Besluit van 4 december 1995, houdende nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden
                                    
                               
                              
                                 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
                                    enz. enz. enz. 
                                 Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 1995,
                                    AV/RV/95/1620; 
                                 Gelet op de Richtlijnen van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1993 betreffende
                                    een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307) en van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk
                                    (PbEG 1994, L 216); 
                                 Gelet op de artikelen 2:1, eerste lid, 2:7, eerste lid, 4:3, tweede en vierde lid, en 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet; 
                                 De Raad van State gehoord (advies van 4 september 1995, no. W12.95 0352); 
                                 Gezien het nader rapport van voornoemde minister van 28 november 1995, Directie Wetgeving,
                                    Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/95/1377; 
                                 
                                    
                                    Hebben goedgevonden en verstaan: