§ 6. Periodieken
[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]
Als ten minste drie maal per jaar periodiek verschijnende uitgaven in de zin van de
post dienen te worden aangemerkt de uitgaven, waarvan het voor de afnemers op enigerlei
wijze kenbaar is dat zij regelmatig en wel ten minste drie maal per jaar op (nagenoeg)
vaste tijdstippen zullen verschijnen. Veelal bevatten dergelijke uitgaven een aanwijzing
omtrent het tijdstip van verschijning, bijvoorbeeld een verschijningsdatum of een
aanduiding omtrent de maand, het kwartaal of seizoen van verschijning. Voor de toepassing
van de post is niet vereist dat de opvolgende nummers van een uitgave steeds met regelmatige
tussenpozen verschijnen. Ook uitgaven die slechts gedurende één of meer gedeelten
van het jaar – bijvoorbeeld seizoenen – regelmatig wederkerend verschijnen of uitgaven,
die, gerekend over één kalenderjaar, met onregelmatige tussenpozen verschijnen, doch
die elk kalenderjaar op dezelfde tijdstippen of over dezelfde tijdvakken verschijnen,
kunnen onder de post worden gerangschikt.
Naast de gewone dagbladen, weekbladen en tijdschriften kunnen, mits is voldaan aan
de hiervoor omschreven eis met betrekking tot de periodiciteit, onder de post worden
gerangschikt: advertentieblaadjes, verenigingsorganen, periodiek verschijnende gidsen
van woningbureaus, periodieke prijscouranten, periodieke uitgaven van fabrieken –
zowel ten behoeve van het personeel als voor reclamedoeleinden –, periodieke verslagen
van handelshuizen, raadsverslagen, lessen van schriftelijke cursussen, lessen van
radio- of televisiecursussen, overdrukken uit tijdschriften, alsmede zgn. strips,
zijnde uit afbeeldingen met korte tekst bestaande vervolgverhalen in afleveringen.
Oude exemplaren van tijdschriften, waaronder ook exemplaren van tijdschriften die
niet meer verschijnen, ingebonden exemplaren van tijdschriften en overdrukken van
tijdschriften kunnen onder de post worden gerangschikt, mits het (originele) tijdschrift
zelf onder de post zou kunnen worden gerangschikt.
Bepaalde maandelijks (en soms tweemaandelijks) te verschijnen posters en folders,
die zijn gedrukt ten behoeve van een gemeente en een vrijetijdscentrum van een organisatie
op het gebied van het jeugd- en jongerenwerk in die gemeente, vallen eveneens onder
de post (Hof Den Haag 24 juni 1992, nr. 3549/91). De posters die aan de gemeente worden
geleverd bevatten een maandoverzicht van de activiteiten van het in de gemeente gevestigde
podium voor hedendaagse kunst en muziek. Wat betreft de voor het vrijetijdscentrum
bestemde folders en posters gaat het om:
-
– posters die bestaan uit een vel papier waarop aan één zijde een programma is gedrukt
betreffende activiteiten op het gebied van film en muziek die in het vrijetijdscentrum
plaatsvinden; om de activiteiten van het vrijetijdscentrum onder de aandacht van het
publiek te brengen, worden de posters onder de verschillende instellingen en horecagelegenheden
verspreid
-
– folders (de langwerpige, gevouwen weergaven van de posters) die aan beide zijden zijn
bedrukt en die uitgevouwen een omvang hebben gelijk aan de helft van de posters, en
voorts behalve een programma-overzicht tevens een toelichting bevatten op de geprogrammeerde
activiteiten die in de op de folder vermelde maand in het vrijetijdscentrum plaatsvinden;
de verspreiding van de folders geschiedt op dezelfde wijze als bij de posters.
Post a 30 kan geen toepassing vinden op weekreclamebiljetten van bij voorbeeld bakkers
en kruideniers, aangezien de informatie die daarmee wordt verstrekt een overwegend
reclame-karakter heeft. Ook maandelijkse en wekelijkse afvaartlijsten vallen niet
onder de post.
Evenmin is de post van toepassing op de verstrekking van nieuws en informatie per
terminal, cassettes, diskettes, videoband, en dergelijke.