artikelen 67 tot en met 67h genoemde bescheiden tevens een verklaring van geschiktheid voor die rijbewijscategorie over te leggen.

Hoofdstuk IV. Verklaringen van geschiktheid

§ 1. Algemeen

Artikel 97

  • 1 Verklaringen van geschiktheid worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt ten behoeve van degene wiens rijbewijs op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel ter bevordering van de geschiktheid, gedurende een periode van ten hoogste drie jaren na de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd zo lang hij niet alsnog aan die verplichting heeft voldaan.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin de kosten van het onderzoek voor rekening komen van de betrokken rijbewijshouder en het rijbewijs ongeldig is verklaard wegens het niet-verlenen van de vereiste medewerking aan de hem opgelegde verplichting zich te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn geschiktheid.

  • 4 In afwijking van het eerste en derde lid wordt ten behoeve van degene die niet heeft meegewerkt aan een keuring of een onderzoek door gebruik te maken van het blokkeringsrecht bedoeld in artikel 7:464, tweede lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, gedurende een periode van één jaar na de datum van de keuring of het onderzoek geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd.

Artikel 98

Het voor de aanvraag van verklaringen van geschiktheid verschuldigde tarief wordt vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister. Het tarief dient door de aanvrager te worden voldaan door aankoop van een aanvraagformulier volgens door het CBR vastgesteld model door het verschuldigde bedrag over te maken op een door het CBR aangewezen bankrekening.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van geschiktheid

Artikel 100

  • 1 Bij de aanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a. een niet langer dan twee weken voor de aanvraag getekende, volledig ingevulde gezondheidsverklaring volgens een door het CBR vastgesteld model;

    • b.

      • I. indien aan de aanvrager in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend of de aanvrager behoort tot het gezin van een persoon aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven verklaring waaruit zulks blijkt;

      • II. indien de aanvrager lid is van een in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, in Nederland gelegerde krijgsmacht, lid is van de tot die krijgsmacht behorende civiele dienst of behoort tot het gezin van een lid van een krijgsmacht als hiervoor bedoeld of tot het gezin van een tot de civiele dienst van zodanige krijgsmacht behorende persoon, een door de betrokken basiscommandant ondertekende verklaring waaruit zulks blijkt;

      • III. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, enig bewijsstuk betreffende de woonplaats en de datum en plaats van geboorte van de aanvrager.

  • 2 Indien één of meer van de op de gezondheidsverklaring gestelde vragen betreffende de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager bevestigend zijn beantwoord, ontvangt de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de gezondheidsverklaring per bevestigend beantwoorde vraag een vragenlijst, die overeenkomstig het vierde lid moet worden ingevuld en ingediend bij het CBR.

  • 3 De aanvrager ontvangt binnen vier weken na ontvangst van de gezondheidsverklaring naast de vragenlijst of vragenlijsten een in te vullen keuringsverslag overeenkomstig een door het CBR vastgesteld model, indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 75 jaren heeft bereikt;

    • b. de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager die de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt en die in het bezit is van een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt; of

    • c. de afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor één of meer van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1.

  • 4 De in het tweede lid bedoelde vragenlijst of vragenlijsten worden ingevuld door een arts, of in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen door een verpleegkundige of een andere vergelijkbare deskundige die aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen voldoet, en worden ingediend bij het CBR op een door het CBR te bepalen wijze.

  • 5 Het in het derde lid bedoelde keuringsverslag wordt door een arts opgesteld en ingediend bij het CBR op een door het CBR te bepalen wijze.

  • 6 Het eerste lid, onderdeel b, geldt niet indien de aanvraag van een verklaring van geschiktheid gelijktijdig met de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid wordt ingediend.

  • 7 Voor de toepassing van het derde lid wordt met een keuringsverslag als daar bedoeld gelijkgesteld een niet langer dan zes maanden voor de aanvraag afgegeven, door een arts opgemaakt, rapport van een niet in het kader van de aanvraag van een rijbewijs verrichte keuring waarbij de aanvrager is gekeurd op eisen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, welk rapport ten minste dezelfde gegevens bevat als een keuringsverslag.

  • 9 De kosten verbonden aan de invulling van de vragenlijst of vragenlijsten, bedoeld in het tweede of derde lid, alsmede de kosten verbonden aan het invullen van het keuringsverslag, bedoeld in het derde lid, alsmede van eventuele noodzakelijke aanvullingen op deze stukken, komen voor rekening van de aanvrager.

  • 10 Bij de aanvraag van een verklaring van geschiktheid raadpleegt het CBR de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 101

  • 1 Het CBR is bevoegd te vorderen dat de aanvrager, in aanvulling op de vragenlijst of vragenlijsten, of het keuringsverslag, bedoeld in artikel 100, derde lid, zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager, in aanvulling op de vragenlijst of vragenlijsten, of het keuringsverslag, bedoeld in artikel 100, derde lid, zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien:

    • a. de door de aanvrager overgelegde gezondheidsverklaring, dan wel de ingevulde vragenlijst of vragenlijsten, of het keuringsverslag indien dat wordt vereist op grond van artikel 100, derde lid, daartoe aanleiding geeft;

    • b. het CBR beschikt over gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager, die het vermoeden rechtvaardigen dat de aanvrager niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c. tijdens het praktijk-examen het vermoeden is gerezen dat de aanvrager niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarvoor het praktijk-examen wordt afgelegd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde keuring mag slechts betreffen de punten, waaromtrent in de gezondheidsverklaring vragen zijn gesteld, alsmede de punten waaromtrent in de ingevulde vragenlijst of vragenlijsten, of het keuringsverslag indien dat wordt vereist op grond van artikel 100, derde lid, vragen zijn gesteld.

  • 3 Het in het eerste lid, aanhef, bedoelde technisch onderzoek en de daar bedoelde rijproef mogen slechts betrekking hebben op de bij ministeriële regeling aangewezen punten van onderzoek.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid kan het CBR bepalen dat in door het CBR bepaalde gevallen met een modelrapport van een specialist wordt gelijkgesteld een niet langer dan zes maanden voor de aanvraag afgegeven rapport dat aan door het CBR vast te stellen eisen voldoet.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde vordering wordt op een door het CBR bepaalde wijze door het CBR gedaan:

    • a. in de gevallen, genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, na ontvangst van de overgelegde gezondheidsverklaring, dan wel de ingevulde vragenlijst of vragenlijsten, of het keuringsverslag;

    • b. in de gevallen, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken, na het praktijkexamen.

  • 6 Indien aanvrager niet komt opdagen voor het in het eerste lid bedoelde technische onderzoek of rijproef zonder dat hij daarvoor een naar het oordeel van het CBR geldige reden heeft opgegeven, is aanvrager een door het CBR vastgesteld bedrag verschuldigd. Een nieuwe datum voor bedoeld technisch onderzoek of rijproef wordt eerst vastgesteld nadat betaling van dit bedrag aan het CBR heeft plaatsgevonden.

§ 3. Registratie van verklaringen van geschiktheid

Artikel 102

  • 1 Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van de keuring, bedoeld in artikel 101, eerste lid aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.

  • 2 Indien naar het oordeel van de aangewezen arts of artsen redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 25a, eerste of tweede lid, voorziene geldigheidsduur, wordt zulks door hem of door hen schriftelijk medegedeeld aan het CBR onder vermelding van de termijn waarvoor de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel aan die eisen voldoet.

  • 3 Het CBR kan in bijzondere gevallen toestaan dat door de arts of artsen van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt afgeweken.

Artikel 103

  • 1 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, registreert het in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid. Deze registratie vindt plaats zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van:

    • a. de bevindingen van de arts of artsen of deskundige of deskundigen, of

    • b. de gezondheidsverklaring, de vragenlijst of de vragenlijsten, indien geen vordering als bedoeld in artikel 101, eerste lid, is gedaan.

  • 2 Indien het de registratie betreft van een verklaring of van verklaringen van geschiktheid in verband met een aanvraag als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, wordt, indien de aanvrager zijn geschiktheid heeft aangetoond, ten behoeve van de aanvrager ook voor alle lichtere categorieën waarop deze aanvraag mede betrekking heeft, een verklaring van geschiktheid geregistreerd in het rijbewijzenregister. Beperkende coderingen op het eerder afgegeven, ongeldig geworden, rijbewijs dan wel geregistreerd in het rijbewijzenregister bij een of meer rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, worden overgenomen op de verklaring of verklaringen van geschiktheid in het kader van de aanvraag als bedoeld in de vorige volzin.

  • 3 Indien naar het oordeel van het CBR redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in de artikelen 25a, eerste of tweede lid, of 25b voorziene geldigheidsduur, registreert het CBR die termijn in het rijbewijzenregister binnen de in het eerste lid aangegeven termijn.

  • 4 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts kan voldoen indien het door hem te besturen motorrijtuig aan bepaalde eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, is het, ten einde de aard van de mogelijke aanpassingen aan het motorrijtuig of van de door de aanvrager te gebruiken kunst- of hulpmiddelen vast te stellen, bevoegd technisch onderzoek te verrichten of te doen verrichten dan wel van de aanvrager te vorderen dat deze zich onderwerpt aan een rijproef.

  • 5 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien het door hem te besturen motorrijtuig aan bepaalde eisen voldoet dan wel indien de aanvrager bij het besturen gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, registreert het CBR binnen de in het eerste lid aangegeven termijn de noodzakelijk geachte aanpassingen aan het motorrijtuig dan wel de door de bestuurder te gebruiken kunst- of hulpmiddelen in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 6 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien hij het motorrijtuig bestuurt binnen een geografisch beperkt gebied, registreert het CBR binnen de in het eerste lid aangegeven termijn dat gebied in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 7 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen slechts voldoet indien hij het door hem te besturen motorrijtuig gebruikt voor privédoeleinden, registreert het CBR binnen de in het eerste lid aangegeven termijn die beperking in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 8 Het CBR kan de in dit artikel genoemde termijnen verlengen als de ontvangen gegevens onvolledig zijn.

Artikel 104

  • 1 Indien de aanvrager van een verklaring van geschiktheid een mededeling heeft ontvangen dat geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister wordt geregistreerd, dat een verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd voor minder categorieën dan waarop de aanvraag betrekking heeft, of dat in het rijbewijzenregister een termijn als bedoeld in artikel 103, derde lid, dan wel een gecodeerde aanduiding als bedoeld in artikel 103, vijfde, zesde of zevende lid, is geregistreerd, kan hij binnen vier weken na ontvangst daarvan het CBR verzoeken een of meer artsen aan te wijzen voor een keuring of herkeuring op zijn eigen kosten.

  • 2 Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde verzoek om keuring of herkeuring wijst het CBR een of meer artsen aan en geeft het van die aanwijzing kennis aan de aanvrager en aan de aangewezen arts of artsen.

  • 3 De aanvrager geeft de aangewezen arts of artsen inzage van de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 4 Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van het onderzoek, dan wel van het eerste gedeelte daarvan, aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke categorie of categorieën hij aan die eisen niet voldoet. Indien naar het oordeel van de aangewezen arts of artsen redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de aanvrager slechts aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voldoet voor een daarbij te bepalen termijn die korter is dan de in artikel 25a, eerste of tweede lid, voorziene geldigheidsduur, wordt zulks door hem of door hen schriftelijk medegedeeld aan het CBR onder vermelding van de termijn waarvoor de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel aan die eisen voldoet. Artikel 103 is verder van toepassing.

  • 5 Het CBR kan in bijzondere gevallen toestaan dat door de arts of artsen van de in het vierde lid bedoelde termijn wordt afgeweken.

  • 6 Een op grond van artikel 103 genomen besluit van het CBR vervalt met ingang van het tijdstip waarop de aanvrager het CBR heeft verzocht om een keuring of een herkeuring als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk V. Afgifte van rijbewijzen

§ 1. Algemeen

Artikel 104a

  • 1 Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief slechts afgegeven aan degene die de in artikel 5 vermelde leeftijd heeft bereikt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt een rijbewijs op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief afgegeven aan degene die de leeftijd van zeventien jaren heeft bereikt voor zover:

    • a. het betreft een rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B, en

    • b. ten aanzien van de aanvrager in het rijbewijsregister is geregistreerd dat ten aanzien van hem een begeleiderspas is afgegeven.

Artikel 104b

Het bedrag, bedoeld in artikel 111, zesde lid, van de wet bedraagt voor een aanvraag van een rijbewijs waarvan de behandeling zonder bijzondere dienstverlening geschiedt € 34,95.

Artikel 105

  • 1 De afgifte van rijbewijzen geschiedt niet elektronisch.

  • 2 Rijbewijzen worden afgegeven door de Dienst Wegverkeer:

    • a. indien de aanvrager buiten Nederland woonachtig is;

    • b. indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland;

    • c. indien de aanvrager in Nederland woonachtig is, doch niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen;

    • d. indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs in verband met een door het daartoe bevoegde militaire gezag in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring van rijvaardigheid.

Artikel 105a

  • 1 Overeenkomstig artikel 120 van de wet wordt een vervangend rijbewijs afgegeven in de volgende gevallen:

    • a. aan de aanvrager aan wie eerder een rijbewijs is afgegeven dat verloren is geraakt of teniet is gegaan dan wel versleten of geheel of ten dele onleesbaar is, indien:

      • 1°. het te vervangen rijbewijs mede is afgegeven voor een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, CE, C1E , DE of D1E;

      • 2°. de geldigheidsduur van het te vervangen rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop de aanvrager de leeftijd van 75 jaren bereikt;

      • 3°. het te vervangen rijbewijs geldig is tot de dag waarop de in het rijbewijzenregister geregistreerde termijn waarvoor de houder naar verwachting geschikt zal zijn voor het besturen van motorrijtuigen verstrijkt;

      • 4°. uit een aantekening in het rijbewijzenregister blijkt dat de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs dient aan te tonen dat hij beschikt over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie of categorieën waarop de aanvraag betrekking heeft;

      • 5°. de aanvrager een vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, en geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en hij niet rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l, van die wet;

      • 6°. het in artikel 35, vierde lid, bedoelde geval;

    • b. indien het overgelegde rijbewijs een rijbewijs betreft dat aan de aanvrager is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland en het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 45, tweede lid;

    • c. aan de aanvrager aan wie eerder een rijbewijs is afgegeven en de aanvraag geschiedt ten behoeve van het verkrijgen van een rijbewijs met een publiek identificatiemiddel als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid.

  • 2 Degene die ingevolge artikel 120 van de wet een vervangend rijbewijs afgeeft, plaatst in het af te geven vervangende rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde codering met betrekking tot het rijbewijs waarvoor dat vervangende rijbewijs in de plaats treedt.

Artikel 106

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 45, 47, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en 48, eerste lid, aanhef en onderdeel c, geeft degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, een rijbewijs af voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën die gelijkwaardig zijn aan de categorie of categorieën waarvoor het overgelegde rijbewijs was afgegeven. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften omtrent de vaststelling van de gelijkwaardigheid worden vastgesteld.

Artikel 107

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland is afgegeven op basis van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorie of categorieën waarvoor dat eerder afgegeven rijbewijs geldig was.

Artikel 108

Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een rijbewijs dat door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland is afgegeven op basis van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat geldig was voor meer categorieën dan het buiten Nederland afgegeven rijbewijs, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorieën waarvoor dat eerder afgegeven rijbewijs geldig was.

Artikel 109

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs, neemt dat rijbewijs in en zendt het, onder vermelding van de reden van inname, terug naar het gezag dat het heeft afgegeven.

Artikel 111

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een rijbewijs dat is afgegeven buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, vermeldt in het af te geven rijbewijs in welk deel van het Koninkrijk, onderscheidenlijk in welk land het overgelegde rijbewijs is afgegeven. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 112

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een rijbewijs waarin is vermeld dat de aanvrager dat overgelegde rijbewijs heeft verkregen tegen overlegging van een rijbewijs dat is afgegeven buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, neemt die vermelding over in het af te geven rijbewijs. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 113

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs waarin is vermeld dat de aanvrager dit rijbewijs heeft verkregen op grond van een eerder in een ander land dan in een lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland afgegeven rijbewijs, neemt die vermelding over in het af te geven rijbewijs. De vermelding vindt plaats in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 114

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waarvan de geldigheid voor een of meer categorieën is beperkt tot een subcategorie van motorrijtuigen, plaatst in het af te geven rijbewijs bij die categorie of categorieën een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit die beperking blijkt.

Artikel 115

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs dat is voorzien van een aantekening dan wel een codering waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig met automatische schakeling, neemt die aantekening, omgezet in een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, dan wel die codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 116

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig met automatische schakeling, plaatst in het af te geven rijbewijs een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit die beperking blijkt.

Artikel 117

  • 1 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 75, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

  • 2 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 75a, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B of C1 is vereist.

  • 3 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 76, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen of oplegger, indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B, C1 of C is vereist.

  • 4 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 76a, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D1 is vereist, respectievelijk een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

  • 5 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs waaruit blijkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid van de aanvrager voor zover het betreft de rijbewijscategorie E heeft plaatsgevonden met een samenstel van voertuigen als bedoeld in artikel 77, geeft een rijbewijs af dat voor wat betreft de categorie E slechts geldig is voor het voortbewegen van een aanhangwagen indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs D1 of D is vereist, respectievelijk een aanhangwagen of oplegger indien deze wordt voortbewogen door een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B is vereist.

Artikel 118

Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, afgegeven rijbewijs dat is voorzien van een aantekening dan wel een codering waaruit blijkt dat de aanvrager slechts een motorrijtuig kan besturen dat aan bepaalde eisen voldoet dan wel slechts een motorrijtuig kan besturen indien hij gebruik maakt van kunst- of hulpmiddelen, neemt die aantekening, omgezet in een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, dan wel die codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 118a

  • 1 Degene die een rijbewijs afgeeft tegen overlegging van een eerder afgegeven rijbewijs waarin vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering zijn aangebracht, neemt die codering of coderingen over in het af te geven rijbewijs.

  • 2 Indien het eerder afgegeven rijbewijs niet kan worden overgelegd omdat het verloren is geraakt of teniet is gegaan, neemt degene die een rijbewijs afgeeft de in het rijbewijzenregister opgenomen vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 118b

Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing tegen overlegging van een kwalificatiekaart bestuurder, dient de aanvrager een aanvraag in tot registratie van een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk verklaring van nascholing op grond van artikel 156a, derde lid.

§ 2. Eisen ten aanzien van de bestelling, het transport, de beveiliging, de controle en de administratie van rijbewijzen

Artikel 119

  • 1 De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijk voor productie, transport en aflevering van rijbewijzen.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten houden een registratie bij van de voor de bestelling van rijbewijzen geautoriseerde medewerkers.

  • 3 Bestelling, productie, transport en aflevering van rijbewijzen vinden plaats volgens de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde procedure.

Artikel 121

Rijbewijzen worden terstond na aflevering veilig gesteld in de in artikel 125 bedoelde voorziening.

§ 3. Beveiliging

Artikel 122

  • 1 De met de afgifte belaste autoriteiten registreren de ontvangst van de afgeleverde rijbewijzen in het rijbewijzenregister en controleren de levering op juistheid en volledigheid. Onjuist vervaardigde dan wel onjuist afgeleverde rijbewijzen worden volgens een bij ministeriële regeling vastgestelde procedure naar de Dienst Wegverkeer gezonden, waar ze worden vernietigd.

  • 2 De met de afgifte belaste autoriteiten controleren maandelijks aan de hand van de in het rijbewijzenregister opgeslagen gegevens welke rijbewijzen niet binnen drie maanden na de datum waarop het besluit tot afgifte is genomen, zijn uitgereikt. Deze rijbewijzen worden volgens een bij ministeriële regeling vastgestelde procedure naar de Dienst Wegverkeer gezonden, waar ze worden vernietigd.

Artikel 123

  • 1 De Dienst Wegverkeer zendt in de eerste helft van elke kalendermaand aan de gemeenten een factuur voor en een opgave van de in de aan die maand voorafgaande maand door de burgemeesters van die gemeenten bestelde rijbewijzen en de bij die burgemeesters ingediende, tot de Dienst Wegverkeer gerichte aanvragen.

  • 2 De afdracht van het op grond van de in het eerste lid bedoelde factuur verschuldigde bedrag vindt plaats door middel van automatische verrekening bij de NV Bank Nederlandse Gemeenten op de eerste werkdag van de derde kalendermaand volgende op die waarin de betrokken factuur is verzonden.

Artikel 123a

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten vernietigen de in het kader van de aanvraag overgelegde en door de uitreiking van een nieuw dan wel vervangend rijbewijs ongeldig geworden rijbewijzen.

Artikel 124

  • 1 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten treffen maatregelen om de onder hen berustende rijbewijzen en de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur te beveiligen tegen ontvreemding dan wel vernietiging ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat toegangspassen en gebruikerscodes tot de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende apparatuur alleen worden gebruikt door de onder hen ressorterende, met de afgifte van rijbewijzen belaste medewerkers aan wie de desbetreffende toegangspassen en gebruikerscodes zijn toegekend en bij de Dienst Wegverkeer zijn geregistreerd met hun burgerservicenummer.

Artikel 125

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de voorraad rijbewijzen en de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen worden opgeslagen in een inbraakvertragende en brandwerende voorziening met een bij ministeriële regeling vast te stellen waardebergingsindicatie, welke voorziening dient te zijn geplaatst in een af te sluiten ruimte. De met de afgifte van rijbewijzen verband houdende apparatuur wordt geplaatst in een beveiligde ruimte.

Artikel 126

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de plaatsen waar rijbewijzen en met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur zijn opgeslagen, zijn uitgerust met een electronisch inbraakalarmeringssysteem dat voorziet in een permanente vaste lijn-verbinding met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale.

Artikel 127

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de werkvoorraad rijbewijzen en de werkvoorraad met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur zich tijdens de werkuren onder voortdurend toezicht bevinden, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren dienen de werkvoorraden alsmede de onjuist vervaardigde dan wel onjuist afgeleverde documenten te worden opgeslagen in de in artikel 125 bedoelde voorziening.

Artikel 128

  • 1 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen zorg voor een op schrift gestelde beveiligingsprocedure, die in ieder geval voorschriften bevat met betrekking tot:

    • a. de toegang van personen tot en het beheer van rijbewijzen, de met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen, apparatuur, toegangspassen en gebruikerscodes tot de apparatuur;

    • b. de verantwoordelijkheden van de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in het zesde lid;

    • c. de functiescheiding tussen de bij de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen betrokken functionarissen.

  • 2 Indien het als gevolg van de omvang van het ambtelijk apparaat van een met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteit niet mogelijk is om te allen tijde te voldoen aan de in het eerste lid, onder c, gestelde eis van functiescheiding, kan daarvan met inachtneming van het derde en vierde lid worden afgeweken.

  • 3 In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt schriftelijk vastgelegd:

    • a. de reden waarom tijdelijk niet aan de eis van functiescheiding kan worden voldaan;

    • b. de periode waarin niet aan de eis van functiescheiding wordt voldaan;

    • c. de namen van de functionarissen die in de onder b bedoelde periode zijn belast met de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen.

  • 4 Na afloop van de periode, bedoeld in het derde lid, controleert de beveiligingsfunctionaris, bedoeld in het zesde lid, of de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen op de voorgeschreven wijze hebben plaatsgevonden. Indien de aanvraag en de uitreiking van rijbewijzen niet op de voorgeschreven wijze hebben plaatsgevonden, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 130, tweede lid.

  • 5 In de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs niet vernietigd dan nadat de in het vierde lid bedoelde controle heeft plaatsgevonden.

  • 6 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten wijzen een beveiligingsfunctionaris aan, die is belast met het beheer van en het toezicht op de naleving van de beveiligingsprocedure.

  • 7 De in het eerste lid bedoelde maatregelen maken deel uit van de reguliere accountantscontrole.

  • 8 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de beveiligingsprocedure, bedoeld in het eerste lid, telkenjare wordt geëvalueerd en zonodig wordt aangepast.

Artikel 129

De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dragen er zorg voor dat de onder hen ressorterende, met de afgifte van rijbewijzen belaste medewerkers regelmatig worden geïnformeerd over ontvreemdings- en frauderisico’s en ten minste eenmaal per jaar worden geïnstrueerd met betrekking tot risicobeperkende afspraken en maatregelen ter zake.

Artikel 130

  • 1 De met de afgifte belaste autoriteiten controleren maandelijks de voorraad rijbewijzen aan de hand van de in het rijbewijzenregister opgeslagen gegevens.

  • 2 De met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten dienen terstond na constatering van ontvreemding dan wel vermissing of vernietiging van rijbewijzen en met de afgifte van rijbewijzen verband houdende materialen en apparatuur ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins, aangifte te doen bij de politie en, voor zover het de afgifte van rijbewijzen door de burgemeester betreft, de Dienst Wegverkeer in kennis te stellen.

  • 3 Een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid bevat de navolgende gegevens:

    • a. het tijdstip en de exacte toedracht van de ontvreemding of vernietiging;

    • b. het nummer alsmede de persoonsgegevens van ieder ontvreemd, vermist of vernietigd rijbewijs;

    • c. de overige ontvreemde, vermiste of vernietigde materialen.

  • 4 Zodra het door de plaatselijke politie opgemaakte proces-verbaal beschikbaar is, wordt daarvan een afschrift gezonden aan de Dienst Wegverkeer.

Hoofdstuk VI. Maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 131

Tot het doen van de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet zijn bevoegd:

Artikel 131a

Bij de uitvoering van de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid raadpleegt het CBR de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van betrokkene.

Afdeling 2. Educatieve maatregelen

Artikel 132

  • 1 Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de in artikel 130, eerste lid, van de wet bedoelde mededeling legt het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen betrokkene de verplichting op zich te onderwerpen aan een educatieve maatregel of maatregelen. Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de volledige betaling van de kosten van de educatieve maatregel of maatregelen stelt het CBR het tijdstip waarop en de plaats waar betrokkene de opgelegde educatieve maatregel of maatregelen dient te ondergaan, vast. Het wijst daarbij tevens de tot toepassing van die maatregel of maatregelen bevoegde deskundigen aan.

  • 2 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het afwezigheidsbericht tijd en plaats waarop betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR opnieuw vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.

  • 3 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dat van een geldige reden van verhindering blijkt, wordt daarvan door de aangewezen deskundige of deskundigen onverwijld mededeling gedaan aan het CBR.

  • 4 De bevindingen van de met de toepassing van de educatieve maatregelen belaste deskundige of deskundigen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken aan het CBR medegedeeld. Het CBR stelt op basis van die bevindingen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de ontvangst ervan, vast of betrokkene aan de hem opgelegde verplichtingen heeft voldaan.

Afdeling 3. Alcoholslotprogramma

[Vervallen per 02-05-2019]

Afdeling 4. Onderzoeken naar de rijvaardigheid of geschiktheid

Artikel 133

  • 1 Tijdstip en plaats van het in artikel 133 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid of, indien het onderzoek in gedeelten plaatsvindt, van die gedeelten, worden door het CBR vastgesteld:

    • a. in de in artikel 131, eerste lid, van de wet bedoelde gevallen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de volledige betaling van de kosten van het onderzoek, in die gevallen waarin betaling voor rekening van betrokkene komt;

    • b. in de overige gevallen zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na het besluit als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet.

  • 2 Indien betrokkene niet op de voor het onderzoek vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het afwezigheidsbericht tijd en plaats van het onderzoek door het CBR opnieuw vastgesteld tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.

  • 3 Indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is zonder dat van een geldige reden van verhindering blijkt, wordt daarvan door de aangewezen deskundige of deskundigen onverwijld mededeling gedaan aan het CBR.

Artikel 134

  • 1 Het in artikel 133 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid omvat een theorie-gedeelte en een praktijk-gedeelte.

  • 2 Indien het onderzoek betrekking heeft op meerdere rijbewijscategorieën, wordt de kennis van de theorie van alle categorieën gezamenlijk onderzocht.

  • 3 Het praktijk-gedeelte bestaat uit een rijproef voor elk van de categorieën waarop het onderzoek betrekking heeft.

  • 4 Indien het onderzoek betrekking heeft op een of meer van AM, A1, A2, A, B, C, C1, D, D1, E en T dan wel mede op een of meer van die rijbewijscategorieën, bestaat het praktijk-gedeelte in afwijking van het derde lid uit een of meerdere rijproeven, afgenomen overeenkomstig artikel 135.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden richtlijnen vastgesteld omtrent de wijze van beoordelen van de rijvaardigheid van betrokkene.

Artikel 134a

Indien het in artikel 133 van de wet bedoelde onderzoek naar de rijvaardigheid een onderzoek betreft op basis van feiten of omstandigheden die het rijgedrag betreffen, dan bestaat het onderzoek alleen uit een praktijkonderzoek. Artikel 134, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 135

  • 1 Indien het onderzoek betrekking heeft op de rijbewijscategorieën B, C, C1, D, D1, E en T, wordt eerst een rijproef voor de categorie E bij C afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën C, E bij C1, C1, E bij D, D, E bij D1, D1, E bij B, B en T.

  • 2 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij C niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie C afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën E bij C1, C1, E bij D, D, E bij D1, D1, E bij B, B en T.

  • 3 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie C niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij D afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën D, E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 4 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij D niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie D afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorieën E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 5 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie D niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij C1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 6 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij C1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie C1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij D1, D1, E bij B en B.

  • 7 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie C1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij D1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie D1, E bij B en B.

  • 8 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij D1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie D1 afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie E bij B en B.

  • 9 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie D1 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie E bij B afgenomen. Indien betrokkene blijkens die rijproef aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt aangenomen dat hij mede voldoet aan de eisen voor de categorie B.

  • 10 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie E bij B niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie B afgenomen.

  • 11 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie A niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie A2 afgenomen.

  • 12 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie A2 niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef voor de categorie A1 afgenomen.

  • 13 Indien betrokkene blijkens de rijproef voor de categorie A1 of blijkens een rijproef op grond van een van de voorgaande leden niet aan de voor die categorie gestelde eisen voldoet, wordt een rijproef afgenomen voor de categorie AM.

  • 14 Indien het onderzoek betrekking heeft op, dan wel mede betrekking heeft op de rijbewijscategorie T en het eerste of tweede lid niet van toepassing zijn, wordt een rijproef voor de categorie T afgenomen, dan wel wordt mede een rijproef voor de categorie T afgenomen.

Artikel 136

  • 2 In afwijking van het eerste lid vindt het in artikel 134a bedoelde onderzoek plaats aan de hand van de bij ministeriële regeling ter uitvoering van de artikelen 60a tot en met 64a, 69a en 70 vastgestelde eisen met betrekking tot het onderdeel rijgedrag.

Artikel 137

  • 1 De rijproef wordt afgelegd met een motorrijtuig dan wel een samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen van de rijbewijscategorie waarop het onderzoek betrekking heeft. De artikelen 69b en 71 tot en met 81a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het motorrijtuig dan wel het samenstel van trekkend motorrijtuig en aanhangwagen, waarmee de rijproef wordt afgelegd, dient naar het oordeel van het CBR daartoe geschikt te zijn.

Artikel 138

De duur van de rijproef bedraagt voor de rijbewijscategorieën AM, A1, A2, A, B en E bij B ten minste 35 minuten en voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1, D, E bij C1, E bij C, E bij D1, E bij D en T ten minste 60 minuten.

Artikel 139

De rijproef kan binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien betrokkene naar het oordeel van de deskundige of deskundigen door zijn wijze van rijden de veiligheid op de weg in gevaar brengt. Indien het onderzoek naar de rijvaardigheid betrekking heeft op de rijbewijscategorieën A1, A2 en A, kan de rijproef eveneens binnen de voorgeschreven tijd worden gestaakt, indien betrokkene naar het oordeel van de deskundige of deskundigen de bijzondere verrichtingen niet op juiste en veilige wijze uitvoert.

Artikel 140

Indien betrokkene bij een rijproef blijkt aan de eisen te voldoen doch bij het theorie-gedeelte wordt afgewezen, wordt hij in de gelegenheid gesteld binnen zes weken na het onderzoek aan een nieuw onderzoek voor dit theorie-gedeelte deel te nemen.

Artikel 141

  • 1 Het CBR deelt de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit mede aan degene die de in artikel 130 van de wet bedoelde mededeling heeft gedaan.

  • 2 Indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet de rijvaardigheid bezit voor een of meer categorieën motorrijtuigen die in de vordering zijn vermeld, deelt het CBR de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit tevens mede aan:

    • a. degene die het rijbewijs heeft afgegeven, indien het ongeldig is verklaard voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven;

    • b. degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen, indien het niet voor alle categorieën waarvoor het is afgegeven, ongeldig is verklaard dan wel indien de ongeldigverklaring betrekking heeft op een deel van de geldigheidsduur.

Artikel 142

Het in artikel 133 van de wet bedoelde onderzoek naar de geschiktheid vindt plaats aan de hand van de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en mag slechts betreffen:

  • a. indien betrokkene de leeftijd van 70 jaren nog niet heeft bereikt, de punten waaromtrent in de gezondheidsverklaring vragen zijn gesteld;

  • b. indien betrokkene de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt, bovendien de punten waaromtrent in het keuringsverslag volgens een door het CBR vastgesteld model vragen zijn gesteld.

Artikel 143

  • 1 Het CBR deelt de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit mede aan degene die de in artikel 130 van de wet bedoelde mededeling heeft gedaan.

  • 2 Indien de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen of dat er redelijke grond bestaat voor de verwachting dat betrokkene slechts aan die eisen voldoet voor een termijn die korter is dan de tijdsduur waarvoor het rijbewijs op het tijdstip van het onderzoek nog geldig is, deelt het CBR de uitslag van het onderzoek en het naar aanleiding daarvan door hem genomen besluit tevens mede aan degene die is belast met de afgifte van rijbewijzen.

Hoofdstuk VII. Registratie van gegevens met betrekking tot rijbewijzen

Artikel 145

  • 1 In het rijbewijzenregister worden de navolgende gegevens opgenomen:

    • a. geslachtsnaam, voorvoegsels, voornamen voluit, voorletters van eventuele overige voornamen, burgerlijke staat, plaats en datum en eventueel land van geboorte, geslacht, burgerservicenummer en persoonssleutel van degenen aan wie een rijbewijs is afgegeven, alsmede het burgerservicenummer in versleutelde vorm en een van het burgerservicenummer afgeleid nummer in versleutelde vorm;

    • b. indien in het rijbewijs op verzoek van de houder diens adellijke titel of predikaat zijn vermeld, adellijke titel of predikaat;

    • c. indien in het rijbewijs op verzoek van de houder naamsgegevens van diens huidige echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner zijn vermeld, geslachtsnaam, voorvoegsels en adellijke titel of predikaat van die huidige echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner, dan wel van de laatste gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner;

    • d. het adres van degenen aan wie een rijbewijs is afgegeven en het adres zoals het bekend was ten tijde van de afgifte;

    • e. pasfoto en handtekening van degene aan wie een rijbewijs is afgegeven;

    • f. verklaringen van rijvaardigheid;

    • g. verklaringen van geschiktheid;

    • h. historische datum van afgifte en datum van einde geldigheidsduur per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • i. eventuele beperkende aantekeningen, al dan niet in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering, per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • j. MRZ-code, nummer en datum van afgifte en uitreiking van het rijbewijs, alsmede afgevende instantie;

    • k. datum van vermissing of diefstal van afgegeven rijbewijzen;

    • l. verblijfplaats van rijbewijzen die niet in het bezit zijn van de houder;

    • m. gegevens omtrent de inlevering van rijbewijzen, ingevolge de artikelen 120, tweede lid, en 124a, derde lid, van de wet;

    • n. gegevens omtrent het verlies van geldigheid van rijbewijzen ingevolge artikel 123a van de wet;

    • o. gegevens omtrent de ongeldigverklaring van rijbewijzen, van getuigschriften van vakbekwaamheid en van getuigschriften van nascholing, ingevolge de artikelen 124 en 124a, eerste lid, van de wet;

    • p. gegevens omtrent de toepassing van de artikelen 131 tot en met 134 van de wet;

    • q. gegevens omtrent de invordering en inhouding van rijbewijzen alsmede omtrent de schorsing van de inhouding;

    • r. gegevens omtrent de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen;

    • ra. gegevens omtrent de ongeldigheid van het rijbewijs ingevolge artikel 123b van de wet en omtrent de aantekening ingevolge dat artikel;

    • s. gegevens omtrent de toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs, bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

    • t. gegevens omtrent autorisaties van medewerkers van de met de afgifte belaste autoriteit, waaronder hun persoonsgegevens en burgerservicenummer, en omtrent aanvragen van rijbewijzen, waaronder het aanvraagnummer, de status van de aanvraag en inloggegevens van de bij de aanvraag betrokken medewerkers van de met de afgifte belaste autoriteit;

    • u. gegevens omtrent blanco rijbewijzen die ter beschikking zijn gesteld aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste instanties;

    • v. gegevens omtrent instanties die zijn belast met de afgifte van rijbewijzen, getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse kwalificatiekaarten bestuurder;

    • w. gegevens omtrent verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing;

    • x. gegevens omtrent getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing die in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde code zijn verstrekt, per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;

    • y. geslachtsnaam, voorvoegsels, alle voornamen voluit en plaats en datum en eventueel land van geboorte van degene aan wie een kwalificatiekaart bestuurder is afgegeven;

    • ya. het adres van degene aan wie een kwalificatiekaart bestuurder is afgegeven en het adres zoals het bekend was ten tijde van de afgifte;

    • yb. nummer van het rijbewijs en nummer van de bijbehorende kwalificatiekaart bestuurder;

    • yc. pasfoto en handtekening van degene aan wie een kwalificatiekaart bestuurder is afgegeven;

    • yd. gegevens omtrent de inlevering van kwalificatiekaarten bestuurder, ingevolge de artikelen 151id, tweede lid, en 151ij, tweede lid, van de wet;

    • ye. gegevens omtrent het verlies van geldigheid van kwalificatiekaarten bestuurder ingevolge artikel 151ig van de wet;

    • yf. gegevens omtrent de ongeldigverklaring van kwalificatiekaarten bestuurder ingevolge artikelen 151ij, eerste lid, in samenhang met artikel 124a, eerste lid, van de wet;

    • z. geslachtsnaam, voorvoegsels, voornamen voluit, en burgerservicenummer van degenen aan wie een begeleiderspas is afgegeven, alsmede geslachtsnaam, voornamen voluit, geboortedatum en geboorteplaats van de in de begeleiderspas genoemde begeleiders;

    • za. nummer en datum van afgifte van begeleiderspassen;

    • zb. gegevens omtrent het verlies van geldigheid van begeleiderspassen ingevolge artikel 111a, vierde lid, van de wet;

    • zc. gegevens omtrent de ongeldigverklaring van begeleiderspassen ingevolge artikel 111a, vijfde lid, van de wet;

    • zd. gegevens die betrekking hebben op de plaatsing van het publieke identificatiemiddel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid, op het rijbewijs, de activering, blokkering of deblokkering, alsmede de status of wijzigingen van de status van dat publieke identificatiemiddel.

  • 2 De gegevens blijven bewaard nadat een rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder zijn geldigheid heeft verloren.

  • 3 In afwijking van het tweede lid blijven de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel zd, bewaard tot twaalf maanden nadat het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren, dan wel een nieuw of vervangend rijbewijs is verstrekt of nadat het publieke identificatiemiddel is ingetrokken.

Artikel 146

  • 3 Degene bij wie ingevolge artikel 124a, derde lid, of artikel 151ij, tweede lid, van de wet, de ongeldig verklaarde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing moeten worden ingeleverd, voert de gegevens omtrent de inlevering in in het rijbewijzenregister, rectificeert en wist deze gegevens.

Artikel 147

Degene die een rijbewijs ongeldig verklaart ingevolge artikel 124, eerste lid, van de wet voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens omtrent:

Artikel 148

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens, gegevens betreffen omtrent rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, wordt onder «invoeren, rectificeren en wissen» in het eerste lid, mede verstaan het melden van deze gegevens aan de Dienst Wegverkeer.

Artikel 149

De daartoe bevoegd algemeen of buitengewoon opsporingsambtenaar, voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens omtrent:

Artikel 150

  • 1 De officier van justitie voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens omtrent:

    • a. de inhouding van rijbewijzen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van de wet;

    • b. de schorsing van de inhouding van rijbewijzen;

    • c. de teruggave van rijbewijzen die ingevorderd of ingehouden zijn geweest;

    • d. de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen;

    • e. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel l;

    • f. de ongeldigheid van het rijbewijs ingevolge artikel 123b, van de wet, de datum van ingang van de ongeldigheid, bedoeld in dat artikel, en de aantekening ingevolge dat artikel.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens, gegevens betreffen omtrent rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, wordt onder «invoeren, rectificeren en wissen» in het eerste lid, mede verstaan het melden van deze gegevens aan de Dienst Wegverkeer.

  • 3 De officier van justitie is bevoegd in het rijbewijzenregister gegevens te invoeren, rectificeren en wissen omtrent de in artikel 164, eerste lid, van de wet bedoelde overgifte van rijbewijzen en het feitelijk innemen van die rijbewijzen, indien de het invoeren, rectificeren en wissen van deze gegevens niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 149, en de desbetreffende rijbewijzen wel op grond van artikel 164, vierde lid, van de wet zijn opgezonden aan de officier van justitie.

Artikel 151

Onze Minister voor Rechtsbescherming voert in geval van toepassing van het dwangmiddel van inneming van het rijbewijs, bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, in het rijbewijzenregister gegevens in en rectificeert en wist gegevens omtrent:

  • a. de vordering tot inlevering van rijbewijzen;

  • b. de datum waarop de inlevering dient plaats te vinden;

  • c. de duur van de inneming;

  • d. het bedrag van de verschuldigde sanctie;

  • e. het feitelijk innemen van rijbewijzen;

  • f. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel l;

  • g. de teruggave van rijbewijzen die ingehouden zijn geweest.

Artikel 152

  • 1 De Dienst Wegverkeer verwerkt in het rijbewijzenregister de gegevens omtrent:

    • a. de blanco rijbewijzen die ter beschikking zijn gesteld aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste instanties;

    • b. de ongeldigheid van rijbewijzen ingevolge artikel 123, eerste lid, onderdeel b, van de wet;

    • c. vermissing of diefstal, bedoeld in artikel 145, onderdeel k;

    • d. de aanvraag van rijbewijzen, waaronder de stand van zaken betreffende de aanvraag;

    • e. de aanvraag, de afgifte, het verlies van geldigheid en de ongeldigverklaring van kwalificatiekaarten bestuurder;

    • f. verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing ten behoeve van aanvragers van een rijbewijs die een geldige kwalificatiekaart bestuurder overleggen;

    • g. de verblijfplaats van rijbewijzen, bedoeld in artikel 145, onderdeel l;

    • h. de noodzaak om in geval van afgifte van een rijbewijs op grond van artikel 45, tweede lid, tegen overlegging van een rijbewijs met een afwijkende geldigheidsduur ten behoeve van een toekomstige rijbewijsaanvraag de registratie van een verklaring van geschiktheid aan te vragen bij het CBR;

    • i. de aanvraag, de afgifte, het verlies van geldigheid en de ongeldigverklaring van begeleiderspassen;

    • j. het publieke identificatiemiddel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid.

Artikel 153

Onze Minister van Defensie voert in het rijbewijzenregister gegevens in, rectificeert en wist gegevens omtrent de verklaring van rijvaardigheid.

Artikel 153a

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 124, eerste lid, onderdeel d, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat ten aanzien van de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs een verklaring van geschiktheid dient te zijn geregistreerd voor iedere rijbewijscategorie waarop de aantekening betrekking heeft.

Artikel 153b

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of omdat het reeds van rechtswege ongeldig is geworden op grond van artikel 123b van de wet, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat ten aanzien van de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs voor iedere rijbewijscategorie waarop het in artikel 133, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek betrekking had, al naar gelang de aard van het onderzoek hetzij een verklaring van rijvaardigheid en een verklaring van geschiktheid hetzij een verklaring van geschiktheid moet zijn geregistreerd overeenkomstig de daarvoor vastgestelde regels.

Artikel 153c

Indien een rijbewijs dat op grond van artikel 134, tweede lid, van de wet voor ongeldigverklaring in aanmerking komt, niet ongeldig kan worden verklaard omdat het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of omdat het reeds van rechtswege ongeldig is geworden op grond van artikel 123b van de wet, plaatst het CBR in het rijbewijzenregister een aantekening waaruit blijkt dat ten aanzien van de houder bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs voor iedere rijbewijscategorie waarvoor op grond van de uitslag van het in artikel 131, eerste lid, van de wet bedoelde onderzoek, al naar gelang de aard van het onderzoek, hetzij een verklaring van geschiktheid en een verklaring van rijvaardigheid, hetzij een verklaring van geschiktheid moet zijn geregistreerd overeenkomstig de daarvoor vastgestelde regels.

Artikel 155

  • 1 Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan de met de afgifte van rijbewijzen, dan wel met de beoordeling van de geldigheid van afgegeven rijbewijzen, belaste autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland gegevens, waaronder mede begrepen persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming verstrekt omtrent rijbewijzen waarvan de houder zich heeft gevestigd in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht.

  • 2 Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan de met de afgifte van rijbewijzen, dan wel met de beoordeling van de geldigheid van afgegeven rijbewijzen, belaste autoriteiten buiten Nederland, anders dan in een andere lid-staat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, gegevens, waaronder mede begrepen persoonsgegevens, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming verstrekt omtrent rijbewijzen waarvan de houder zich heeft gevestigd in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht.

  • 3 In aanvulling op het eerste en tweede lid worden door de Dienst Wegverkeer uit het rijbewijzenregister gegevens en persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verstrekt aan instellingen van internationale organisaties voor zover dit ter uitvoering van een verdrag of een bindend besluit van die organisatie vereist is.

  • 4 In aanvulling op het eerste tot en met het derde lid worden door de Dienst Wegverkeer uit het rijbewijzenregister aan autoriteiten buiten Nederland die zijn belast met de handhaving van verkeersregels, alsmede met de opsporing, de vervolging en de afdoening van verkeersdelicten, persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verstrekt voor zover dit ter uitvoering van internationale verdragen of ter uitvoering van regelgeving van de Europese Unie vereist is.

  • 5 In aanvulling op het eerste tot en met vierde lid worden door de Dienst Wegverkeer uit het rijbewijzenregister aan autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en aan autoriteiten in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op richtlijn 2006/126/EG, de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders en richtlijn (EU) 2015/413, persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming voor respectievelijk het identificeren van betrokkenen en het constateren of betrokkene rijbevoegd is, verstrekt voor zover dit met het oog op de tenuitvoerlegging van richtlijn 2006/126/EG, de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders of richtlijn (EU) 2015/413 vereist is.

Artikel 155a

  • 1 Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Unie en aan autoriteiten in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de naleving van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, gegevens over afgegeven of ingetrokken getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing, waaronder mede begrepen persoonsgegevens en bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 respectievelijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming voor respectievelijk het identificeren van betrokkenen en het constateren of betrokkene rijbevoegd is verstrekt voor zover dat nodig is om naleving van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, met name de daarin vervatte opleidingseisen, te controleren.

  • 2 De Dienst Wegverkeer meldt het CBR de gegevens betreffende de in de vorm van een code op het rijbewijs of de kwalificatiekaart bestuurder vermelde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.

Artikel 156

Uit het rijbewijzenregister kunnen door de Dienst Wegverkeer de volgende gegevens en persoonsgegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in de paragrafen 3.1 respectievelijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, worden verstrekt aan de volgende derden:

  • a. het Verbond van Verzekeraars, ten behoeve van het vaststellen van rechten en plichten in het kader van de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten;

  • b. advocaten, ten behoeve van gerechtelijke procedures en de voorbereiding daarvan;

  • c. onderzoeks- en onderwijsinstellingen, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek voor zover zij aantonen dat dit onderzoek namens of in opdracht van een overheidsorgaan wordt uitgevoerd en die gegevens noodzakelijk zijn voor dat onderzoek.

Hoofdstuk VIIa. Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing voor bestuurders goederen- en personenvervoer over de weg

§ 1. Algemeen

Artikel 156a

  • 1 Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing met goed gevolg heeft voltooid.

  • 2 Deelcertificaten worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR afgegeven aan een ieder die een nascholingsonderdeel heeft gevolgd en de nascholing in een andere lidstaat van de Europese Unie met goed gevolg wil voltooien.

  • 3 In afwijking van het eerste lid worden verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing tegen overlegging van een geldige kwalificatiekaart bestuurder door de Dienst Wegverkeer in het rijbewijzenregister geregistreerd.

Artikel 156b

  • 1 Het voor de aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing of deelcertificaten verschuldigde tarief wordt vastgesteld door het CBR onder goedkeuring van Onze Minister.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde tarief dient vóór de indiening van de aanvraag te zijn voldaan door overmaking op een door het CBR aangewezen bankrekening.

Artikel 156c

  • 1 Het CBR is verantwoordelijk voor:

    • a. het ontwikkelen van de vakbekwaamheidsexamens met inbegrip van de exameneisen;

    • b. het afnemen van de vakbekwaamheidsexamens;

    • c. het periodiek vaststellen van het raamwerk van nascholingscursussen;

    • d. het voor het verrichten van nascholing erkennen van opleidingscentra en het certificeren van nascholingscursussen die door die opleidingscentra worden aangeboden;

    • e. het uitoefenen van toezicht op de erkende opleidingscentra;

    • f. het registreren van toetsresultaten;

    • g. het registreren van gevolgde nascholingsuren;

    • h. het registreren van verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing in het rijbewijzenregister;

    • i. het uitreiken van deelcertificaten;

    • j. het ongeldig verklaren van getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de taken, bevoegdheden en werkwijze van het CBR.

§ 2. Aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing en deelcertificaten

Artikel 156d

  • 1 De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid, een verklaring van nascholing of een deelcertificaat geschiedt op de door het CBR vastgestelde wijze.

  • 2 De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing als bedoeld in artikel 156a, derde lid, geschiedt op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze. De Dienst Wegverkeer neemt de kwalificatiekaart bestuurder in en vergewist zich van de echtheid ervan.

  • 3 Bij de aanvraag raadpleegt het CBR dan wel de Dienst Wegverkeer de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

§ 3. Stelsel van basiskwalificatie

Artikel 156e

Het stelsel van basiskwalificatie omvat:

  • a. een theorie-examen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen, en

  • b. een praktijkexamen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen.

§ 4. Theorie-examen vakbekwaamheid

Artikel 156f

  • 1 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C1, C, E bij C1 en E bij C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt.

  • 2 Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D1, D, E bij D1 en E bij D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt.

Artikel 156g

Voor toelating tot het theorie-examen vakbekwaamheid zijn de voorwaarden voor toelating tot het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1 of D van overeenkomstige toepassing.

Artikel 156ga

  • 1 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C1 wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, alsmede op het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 2 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie C1, E bij C1, C of E bij C, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C1 door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

Artikel 156h

  • 1 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, alsmede op het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 2 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie C1, E bij C1, C of E bij C, dat hetzij nog geldig is hetzij de geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

Artikel 156ha

  • 1 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D1 wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, alsmede op het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 2 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie D1, E bij D1, D of E bij D, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D1 door in aanvuling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

Artikel 156i

  • 1 Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders alsmede op het op juiste wijze toepassen van die kennis.

  • 2 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs voor de categorie D1, E bij D1, D of E bij D, dat hetzij nog geldig is hetzij de geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

§ 5. Praktijkexamen vakbekwaamheid

Artikel 156j

  • 1 Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat niet op de openbare weg wordt afgelegd, kan worden afgelegd door personen die de leeftijd van 17 jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D en E bij D.

  • 2 Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat op de openbare weg wordt afgelegd, kan worden afgelegd door personen die de leeftijd van 18 jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D en E bij D.

Artikel 156k

  • 1 Voor toelating tot het praktijkexamen vakbekwaamheid op de openbare weg zijn de voorwaarden voor toelating voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D en E bij D van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toegang tot het praktijkexamen vakbekwaamheid.

Artikel 156ka

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C1 bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs C1, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische test. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C1 worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie C1 of C, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C1 door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156l

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs C, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische test. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie C1 of C, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156la

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D1 bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs D1, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische test. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D1 worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie D1 of D, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D1 door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156m

  • 1 Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs D, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische toets. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.

  • 2 De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:

    • a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;

    • b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;

    • c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.

  • 3 De aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie D1 of D, dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.

Artikel 156n

  • 1 Het CBR kan een rij-instructeur die ingevolge de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 bevoegd is tot het geven van rijonderricht en die voldoet aan de door haar opgestelde eisen, aanwijzen tot het afnemen van praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2 voor de rijbewijscategorieën C1, C, D1 en D.

  • 2 Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid neemt de praktijktoetsen af met gebruikmaking van de exameneisen.

  • 3 Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid meldt aan het CBR binnen de door deze vastgestelde termijn of een aanvrager voldoet aan de exameneisen.

Artikel 156p

Op een praktijktoets vakbekwaamheid bedoeld in hoofdstuk VIIA zijn de artikelen 78, 81, 82, eerste lid, en 84 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van «rijproef» telkens wordt gelezen «praktijktoets vakbekwaamheid».

§ 6. Vrijstellingen basiskwalificatie

Artikel 156q

  • 1 De volgende bestuurders zijn vrijgesteld van het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid:

    • a. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën D1, E bij D1, D of E bij D of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 10 september 2008 is afgegeven;

    • b. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën C1, E bij C1, C of E bij C of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 10 september 2009 is afgegeven.

  • 2 Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bij het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid vrijgesteld van het afleggen van bij ministeriële regeling te bepalen onderdelen van het vakbekwaamheidsexamen.

  • 3 Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel b, van de wet die een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding volgt, is éénmaal voor een aaneengesloten periode van maximaal drie jaar voor Nederlands grondgebied vrijgesteld van de verplichting over een getuigschrift van vakbekwaamheid te beschikken indien hij:

    • a. een door het bevoegd gezag van de opleiding gewaarmerkte verklaring kan overleggen waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en

    • b. hij door middel van een geldig bewijs van inschrijving kan aantonen dat hij nog staat ingeschreven bij de opleiding.

  • 4 Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.

  • 5 Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.

§ 7. Stelsel van nascholing

Artikel 156r

  • 1 Het stelsel van nascholing, bedoeld in hoofdstuk VIIA van de wet, bevat de verplichting van de bestuurder om bij een of meer erkende opleidingscentra per vijf jaren 35 uur nascholingscursussen te volgen, waarvan ten hoogste twaalf uur in de vorm van e-learning.

  • 2 De te kiezen nascholingscursussen worden afgestemd op de specifieke behoeften van de bestuurder en op de relevante ontwikkelingen op het gebied van technologie en regelgeving. Daarbij wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de specifieke opleidingsbehoeften van de bestuurder.

  • 3 De bestuurder volgt nascholingscursussen over verschillende onderwerpen. De bestuurder kan één herhalingscursus volgen over een onderwerp waarover reeds een nascholingscursus is gevolgd als een specifieke corrigerende opleiding nodig wordt geacht. Ten minste één van de door de bestuurder gevolgde nascholingscursussen betreft een praktijktraining met betrekking tot verkeersveiligheid.

Artikel 156s

  • 1 De nascholing bestaat uit nascholingscursussen in de vorm van klassikale lessen, praktijktrainingen of e-learning die worden aangeboden in eenheden van ten minste zeven uur, die over ten hoogste twee opeenvolgende dagen mogen worden gespreid.

  • 2 In de nascholingscursussen worden de onderwerpen die zijn opgenomen in bijlage I bij de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders uitgediept en geactualiseerd.

  • 3 Het raamwerk van nascholingscursussen wordt periodiek vastgesteld door het CBR, die daarbij rekening houdt met de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen voor nascholingscursussen. Er wordt in ieder geval een onderscheid naar onderwerp gemaakt tussen nascholingscursussen.

  • 4 Bij de nascholingscursussen kan gebruik worden gemaakt van simulatoren of hulpmiddelen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie.

  • 5 Bij nascholingscursussen in de vorm van e-learning wordt gebruikgemaakt van betrouwbare gebruikersidentificatie en passende controlemiddelen.

  • 6 Andere door regelgeving van de Europese Unie voorgeschreven opleidingen kunnen voor ten hoogste zeven uur onderdeel uitmaken van de nascholing, met uitzondering van een specifieke opleiding inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen op grond van richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PbEU 2008, L 260), die voor ten hoogste veertien uur meetelt, mits dat de enige andere opleiding in de zin van dit lid is die in acht wordt genomen bij de nascholing.

Artikel 156t

  • 1 Een bestuurder die tegen overlegging van bewijsstukken, afgegeven door bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie, ten genoegen van het CBR kan aantonen dat hij een gedeelte van de nascholing aldaar heeft gevolgd, kan het voor hem nog resterende gedeelte van de nascholing in Nederland met goed gevolg voltooien.

  • 2 Het CBR kan bij de toetsing van de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken de hulp van de Dienst Wegverkeer inroepen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toekenning van de nascholing.

Artikel 156u

  • 1 Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door het CBR vastgestelde termijn voorafgaand aan de dag waarop een nascholingscursus wordt gehouden de voorgenomen cursus aan het CBR. De melding bevat de door het CBR bepaalde onderwerpen.

  • 2 Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door het CBR vastgestelde termijn aan deze het feit dat een bestuurder een nascholingsonderdeel heeft gevolgd.

Artikel 156ua

  • 1 Ten aanzien van nascholingscursussen die vóór de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 14 juli 2021 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112) (Stb. 2021, 364) door een bestuurder zijn gevolgd en ingevolge artikel 156u, tweede lid, aan het CBR zijn gemeld, gelden de bij of krachtens de artikelen 156r en 156s gestelde regels zoals die op dat moment luidden.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 156r, eerste lid, wordt voor een nascholingscursus die vóór de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 14 juli 2021 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112) (Stb. 2021, 364) door een bestuurder is gevolgd en ingevolge artikel 156u, tweede lid, aan het CBR is gemeld en die e-learning bevatte, vier uur e-learning in aanmerking genomen.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 156r, derde lid, en 156s, zesde lid, worden de nascholingscursussen die vóór de datum van inwerkingtreding van het Besluit van 14 juli 2021 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/645 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/59/EG betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen en Richtlijn 2006/126/EG betreffende het rijbewijs (PbEU 2018, L 112) (Stb. 2021, 364) door een bestuurder zijn gevolgd en ingevolge artikel 156u, tweede lid, aan het CBR zijn gemeld onverminderd in aanmerking genomen.

§ 8. Vrijstellingen nascholing

Artikel 156v

Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van nascholing voor één van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van nascholing te behalen voor de overige genoemde rijbewijscategorieën.

§ 9. Erkenning opleidingscentra

Artikel 156w

  • 1 Het CBR kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is nascholing te organiseren.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.

Artikel 156x

  • 1 Een erkenning als opleidingscentrum voor het verrichten van nascholing wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door het CBR vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze instantie vastgestelde tarief verleend indien is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde eisen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de certificering van de aangeboden nascholingscursussen;

    • b. de kwalificaties en werkterreinen van de nascholingsdocenten en -instructeurs;

    • c. de cursuslocaties;

    • d. het voor het praktijkgedeelte gebruikte wagenpark, en

    • e. de omvang van het aantal deelnemers per nascholingscursus.

  • 3 Een erkenning heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaren.

  • 4 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid kan door het CBR worden geschorst of ingetrokken indien:

    • a. de handelingen waarvoor de erkenning is verleend, niet meer worden verricht, of

    • b. niet meer aan de in het tweede lid bedoelde eisen wordt voldaan.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag, schorsing en intrekking van een erkenning.

§ 10. Onderricht

Artikel 156y

  • 1 Degene die in het kader van hoofdstuk VIIA van de wet onderricht verricht anders dan rijonderricht bedoeld in de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993, dan wel in het kader van dat hoofdstuk betrokken is bij de training, instructie of scholing van bestuurders, voldoet aan:

    • a. de eisen die zijn opgenomen in onderdeel 5.2.3 van bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, en

    • b. de bij ministeriële regeling bepaalde eisen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan het toezicht op de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 156z

Indien bij een praktijkexamen vakbekwaamheid of bij een nascholingscursus gebruik wordt gemaakt van een simulator voldoet deze aan de door het CBR gestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen.

§ 11. Registratie van verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing

Artikel 156aa

  • 1 Indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR de basiskwalificatie heeft behaald, registreert het CBR in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën waarvoor de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald.

  • 2 Nadat uit de in artikel 156u bedoelde meldingen is gebleken dat een bestuurder de nascholing met goed gevolg heeft voltooid, registreert het CBR ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde registraties en meldingen.

Artikel 156ab

  • 1 Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C of E bij C wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.

  • 2 Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.

  • 3 Een getuigschrift van nascholing behaald voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere categorieën waarvoor de desbetreffende bestuurder over een getuigschrift van vakbekwaamheid beschikt.

§ 12. Kwalificatiekaart bestuurder

Artikel 156ac

Kwalificatiekaarten bestuurder worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief afgegeven aan een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing heeft afgerond en niet in Nederland zijn gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 156ad

  • 1 De aanvraag en uitreiking van een kwalificatiekaart bestuurder geschiedt op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze.

  • 2 De aanvrager dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs voor ten minste één van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1.

  • 3 Bij de aanvraag raadpleegt de Dienst Wegverkeer, indien mogelijk, de in de basisregistratie personen opgenomen persoonsgegevens van de aanvrager.

Artikel 156ae

De artikelen 48b tot en met 48d en 156ab zijn van overeenkomstige toepassing op de vermelding van een getuigschrift van vakbekwaamheid onderscheidenlijk een getuigschrift van nascholing op een kwalificatiekaart bestuurder.

Artikel 156af

Een vervangende kwalificatiekaart bestuurder als bedoeld in artikel 151id van de wet wordt afgegeven voor de resterende geldigheidsduur van het op de eerder afgegeven kwalificatiekaart bestuurder vermelde getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing.

Artikel 156ag

De Dienst Wegverkeer vernietigt de in het kader van de aanvraag overgelegde en door de uitreiking van een nieuwe of vervangende kwalificatiekaart bestuurder ongeldig geworden kwalificatiekaarten bestuurder.

§ 13. Overige bepalingen

Artikel 156ah

Voor de toepassing van hoofdstuk VIIA wordt met een geldig rijbewijs van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D gelijkgesteld een geldig rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

Artikel 156ai

Een wijziging van bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat voor de toepassing van hoofdstuk VIIA gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Hoofdstuk VIII. Bromfietscertificaten

[Vervallen per 01-07-2015]

Hoofdstuk VIIIa. Experiment met rijbewijs B voor volledig elektrische bedrijfsauto’s tot 4.250 kg

[Vervallen per 01-01-2023]

Hoofdstuk VIIIb. Experiment begeleid rijden

[Vervallen per 01-11-2017]

§ 2. Afwijkingen

[Vervallen per 01-11-2017]

Hoofdstuk VIIIc. Experiment elektronische aanvraag rijbewijzen

§ 1. Algemeen

Artikel 173dd

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • authenticatie: elektronisch proces voor de verificatie en bevestiging van de identiteit van een natuurlijke persoon of rechtspersoon of van de oorsprong en integriteit van gegevens;

  • authenticatiemiddel: middel dat gebruikt wordt voor authenticatie;

  • erkende fotograaf: de krachtens artikel 173ll door de Dienst Wegverkeer erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • fotocontrole: de vaststelling door de Dienst Wegverkeer of de aan hem gezonden digitale pasfoto van de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel d, en voldoende overeenkomt met de in het rijbewijzenregister beschikbare pasfoto van het laatst afgegeven rijbewijs.

Artikel 173ee

  • 1 Er wordt een experiment gehouden dat het mogelijk maakt om aanvragen van rijbewijzen elektronisch in te dienen bij de Dienst Wegverkeer.

  • 2 Het experiment beoogt om het proces betreffende de aanvraag en afgifte van het rijbewijs te moderniseren, zodat het voor de burger eenvoudiger wordt een rijbewijs te verkrijgen terwijl de betrouwbaarheid van dit proces gewaarborgd blijft.

Artikel 173ff

  • 1 Een aanvraag van een rijbewijs kan elektronisch worden ingediend indien:

    • a. het gaat om een aanvraag als bedoeld in artikel 27;

    • b. het gaat om de afgifte van een nieuw rijbewijs als bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de wet of een vervangend rijbewijs als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet;

    • c. de aanvrager woonachtig is in een bij ministeriële regeling aangewezen gemeente;

    • d. de burgemeester van de in onderdeel c bedoelde gemeente de mogelijkheid tot het kunnen indienen van een elektronische aanvraag bekend heeft gemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze; en

    • e. er wordt voldaan aan artikel 173ii, derde lid, eerste volzin.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag van een rijbewijs niet elektronisch worden ingediend indien het gaat om een vernieuwing of een vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat verloren is geraakt of teniet is gegaan.

§ 2. Afwijkingen

Artikel 173gg

  • 1 In afwijking van artikel 27 wordt een elektronische aanvraag van een rijbewijs gericht tot de Dienst Wegverkeer en ingediend op de door de Dienst Wegverkeer ingerichte wijze.

  • 2 In afwijking van artikel 111, tweede lid, van de wet authenticeert degene die een elektronische aanvraag van een rijbewijs indient zich met een bij ministeriële regeling aangewezen authenticatiemiddel.

  • 3 In afwijking van artikel 33, eerste lid, onderdeel a, worden in geval van een elektronische aanvraag de voor de aanvraag benodigde gegevens uitgevraagd op de door de Dienst Wegverkeer ingerichte wijze.

  • 4 Voor zover krachtens Hoofdstuk II, § 2, bij de aanvraag van een rijbewijs een eerder afgegeven rijbewijs dient te worden overgelegd, verklaart de aanvrager bij een elektronische aanvraag in plaats daarvan dit rijbewijs in bezit te hebben.

Artikel 173hh

  • 1 Een elektronisch aangevraagd rijbewijs wordt afgegeven door de Dienst Wegverkeer en wordt namens de Dienst Wegverkeer uitgereikt door de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is.

  • 2 De Dienst Wegverkeer is aan gemeenten ter zake van het experiment een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde vergoeding verschuldigd.

§ 3. Digitale foto en digitaal vastgelegde handtekening

Artikel 173ii

  • 1 De aanvrager laat ten behoeve van de elektronische aanvraag van het rijbewijs een digitale pasfoto maken en zijn handtekening digitaal vastleggen door een erkende fotograaf.

  • 2 De erkende fotograaf zendt de digitale pasfoto en digitaal vastgelegde handtekening aan de Dienst Wegverkeer tezamen met het rijbewijsnummer van het rijbewijs van de aanvrager en eventueel diens e-mailadres. Onmiddellijk na de bevestiging van ontvangst door de Dienst Wegverkeer vernietigt de fotograaf deze gegevens.

  • 3 Een elektronische aanvraag van het rijbewijs is alleen mogelijk indien de Dienst Wegverkeer de gegevens, bedoeld in het tweede lid, heeft ontvangen en heeft vastgesteld dat de aan hem gezonden digitale pasfoto van de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel d, en voldoende overeenkomt met de in het rijbewijzenregister beschikbare pasfoto van het laatst afgegeven rijbewijs. Indien de aanvrager met die mogelijkheid heeft ingestemd, zendt de Dienst Wegverkeer hem per e-mail een bericht of de aanvraag van het rijbewijs al dan niet elektronisch kan plaatsvinden.

Artikel 173jj

Onverminderd artikel 126 van de wet en artikel 145 worden in het rijbewijzenregister ten behoeve van de goede uitvoering van het experiment van dit hoofdstuk en de handhaving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften de navolgende gegevens opgenomen:

  • a. de digitale pasfoto en de digitaal vastgelegde handtekening, bedoeld in artikel 173ii;

  • b. het resultaat en de technische gegevens van de fotocontrole.

Artikel 173kk

  • 1 Onverminderd artikel 152 verwerkt de Dienst Wegverkeer in het rijbewijzenregister de gegevens, bedoeld in artikel 173jj.

  • 2 Indien binnen zes maanden na de verwerking van de gegevens, bedoeld in artikel 173jj, geen elektronische aanvraag van een rijbewijs is ingediend, worden deze gegevens vernietigd.

§ 4. Erkende fotograaf

Artikel 173ll

  • 1 De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen, waardoor deze gerechtigd is overeenkomstig artikel 173ii een digitale pasfoto en de digitaal vastgelegde handtekening van de aanvrager aan de Dienst Wegverkeer te zenden.

  • 2 De erkenning wordt door de Dienst Wegverkeer op aanvraag en tegen betaling op de door deze dienst vastgestelde wijze van het door deze dienst vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gesteld die aan een erkenning worden verbonden.

Artikel 173mm

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Een zodanig besluit wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze waarop toezicht wordt gehouden en de verplichting tot medewerking daaraan van degene aan wie een erkenning is verleend. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeide verplichtingen.

Artikel 173nn

  • 1 De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in indien degene aan wie de erkenning is verleend daar om verzoekt.

  • 2 De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of schorsen indien degene aan wie de erkenning is verleend:

    • a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen;

    • b. niet meer voldoet aan de aan de erkenning verbonden voorschriften;

    • c. onvoldoende medewerking verleent aan het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.

  • 3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, bepalen dat een wachttijd geldt voor het aanvragen van een nieuwe erkenning van maximaal 30 maanden.

Hoofdstuk IX. Overgangsbepalingen

Artikel 174

Aanvragen van rijbewijzen die betrekking hebben op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, dienen:

  • a. indien de aanvrager woonachtig is in Nederland, te zijn gericht tot de Dienst Wegverkeer en te worden ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager woonachtig is;

  • b. indien de aanvrager niet in Nederland woonachtig is, te zijn gericht tot en te worden ingediend bij de Dienst Wegverkeer.

Artikel 178

Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel d, wordt onder een rijbewijs B mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 178a

Artikel 15 van het Reglement rijbewijzen zoals dat luidde tot 19 januari 2013, blijft van kracht ten aanzien van personen:

Artikel 179

  • 1 Voor de toepassing van artikel 18, tweede lid, wordt onder een rijbewijs B dat is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde code waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijk-examen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B met de aanduiding «Automaat».

  • 2 Voor de toepassing van artikel 18, derde lid, wordt onder een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 3 Voor de toepassing van artikel 18, zesde lid, onderdeel a, wordt onder een rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 179a

  • 1 Artikel 20 van het Reglement rijbewijzen, zoals dat luidde tot 19 januari 2013, blijft van toepassing op rijbewijzen voor de categorie A:

    • a. die zijn uitgereikt voor het in de aanhef genoemde tijdstip;

    • b. ten aanzien waarvan voor het in de aanhef genoemde tijdstip het besluit tot afgifte is genomen.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde rijbewijs geeft tevens de bevoegdheid tot het besturen van motorfietsen van de categorie A1 en A2.

  • 3 Aan personen ten aanzien van wie voor 19 januari 2013 een verklaring van rijvaardigheid is geregistreerd in het rijbewijzenregister die op grond van artikel 20 van het Reglement rijbewijzen zoals dat gold tot 19 januari 2013, recht zou hebben gegeven op een rijbewijs voor de categorie A dat gedurende twee jaren na de datum van afgifte slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie A, waarvan het vermogen niet meer dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt, wordt vanaf dat tijdstip een rijbewijs afgegeven voor de categorie A2.

  • 4 Aan personen aan wie voor 19 januari 2013 een rijbewijs was uitgereikt voor, dan wel het besluit tot afgifte was genomen van, de categorie A dat gedurende twee jaar na die afgifte slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie A, waarvan het vermogen niet meer is dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt en die na dat tijdstip, maar voordat de beperking als bedoeld in artikel 20 van het Reglement rijbewijzen zoals dat gold tot 19 januari 2013, is vervallen, een nieuw of vervangend rijbewijs aanvragen dat geldig zou zijn geweest voor de in dit lid bedoelde categorie A, wordt een rijbewijs afgegeven dat geldig is voor de categorieën A1 en A2, alsmede voor de categorie A vanaf het tijdstip waarop anders overeenkomstig artikel 20 van het Reglement rijbewijzen zoals dat gold tot 19 januari 2013, de eerder genoemde beperking zou zijn vervallen.

  • 5 Personen aan wie voor 19 januari 2013 een rijbewijs was uitgereikt voor de categorie A dat gedurende twee jaar na die afgifte slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie A, waarvan het vermogen niet meer is dan 25 kW en tevens niet meer dan 0,16 kW per kg ledige massa bedraagt en van wie dat rijbewijs na dat tijdstip, maar voordat de beperking als bedoeld in artikel 20 van het Reglement rijbewijzen zoals dat gold tot 19 januari 2013, is vervallen, het rijbewijs ongeldig is verklaard of geworden, leggen om weer in het bezit te komen van een rijbewijs het praktijkexamen af op een motorrijwiel van de categorie A2. Aan hen wordt, als is voldaan aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 voorgeschreven voorwaarden, een rijbewijs afgegeven dat de bevoegdheid geeft voor de rijbewijscategorieën A2 en A1.

Artikel 179b

Examenvoertuigen voor de categorie A, die op 31 december 2013 voldoen aan de eisen aan een examenvoertuig van deze categorie zoals die golden tot dat tijdstip, kunnen tot uiterlijk 31 december 2018 als zodanig worden gebruikt.

Artikel 180

  • 1 De artikelen 25aa, 103a, 145a, 148a en 152a blijven van toepassing op aanvragen tot afgifte van een verklaring van geschiktheid die zijn ontvangen voor de datum waarop deze artikelen zijn vervallen.

Artikel 183

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 35, aanhef en onderdeel a, 36 en 38 tot en met 43, wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 35, onderdeel b, onder III, wordt onder een rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt, mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs waarvan de geldigheidsduur verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 75 jaren bereikt.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 44, derde lid, artikel 46, derde en zesde lid, 107 en 108 wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur of door omwisseling tegen een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland.

Artikel 184

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 36, 43 en 59, derde lid, wordt onder een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs mede verstaan een eerder op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 59, eerste lid, onderdeel e, wordt onder een aan de aanvrager afgegeven rijbewijs B dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs B dat hetzij nog geldig is, hetzij na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Artikel 185

Voor de toepassing van de artikelen 45, eerste lid, onderdeel b onder II, 47, eerste lid, onderdeel c onder II, en 48, eerste lid, onderdeel c onder II, worden in het overgelegde rijbewijs omschreven eisen ten aanzien van de inrichting van het voertuig en de eis dat de aanvrager corrigerende lenzen draagt, niet aangemerkt als beperkende aantekeningen die niet zijn aangeduid met de geharmoniseerde codes van de Europese Unie.

Artikel 185a

  • 1 Theorie-examens voor de rijbewijscategorieën C1 en C en theorie-examens vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C1 en C die vóór de inwerkingtreding van dit artikel met goed gevolg zijn afgelegd, blijven geldig onverminderd de wijzigingen in de vorm en inhoud van het theorie-examen per die datum.

  • 2 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2024.

Artikel 185b

  • 1 De aanvrager van een rijbewijs voor de categorie C1 die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C1 vóór de inwerkingtreding van dit artikel met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C1 door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 2 De aanvrager van een rijbewijs voor de categorie C die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C vóór de inwerkingtreding van dit artikel met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2024.

Artikel 185c

  • 1 De aanvrager die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C1 vóór de inwerkingtreding van dit artikel met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C1 door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 2 De aanvrager die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C vóór de inwerkingtreding van dit artikel met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2024.

Artikel 185d

  • 1 Theorie-examens voor de rijbewijscategorieën D1 en D en theorie-examens vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D1 en D die vóór 1 juli 2023 met goed gevolg zijn afgelegd, blijven geldig onverminderd de wijzigingen in de vorm en inhoud van het theorie-examen per die datum.

  • 2 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Artikel 185e

  • 1 De aanvrager van een rijbewijs voor de categorie D1 die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D1 vóór 1 juli 2023 met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D1 door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 2 De aanvrager van een rijbewijs voor de categorie D die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D vóór 1 juli 2023 met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Artikel 185f

  • 1 De aanvrager die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D1 vóór 1 juli 2023 met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D1 door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 2 De aanvrager die de bij ministeriële regeling genoemde onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D vóór 1 juli 2023 met goed gevolg heeft afgelegd, behaalt het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D door in aanvulling op die onderdelen met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.

  • 3 Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Artikel 186

  • 1 Voor de toepassing van artikel 67, derde lid, wordt onder een rijbewijs B, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs B, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 67, vierde lid, wordt onder een rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs voor het trekkende motorrijtuig, al dan niet voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering waaruit blijkt dat de houder van dat rijbewijs het praktijkexamen heeft afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 187

Voor de toepassing van de artikelen 67, onderdeel b, 67a, eerste lid, onderdeel b, 67c, eerste lid, onderdeel b, 67d, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, 67e, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel b, 67f, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel b, 67g, eerste lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel b, 67h, eerste lid, onderdeel c, en vijfde lid, onderdeel b, wordt onder een rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur mede verstaan een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat op het moment van de aanvraag zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model.

Artikel 191

Voor de toepassing van de artikelen 145 tot en met 152 wordt onder rijbewijzen mede verstaan rijbewijzen als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder 3e, van de Wegenverkeerswet.

Artikel 193

Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van een voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs dat geldig is voor de rijbewijscategorie A wordt, indien de aanvrager ten behoeve van het besturen van een motorrijtuig op drie wielen, waarvan de ledige massa niet meer bedraagt dan 400 kg, belang heeft bij afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B, tegen overlegging van dat eerder afgegeven rijbewijs en een vóór 1 juni 1996 op zijn naam gesteld kentekenbewijs dat is afgegeven voor een motorrijtuig als hier bedoeld, een rijbewijs afgegeven voor de rijbewijscategorieën A en B, dat voor wat betreft de rijbewijscategorie B slechts geldig is voor het besturen van motorrijtuigen op drie wielen, waarvan de ledige massa niet meer bedraagt dan 400 kg. In het rijbewijs is deze beperking aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

Artikel 194

Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en waarin de aanduiding «Automatische gangwissel of koppeling», al dan niet in combinatie met de aanduiding «Tot één jaar na datum van afgifte beperkt geldig» is geplaatst, wordt een rijbewijs afgegeven zonder die beperkende aanduiding of aanduidingen.

Artikel 195

  • 1 Indien de aanvraag van een rijbewijs betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs tegen overlegging van een op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en waarin vermeldingen of beperkende aantekeningen zijn aangebracht, wordt een rijbewijs afgegeven waarin die vermeldingen of beperkende aantekeningen zijn aangeduid met een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.

  • 2 Indien het op basis van de Wegenverkeerswet aan de aanvrager afgegeven rijbewijs, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden overgelegd omdat het verloren is geraakt of teniet is gegaan, neemt degene die een rijbewijs afgeeft de in het rijbewijzenregister opgenomen vermeldingen of beperkende aantekeningen in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering over in het af te geven rijbewijs.

Artikel 196

Indien de aanvrager van een rijbewijs in het bezit is van:

  • a. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig met automatische schakeling,

  • b. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D met de aanduiding «Automaat», dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig met automatische schakeling,

  • c. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs C dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs D een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig met automatische schakeling, dan wel

  • d. een op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijs D dat na 30 juni 1985 zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur en dat niet behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen model, en hij ter verkrijging van een rijbewijs C een verklaring van rijvaardigheid overlegt waaruit blijkt dat hij het praktijkexamen heeft afgelegd met een motorrijtuig met automatische schakeling,

wordt een rijbewijs afgegeven voor het besturen van de betrokken, in het van toepassing zijnde onderdeel a, b, c of d bedoelde categorieën van motorrijtuigen, zonder dat voor één van die categorieën een beperking tot motorrijtuigen met automatische schakeling geldt.

Artikel 197

  • 1 Met ingang van de datum waarop de bevoegdheid van een Nederlands-Antilliaans bestuursorgaan tot afgifte van rijbewijzen is overgegaan op een bestuursorgaan van Curaςao of Sint Maarten, worden voor de toepassing van het Reglement rijbewijzen, rijbewijzen die op grond van die bevoegdheid vóór het tijdstip van transitie zijn afgegeven door het bevoegde gezag op de Nederlandse Antillen, gelijkgesteld met rijbewijzen die vanaf het tijdstip van transitie zijn afgegeven door het daartoe bevoegde gezag op Curaςao of Sint Maarten.

Artikel 197a

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde aanvraag dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister te zijn geregistreerd:

    • a. een verklaring van de Dienst Wegverkeer dat aan de aanvrager een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid is afgegeven;

    • b. een verklaring van geschiktheid voor de rijbewijscategorie T.

  • 3 Een verzoek tot registratie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt door de aanvrager ingediend bij de Dienst Wegverkeer. Bij deze aanvraag worden meegestuurd:

  • 4 De Dienst Wegverkeer stelt aan de hand van de volgende criteria vast of er sprake is van een origineel certificaat als bedoeld in het derde lid, onderdeel b:

    • a. indien het een certificaat van vakbekwaamheid betreft, afgegeven met ingang van 1 januari 1995, moet dit zijn geregistreerd bij Aequor;

    • b. indien het een certificaat van vakbekwaamheid betreft, afgegeven voor 1 januari 1995, betreft het een certificaat van vakbekwaamheid van een bij de Dienst Wegverkeer bekend model.

  • 5 Indien het in het derde lid, onderdeel b, bedoelde certificaat niet kan worden overgelegd, bewijst de aanvrager, in aanvulling op de in dat onderdeel opgenomen eis, op naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer overtuigende wijze dat aan hem een dergelijk certificaat is afgegeven.

  • 6 Indien het certificaat van vakbekwaamheid is afgegeven voor 1 januari 1995 en niet behoort tot een van de bij de Dienst Wegverkeer bekende modellen, bewijst de aanvrager op andere, naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer overtuigende, wijze dat aan hem een dergelijk certificaat is afgegeven.

  • 7 Aanvragen worden afgewezen, indien de aanvrager naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer niet overtuigend heeft aangetoond dat aan hem een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid is afgegeven.

  • 8 De Dienst Wegverkeer plaatst een registratie in het rijbewijzenregister indien naar het oordeel van die dienst overtuigend is vastgesteld dat het een origineel certificaat van vakbekwaamheid betreft.

  • 9 Op de aanvraag van een verklaring van geschiktheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, zijn de artikelen 97 tot en met 104 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 197b

  • 2 Indien op het in het eerste lid bedoelde rijbewijs B de beperkende codering is vermeld die aangeeft dat het examen voor de rijbewijscategorie is afgelegd in een motorrijtuig met automatische schakeling, wordt op het af te geven rijbewijs deze codering niet overgenomen ten aanzien van de categorie T.

  • 3 Indien op basis van de aanvraag tot afgifte van een rijbewijs voor de categorieën B en T, bedoeld in artikel V, tweede lid, van de in de eerste lid bedoelde wet het rijbewijs voor de categorie B wordt afgegeven voor een beperkte geldigheidsduur, wordt ook de categorie T afgegeven voor dezelfde beperkte geldigheidsduur.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 199

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 30 mei 1996

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat a.i.,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de éénendertigste mei 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager