Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 28-08-2002 t/m 28-12-2005

Besluit van 19 december 1995, houdende vaststelling van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 31 juli 1995, nr. AD95/U733, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1995, kenmerk W04.95.0424);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 12 december 1995, nr. AD95/1162, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Personeelsmanagement Rijksdienst, afdeling Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Indien op het salaris van de betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend een inhouding werd toegepast op grond van artikel 21a, vijfde lid, dan wel artikel 57b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, wordt voor het dagloon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, uitgegaan van het dagloon zoals dat zou zijn vastgesteld indien geen sprake was geweest van bedoelde inhouding.

§ 2. Het recht op suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Betrokkene heeft recht op suppletie vanaf het tijdstip dat aan hem ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 90 maanden onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing op het recht op suppletie.

  • 2 Onverminderd het eerste lid omvat passende arbeid in de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing op de suppletie mede gangbare arbeid. Hierbij is onder gangbare arbeid verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zolang:

  • a. betrokkene een WAO-uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer;

  • b. betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het recht op suppletie eindigt:

  • a. na ommekomst van de duur van de suppletie;

  • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

  • c. met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.

§ 3. Suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De suppletie bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2 De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene salariswijziging.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt:

    • a. gedurende de eerste drieëndertig maanden 80%; en

    • b. gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden 70%.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In afwijking van artikel 6, derde lid, wordt, indien het in artikel 2 bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan het moment waarop de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 6, derde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd.

    Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie.

  • 2 Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde periode van 24 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, ter zake van de dienstbetrekking waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een ZW-uitkering, een werkloosheidsuitkering danwel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin toegerekend aan de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 2 Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een dienstbetrekking, waaruit hij is ontslagen op een datum, gelegen vóór de datum van ontslag uit de dienstbetrekking ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt, ingeval van een verhoging van de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde dienstbetrekking, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekkingen.

  • 3 Indien de toerekeningswijze, bedoeld in het tweede lid, in een individueel geval leidt tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de betrokkene, kan ten gunste van die betrokkene tot een wijze van toerekenen worden besloten die met de strekking van dit artikel overeenkomt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie inkomsten verwerft uit of in verband met arbeid of bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 8, wordt de berekeningsgrondslag van de suppletie verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 2 Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan:

    • a. met ingang van of na de dag waarop het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, hem is aangezegd;

    • b. gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend;

    • c. vóór de dag van het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in onderdeel a en b, en artikel 8, tweede lid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid danwel verband houden met het ontslag.

  • 3 In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag ten gunste van betrokkene afwijken van het tweede lid.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor de toepassing van de artikelen 8 en 9 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten indien, als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet danwel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht heeft,

  • a. vermindering ondergaan;

  • b. blijvend geheel geweigerd worden;

  • c. tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; danwel

  • d. in uitkeringsduur beperkt worden.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene, aan wie een suppletie is toegekend, wordt een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de berekeningsgrondslag van de suppletie van betrokkene over een tijdvak van drie maanden.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd:

    • a. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid kan tegelijkertijd slechts één persoon als echtgenoot worden aangemerkt en worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat, alsmede de geregistreerde partner.

  • 4 Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

  • 5 Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet danwel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.

§ 4. De betaling van de suppletie

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op aanvraag wordt vastgesteld of er recht op suppletie bestaat.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3 De suppletie wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, doch uiterlijk binnen een maand nadat het recht op die suppletie is vastgesteld. De suppletie wordt per maand achteraf uitbetaald.

  • 4 De suppletie die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. In bijzondere gevallen kan ten gunste van betrokkene worden afgeweken van de eerste volzin.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ambtshalve kan een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie worden betaald indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 3.

  • 2 Op aanvraag van de betrokkene kan een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie worden betaald indien onzekerheid bestaat omtrent het recht op suppletie.

  • 3 Een voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd als een suppletie.

§ 5. Scholing, opleiding en onbeloonde activiteiten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister kan regels stellen op grond waarvan in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen de betrokkene bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs.

  • 2 Indien de betrokkene die recht heeft op suppletie gaat deelnemen aan een voor hem noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door Onze Minister te stellen regels het recht op suppletie bestaan totdat die opleiding of scholing is geëindigd.

  • 3 In de regels, bedoeld in het tweede lid, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de in het tweede lid bedoelde opleiding of scholing.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De betrokkene die onbeloonde activiteiten verricht, is verplicht daarvan mededeling te doen.

  • 2 De betrokkene heeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde activiteiten voorafgaande toestemming nodig.

  • 3 Onze Minister kan nadere regels stellen ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde toestemming.

§ 6. Uitvoeringsvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot:

  • a. een doelmatige controle ten aanzien van de betrokkenen;

  • b. het genieten van vakantie tijdens de duur van de suppletie.

§ 7. Conversie herplaatsingswachtgeld en bezoldiging of uitkering wegens ziekte

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Degene die op 31 december 1995 recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K 6 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, zoals die wet luidde op die datum, waarvan de duur op 1 januari 1996 nog niet is verstreken, heeft recht op suppletie.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op 31 december 1995 genoten recht op herplaatsingswachtgeld van:

    1 maand :

    gedurende

    de

    eerste

    27

    maanden

    80%,

    vervolgens

    33

    maanden

    70%;

    2 maanden:

    26

    80%,

    33

    70%;

    3 maanden:

    25

    80%,

    33

    70%;

    4 maanden:

    24

    80%,

    33

    70%;

    5 maanden:

    22

    80%,

    33

    70%;

    6 maanden:

    21

    80%,

    33

    70%;

    7 maanden:

    20

    80%,

    33

    70%;

    8 maanden:

    19

    80%,

    33

    70%;

    9 maanden:

    18

    80%,

    33

    70%;

    10 maanden:

    17

    80%,

    33

    70%;

    11 maanden:

    16

    80%,

    33

    70%;

    12 maanden:

    15

    80%,

    33

    70%;

    13 maanden:

    14

    80%,

    33

    70%;

    14 maanden:

    13

    80%,

    33

    70%;

    15 maanden:

    12

    80%,

    33

    70%;

    16 maanden:

    11

    80%,

    33

    70%;

    17 maanden:

    10

    80%,

    33

    70%;

    18 maanden:

    9

    80%,

    33

    70%;

    19 maanden:

    9

    80%,

    33

    70%;

    20 maanden:

    8

    80%,

    33

    70%;

    21 maanden:

    "

    7

    80%,

    33

    70%;

    22 maanden:

    6

    80%,

    33

    70%;

    23 maanden:

    5

    80%,

    33

    70%;

    24 maanden:

    4

    80%,

    33

    70%;

    25 maanden:

    3

    80%,

    33

    70%;

    26 maanden:

    2

    80%,

    33

    70%;

    27 maanden:

    1

    maand

    80%,

    33

    70%;

    28 maanden:

    gedurende

    33

    maanden

    70%;

               

    29 maanden:

    32

    70%;

               

    30 maanden:

    31

    70%;

               

    31 maanden:

    30

    70%;

               

    32 maanden:

    29

    70%;

               

    33 maanden:

    28

    70%;

               

    34 maanden:

    27

    70%;

               

    35 maanden:

    26

    70%;

               

    36 maanden:

    25

    70%;

               

    37 maanden:

    24

    70%;

               

    38 maanden:

    23

    70%;

               

    39 maanden:

    22

    70%;

               

    40 maanden:

    21

    70%;

               

    41 maanden:

    20

    70%;

               

    42 maanden:

    19

    70%;

               

    43 maanden:

    18

    70%;

               

    44 maanden:

    17

    70%;

               

    45 maanden:

    16

    70%;

               

    46 maanden:

    15

    70%;

               

    47 maanden:

    14

    70%;

               

    48 maanden:

    13

    70%;

               

    49 maanden:

    11

    70%;

               

    50 maanden:

    10

    70%;

               

    51 maanden:

    9

    70%;

               

    52 maanden:

    8

    70%;

               

    53 maanden:

    7

    70%;

               

    54 maanden:

    6

    70%;

               

    55 maanden:

    5

    70%;

               

    56 maanden:

    4

    70%;

               

    57 maanden:

    3

    70%;

               

    58 maanden:

    2

    70%;

               

    59 maanden:

    gedurende

    1

    maand

    70%.

               
  • 4 Ambtshalve wordt van iedere overheidswerknemer als bedoeld in het eerste lid, het recht op suppletie vastgesteld met inachtneming van het in dit artikel bepaalde.

  • 6 Bij de bepaling op 1 januari 1996 van de periode waarover herplaatsingswachtgeld is genoten, wordt deze periode naar beneden afgerond op een hele maand.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP, op 1 januari 1996 onafgebroken gedurende een periode van 52 weken of langer arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van de Algemene burgerlijke pensioenwet is vastgesteld op ten minste 15 procent danwel de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen is vastgesteld op ten minste 25 procent, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als betrokkene, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde of vijfde lid, van de Wet privatisering ABP, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

§ 8. Overige en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien het niveau van de WAO-uitkering als bedoeld in paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, behoudens indien sociale partners anders overeenkomen binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd, vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na de datum van het Staatsblad.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Artikel 20a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Van de bevoegdheid tot het stellen van regels met een sterk technisch karakter krachtens dit besluit, kan Onze Minister mandaat verlenen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1995, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 januari 1996.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als: Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 december 1995

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de negende januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven