Voorschrift Tabel I

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-02-1994 t/m 08-02-2009

Voorschrift Tabel I

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In de Toelichting Tabel I, zijnde de beschikking van 9 maart 1982, nr. 282-3199, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij beschikking van 25 februari 1991, nr. VB 91/382, zijn aanwijzingen gegeven over de toepassing van de posten in Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968. Na de laatste wijziging van de Toelichting zijn diverse wijzigingen in Tabel I aangebracht en zijn diverse resoluties en publicaties in het Infobulletin verschenen over de reikwijdte van verschillende tabelposten. In verband daarmee heb ik besloten de Toelichting te vervangen door een nieuw voorschrift inzake de toepassing van Tabel I.

Het voorschrift geldt met ingang van 1 februari 1994, met dien verstande dat de daarin gegeven aanwijzingen – voor zover niet eerder opgenomen in resoluties of andere publicaties – niet gelden voor perioden gelegen voor die datum. Daar waar in het voorschrift aanwijzingen uit resoluties of andere publicaties zijn verwerkt die waren gebonden aan een bepaalde ingangsdatum, is die datum uit een oogpunt van praktisch gebruik in een voetnoot vermeld.

Materiële, nog niet eerder kenbaar gemaakte, wijzigingen in het nieuwe voorschrift zijn de volgende:

  • het is toegestaan het verlaagde tarief toe te passen in alle gevallen waarin een aantal tijdschriften, bijvoorbeeld een jaargang, wordt ingebonden (post a 30, § 7)

  • in de opsomming van de onder het verlaagde tarief vallende biologische bestrijdingsmiddelen zijn opgenomen roofvliegen die dienen ter voorkoming van aandoeningen bij varkens (post a 42, § 3)

  • het in de met betrekking tot eenvoudige bloemstukken en schaaltjes met planten geregelde faciliteit vermelde bedrag van f 10 is verhoogd naar f 15 (post a 48, § 4)

  • het gelegenheid geven tot het wassen en drogen van kleding in het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf valt onder het gelegenheid geven tot kamperen (post b 10, § 2)

  • het gelegenheid geven tot het wassen en drogen van kleding in het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf valt onder het vertrekken van logies (post b 11, § 2).

Deze materiële wijzigingen gelden ook voor de gevallen waarin de heffing van de omzetbelasting op 1 februari 1994 nog niet onherroepelijk is komen vast te staan.

In de resolutie van 23 december 1988, nr. 088-3958, BTW-250, zijn nadere aanwijzingen gegeven over de term ‘alcoholhoudende dranken’ in post a 1 van Tabel I. Onder meer is goedgekeurd dat op de in artikel 2, onderdeel b, van de Beschikking accijns van alcoholvrije dranken (Stcrt. 1971, 249) bedoelde produkten het verlaagde tarief wordt toegepast. Daarbij gaat het om mengsels van bier of wijn met limonade of met stoffen die worden aangewend bij de vervaardiging van limonade, waarvan het alcoholgehalte bij een temperatuur van 20º C lager is dan 1,5 volumepercenten. Genoemde beschikking is inmiddels vervallen. Daarin heb ik aanleiding gezien de getroffen faciliteit als zodanig niet meer in het nieuwe voorschrift op te nemen. Nader zal worden bezien of de faciliteit definitief moet worden ingetrokken. In afwachting daarvan kan op de hiervoor bedoelde dranken nog het verlaagde tarief worden toegepast.

Voorafgaande aan de toelichting op de afzonderlijke tabelposten is in de paragraaf ‘Inhoud van de post’ de tekst van de desbetreffende post opgenomen. Deze tekst is cursief gedrukt.

2. Algemene opmerkingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het voorschrift verstaat onder:

Wet

Wet op de omzetbelasting 1968;

   

Uitvoeringsbesluit:

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968;

   

Uitvoeringsbeschikking:

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968;

   

belasting:

omzetbelasting;

   

Gecombineerde

 

Nomenclatuur:

goederennomenclatuur als bedoeld in artikel 1 van de Verordening (EEG) 2658/87 van 23 juli 1987 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.

§ 2. Toepassingsgebied verlaagd tarief

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In Tabel I zijn de goederen en diensten opgesomd die aan het verlaagde tarief zijn onderworpen. Bij de indeling in het verlaagde tarief heeft een aantal overwegingen een rol gespeeld.

Allereerst kan de wens tot verlichting van de belastingdruk voor de minder draagkrachtigen worden genoemd. In verband hiermee zijn onder meer voedingsmiddelen in Tabel I opgenomen. Aanvankelijk werden alleen de voedingsmiddelen die als eerste levensbehoeften werden beschouwd in de Tabel opgesomd; ten einde de toepassing van het verlaagde tarief te vereenvoudigen zijn per 1 januari 1989 alle voedingsmiddelen onder het verlaagde tarief gebracht.

Een ander argument voor rangschikking onder het verlaagde tarief vormt de wens de belastingdruk op een aantal uitgaven die verband houden met menselijk leed te matigen. Als uitvloeisel hiervan zijn onder meer genees- en verbandmiddelen en een aantal protheses en hulpmiddelen voor gehandicapten naar het verlaagde tarief belast.

Voorts is in verband met de werking van de zgn. landbouwregeling een aantal voor de landbouwsector belangrijke goederen en diensten in Tabel I opgenomen. Het gaat hierbij onder meer om meststoffen en bestrijdingsmiddelen en diensten door agrarische loonbedrijven. De landbouwregeling houdt – kort samengevat – in dat landbouwers voor bepaalde prestaties buiten de heffing blijven en dat, ter voorkoming van cumulatie van belasting, de afnemers van de landbouwers de voordruk op de landbouwprestaties terugkrijgen via een forfaitaire aftrek (het zogenoemde landbouwforfait). Door toepassing van het verlaagde tarief in de landbouwsector wordt ernaar gestreefd de belastingvoordruk binnen die sector zoveel mogelijk op dezelfde hoogte te houden als het verlaagde tarief. Op deze wijze wordt de werking van de landbouwregeling in administratief opzicht vereenvoudigd.

Een verdere reden voor toepassing van het verlaagde tarief is de wens de cumulatie van de belastingdruk die met name bij goederen met een lange levensduur kan optreden, te matigen. Het betreft hier bijvoorbeeld de levering van bepaalde kunstvoorwerpen, antiek en postzegels voor verzamelingen. De cumulatie van belastingdruk treedt op doordat de goederen door een ondernemer aan een particulier worden geleverd en deze goederen na verloop van tijd weer terugkeren naar het handelscircuit en vervolgens opnieuw aan een particulier worden geleverd. Bij het terugkeren in het handelscircuit is geen aftrek van de eerder door de particulier betaalde belasting mogelijk, terwijl de goederen bij doorlevering door de ondernemer opnieuw volledig worden belast.

Ten slotte is met het oog op de versterking van de concurrentiepositie van bepaalde sectoren een tegemoetkoming getroffen. Het gaat dan om toepassing van het verlaagde tarief in bij voorbeeld de sector van de sierteelt, die van de pers en die van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf.

3. Samengestelde prestaties

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Combinaties van goederen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij combinaties van goederen dient voor de tarieftoepassing te worden nagegaan wat het kenmerkende element van de desbetreffende combinatie vormt in de ogen van de modale afnemer. Dit betekent dat onderzocht moet worden wat het essentiële element van die combinatie vormt, gerekend naar de algemeen geldende maatschappelijke opvattingen (zie het arrest van het Hof van Justitie van de EG van 25 februari 1999, nr. C-349/96).

Bij samengevoegde goederen dienen voor de toepassing van het tarief de samenstellende delen als afzonderlijke goederen te worden aangemerkt wanneer de zelfstandigheid van de samenstellende delen behouden is gebleven. Indien die zelfstandigheid verloren is gegaan, hetzij omdat één der delen ten opzichte van de andere delen dermate belangrijk is dat de andere daarin geacht kunnen worden op te gaan (absorptieprincipe), hetzij omdat een nieuw product is ontstaan met een eigen maatschappelijke betekenis, dient het gehele goed voor de toepassing van het tarief in aanmerking te worden genomen. Het absorptieprincipe is van toepassing als één van de samenstellende delen een bijkomend karakter heeft, dat wil zeggen dat het desbetreffende deel voor de afnemer geen doel op zich vormt voor het afnemen van de combinatie, maar slechts een middel vormt voor de leverancier om het belangrijkste deel voor de afnemer zo aantrekkelijk mogelijk te maken.

Voor de tarieftoepassing bij combinaties van goederen is niet van belang welk standpunt wordt of zou worden ingenomen voor de heffing van douanerechten bij de invoer van de desbetreffende combinaties van goederen.

§ 1.2. Verpakkingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen wordt met de term ‘verpakking’ gedoeld op goederen die uitsluitend dienen als omhulsel voor (andere) goederen, teneinde die goederen in onbeschadigde staat naar de afnemer te transporteren, of die goederen te bewaren dan wel op te slaan. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • wegwerpverpakkingen (bijv. het plastic, papieren, kartonnen, glazen of kunststof omhulsel van goederen);

  • retouremballage (bijv. glazen flessen en potten, alsmede plastic flessen en kratten).

Omdat deze verpakkingen geen zelfstandige gebruikswaarde hebben, volgen zij het tarief dat van toepassing is op de goederen die erin verpakt zijn.

Het is mogelijk dat de verpakking een zelfstandige gebruikswaarde heeft. Hierbij gaat het om verpakkingsmiddelen die op zichzelf beschouwd voor de afnemer een reden vormen om een bepaalde combinatie van goederen (d.w.z. de verpakking met het verpakte goed) aan te schaffen, bijvoorbeeld speciaal gedecoreerde glazen, blikken of trommels die eet- of drinkwaren bevatten of die tezamen met bepaalde eet- of drinkwaren worden aangeboden.

Deze verpakkingen dienen voor de tarieftoepassing afzonderlijk (d.w.z. los van het verpakte goed) in aanmerking te worden genomen. Hierbij is relevant dat:

  • jegens de afnemers van de combinatie van de goederen veelal wordt benadrukt dat de verpakking een bijzonder karakter draagt, waarmee het samengestelde karakter van de combinatie tot uitdrukking komt;

  • de verpakking een geldswaarde vertegenwoordigt die, mede gelet op de waarde van het verpakte product, niet onaanzienlijk is, hetgeen als regel ook tot uitdrukking komt in de verkoopprijs van de combinatie;

  • de zelfstandigheid van de samenstellende delen van de combinatie in stand blijft;

  • één van de samenstellende delen niet ondergeschikt is aan het andere deel;

  • de verpakking en het verpakte goed niet zodanig causaal en functioneel met elkaar zijn verbonden, dat de combinatie hiervan als één onsplitsbaar product dan wel als een nieuw product met een eigen maatschappelijke betekenis is te beschouwen.

Als de gegevens van het verpakte product (soort, gewicht, samenstelling, barcode e.d.) op onuitwisbare wijze en duidelijk zichtbaar op de verpakking zijn vermeld, kan dit ertoe leiden dat aan de verpakking geen zelfstandige betekenis behoeft te worden toegekend.

Voorts komt het voor dat goederen die normaliter niet zijn te kwalificeren als een verpakkingsmiddel, worden gebruikt als ‘verpakking’ voor andere goederen. Te denken valt aan allerlei gebruiksartikelen, die eventueel ook los verkrijgbaar zijn (zoals speelgoed, serviesgoed, cadeau-artikelen e.d.), waarin voedingsmiddelen zijn verpakt. Ook producten die zijn bestemd voor éénmalig gebruik (m.n. voedingsmiddelen) worden aangewend als ‘verpakking’ voor andere goederen.

Voor de tarieftoepassing dienen deze (niet gebruikelijke) verpakkingsmiddelen steeds afzonderlijk (d.w.z. los van de goederen die in deze goederen ‘verpakt’ zijn) in aanmerking te worden genomen, zie echter § 1.4.

§ 1.3. Verpakte combinaties van goederen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Combinaties van goederen kunnen ook tezamen verpakt worden aangeboden, bijvoorbeeld het kerstpakket: een verpakte combinatie van onder post a 1 vallende eet- en drinkwaren, alcoholische dranken (algemeen tarief) en gebruiks- of cadeau-artikelen (algemeen tarief).

Voor de tarieftoepassing dienen de goederen die tot de combinatie behoren steeds afzonderlijk in aanmerking te worden genomen.

§ 1.4. Candy novelties

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

‘Candy novelties’ vormen een combinatie van goederen die onder tabelpost a 1 vallen (veelal snoepgoed) en andere goederen (veelal speelgoed). Candy novelties worden op verschillende manieren aangeboden. Het komt voor dat het snoepgoed in het speelgoed is ‘verpakt’, maar de omgekeerde

situatie is ook mogelijk. In een aantal gevallen worden het snoepgoed en het speelgoed los van elkaar, maar als één combinatie, aangeboden.

Candy novelties hebben betrekking op een breed assortiment goederen, waarbij de waarde van de samenstellende delen sterk kan variëren. Te denken valt aan:

  • chocolade-eieren die speelgoedfiguurtjes bevatten;

  • speelgoedfiguurtjes waaraan snoepgoed (m.n. lollies) zijn bevestigd;

  • plastic buisjes die snoepjes bevatten, waarbij aan de bovenzijde van de buisjes speelgoedfiguurtjes zijn bevestigd;

  • een plastic koker, die aan de bovenzijde een lollie vormt en aan de onderzijde gevuld is met een speelgoedfiguurtje (veelal aan kinderfilms ontleend);

  • voorgevormde plastic figuren (zoals cameraatjes, autootjes, voetbalschoentjes e.d.) die gevuld zijn met snoep;

  • plastic fluitjes die een lollie bevatten;

  • plastic vormpjes met bijgeleverde bakmix, chocolade, kleurmiddelen e.d., waarmee kinderen zelf koekjes, figuurtjes e.d. kunnen maken;

  • ‘feest’-pakketjes voor kinderen, bestaande uit zakjes die gevuld zijn met snoepgoed, kauwgom e.d. en speelgoedpoppetjes, ballonnen e.d.

Voor de tarieftoepassing bij candy novelties dient steeds gesplitst te worden tussen het snoepgoed en het speelgoed op basis van de kostprijs van deze samenstellende delen.

Uit praktische overwegingen kan bij candy novelties waarvan de consumentenprijs f. 7,50 of minder bedraagt, het verlaagde tarief worden toegepast, als de kostprijs van de candy novelty voor 80% of meer wordt bepaald door de kostprijs van snoepgoed dat aan het verlaagde tarief is onderworpen.

Onder ‘kostprijs’ dient in dit verband te worden verstaan:

  • de inkoopprijs van de samenstellende delen, inclusief eventuele royalties of licentierechten, als de ondernemer (één of enkele van) die delen kant-en-klaar inkoopt;

  • de vervaardigingskosten van de samenstellende delen, inclusief eventuele royalties of licentierechten, als de ondernemer (één of enkele van) die delen zelf vervaardigt.

Als een ondernemer geen splitsing kan of wil aanbrengen tussen het snoepgoed en het speelgoed, bestaat daartegen geen bezwaar, mits de totale vergoeding van de candy novelty wordt belast naar het algemene tarief.

§ 2. Combinaties van diensten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij combinaties van diensten waarvan de elementen functioneel zijn te scheiden en waarbij een der samenstellende delen niet overheerst, behoren de diensten afzonderlijk te worden bezien, ook indien de vergoeding uit één totale prijs bestaat. Is sprake van verschillende tarieven dan behoort de vergoeding naar evenredigheid te worden gesplitst.

Combinaties van diensten waarbij één der samenstellende delen niet overheerst, doch waarbij de elementen niet functioneel zijn te scheiden, worden aangemerkt als één dienst. Hieronder valt bij voorbeeld het verzorgen van een reis (vervoer, logies, toegang tot bezienswaardigheden, en dergelijke) door een reisbureau tegen een prijs, waarin het vervoer van personen is begrepen (Hoge Raad 21 oktober 1992, nr. 28 212).

Bij combinaties van diensten waarvan één der samenstellende delen zodanig sterk overheerst dat de andere geacht kunnen worden daarin op te gaan, is het voor de eerstbedoelde dienst geldende tarief van toepassing.

§ 3. Combinaties van leveringen en diensten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In beginsel dienen combinaties van leveringen en diensten te worden gesplitst. Geen splitsing behoeft te worden gemaakt indien de verschillende prestaties causaal en functioneel zodanig met elkaar zijn verbonden dat het totaal als één levering of als één dienst kan worden beschouwd. Zo kunnen de in het kader van de stoeterij verrichte prestaties zich kwalificeren als één prestatie, te weten de algehele verzorging van paarden, en is splitsing in verschillende prestaties zoals de levering van voer, de verhuur van onroerend goed en andere diensten niet mogelijk (Hoge Raad 23 januari 1985, nr. 22 748). Anders ligt dit bij het verzorgen van rondvaarten waarbij aan de deelnemers wijn en kaas ter nuttiging worden aangeboden. Daarbij is geen sprake van zodanig nauw met elkaar verbonden verrichtingen dat het totaal als één dienst kan worden beschouwd (Hoge Raad 20 januari 1993, nr. 28 876).

Indien de levering ten opzichte van de dienst van ondergeschikte betekenis is, wordt de levering geacht op te gaan in de dienst. Zo gaat in gevallen waarin een accountant een onderzoek verricht en het resultaat daarvan neerlegt in een geschrift dat aan de opdrachtgever wordt verstrekt, de afgifte van het geschrift op in de dienst bestaande uit het verrichten van een onderzoek.

In gevallen waarin de dienst ten opzichte van de levering van ondergeschikte betekenis is, wordt de dienst geacht op te gaan in de levering. Het opgaan van een dienst in een levering doet zich onder meer voor in de situatie dat het dienstbetoon in een restaurant bij de verzorging van bruiloften en partijen zich beperkt tot het bereiden van de verstrekte spijzen en dranken en het bedienen van de gasten. Voor de heffing van de omzetbelasting is dan alleen de verstrekking van spijzen en dranken relevant (Hoge Raad 13 november 1991, nr. 27 333).

Post A 1

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 1 luidt:

‘voedingsmiddelen, te weten:

  • a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

  • b. produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

  • c. produkten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren;

met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken en ander water dan mineraal water in de zin van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten;’

§ 2. Voedingsmiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De meeste voedingsmiddelen kunnen worden gerangschikt onder post a 1, onderdeel a (eet- en drinkwaren). De onderdelen b en c van de post, te weten produkten voor de bereiding van de eet- en drinkwaren onderscheidenlijk produkten die dienen als aanvulling op of ter vervanging daarvan, zijn opgenomen om te bereiken dat deze produkten, voor zover zij niet rechtstreeks zouden kunnen worden aangemerkt als eet- en drinkwaar, ook vallen onder het begrip ‘voedingsmiddel’.

Voor de tariefindeling is de vorm waarin voedingsmiddelen zich bevinden niet van belang; zowel de verse, de bereide als de verduurzaamde voedingsmiddelen vallen onder de in post a 1 opgenomen omschrijving.

Tot de voedingsmiddelen worden niet gerekend de alcoholhoudende dranken. Met de term ‘dranken’ wordt gedoeld op produkten die naar maatschappelijke opvatting als zodanig worden aangemerkt. In verband hiermee vallen onder het begrip ‘alcoholhoudende dranken’ ook samengestelde alcoholhoudende stoffen zoals advocaat, boerenjongens en boerenmeisjes. Eetwaren die alcoholhoudende stoffen bevatten (zoals bonbons) vallen niet onder het begrip ‘alcoholhoudende dranken’, maar onder het begrip ‘voedingsmiddel’.

§ 3. Eet- en drinkwaren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De term ‘eet- en drinkwaren’, in onderdeel a van post a 1, dient ruim te worden opgevat. Daarmee wordt niet alleen gedoeld op kant en klare produkten die direct kunnen worden geconsumeerd – bijvoorbeeld brood, melk en fruit – maar ook op waren die pas geschikt zijn voor menselijke consumptie na een bepaalde bewerking (zoals het ontdoen van de schil) of na bereiding (toevoeging van water, koken, opwarmen, en dergelijke). Snoepgoed, ook kauwgom, valt onder de term ‘eet- en drinkwaren’. Genotmiddelen zoals pruimtabak en opiaten daarentegen niet.

De voorwaarde dat het moet gaan om eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie is gesteld om de toepassing van het verlaagde tarief niet afhankelijk te doen zijn van de daadwerkelijke bestemming. Deze zou alleen bij de feitelijke consumptie kunnen worden vastgesteld. Of de desbetreffende produkten uiteindelijk worden geconsumeerd, speelt voor de toepassing van het verlaagde tarief geen rol.

§ 4. Ingrediënten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onderdeel b van post a 1 betreft produkten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder post a 1, onderdeel a, bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan. Het handelt hier om een breed scala van produkten: niet alleen produkten die zijn vervaardigd uit natuurlijke grondstoffen, maar ook produkten die zijn vervaardigd uit chemische produkten. Tevens vallen eronder produkten waarvan alleen bepaalde – bijvoorbeeld aromatische – bestanddelen opgaan in de eet- en drinkwaren (zoals koffie, thee, kruidnagels en laurierbladen).

Met ‘bereiding’ wordt gedoeld op zowel de huishoudelijke als de industriële bereiding van eet- en drinkwaren. In dit kader kan worden gedacht aan produkten als gist, meel, bak- en braadmiddelen, kruiden, specerijen, zout, aroma’s en essences. Voor de voedingsmiddelenindustrie gaat het met name om produkten als vruchtenpulp, diverse extracten, conserveringsmiddelen, alsmede geur-, kleur- en smaakstoffen.

Het is mogelijk dat binnen een bepaalde groep produkten een onderscheid dient te worden gemaakt tussen produkten die kennelijk wèl en produkten die kennelijk niet voor menselijke consumptie bestemd zijn. Bijvoorbeeld azijn: tafelazijn is kennelijk bestemd voor menselijke consumptie, terwijl schoonmaakazijn dat niet is. Ook bij grondstoffen en halffabrikaten is bedoeld onderscheid van belang. Als het produkt kennelijk is bestemd om te worden aangewend in de voedingsmiddelenindustrie, is de levering van dit produkt onderworpen aan het verlaagde tarief. Is het produkt kennelijk bestemd voor andere industriële doeleinden, dan is het algemene tarief van toepassing.

Tuinkruiden die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie worden onder de post gerangschikt. Bepaalde tuinkruiden die – vrijwel – uitsluitend worden aangewend als grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen zijn onderworpen aan het algemene tarief.

Kaascoating, zijnde een produkt dat ter conservering wordt aangebracht op de kaaskorst, valt onder de post. De coating vormt na aanbrenging een geheel met de kaaskorst en verstevigt deze ook. Alleen indien een dergelijke coating gelet op de samenstelling – bijvoorbeeld ‘plasticoat’ – in het geheel niet geschikt is voor menselijke consumptie, kan deze niet als ingrediënt voor kaas worden aangemerkt.

Essentiële oliën (ook wel etherische oliën genoemd) zijn sterk geurende oliën bereid uit kruiden, planten of bomen. De aanwendingsmogelijkheden van deze oliën zijn velerlei: als luchtverfrisser, bij de lichaamsverzorging, in het kader van ‘aromatherapie’ en soms als smaakstof in de keuken. Aangezien dergelijke oliën niet kennelijk zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren, vallen zij niet onder de post.

§ 5. Voedingspreparaten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onderdeel c van post a 1 heeft betrekking op produkten die wellicht niet in de strikte zin van het woord kunnen worden beschouwd als een voedingsmiddel, maar waarvan het wenselijk is dat zij niettemin daaronder worden begrepen omdat het gaat om produkten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van eet- en drinkwaren. Te denken valt aan voedingspreparaten en/of voedingssupplementen zoals vitaminen, mineralen, kruidenpreparaten, vermageringsprodukten en vezeltabletten. Soms worden deze produkten voorzien van de aanduiding eetlustopwekkend, hongerstillend of rustgevend.

Capsules die als anti-rookmiddel worden gepresenteerd en die zijn samengesteld uit onder meer eetlustverminderende vezels en een plantaardig extract ter bestrijding van nervositeit, kunnen onder de post worden gerangschikt.

§ 6. Kruidenpreparaten in alcohol

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Kruidenpreparaten die opgelost in alcohol in de handel worden gebracht dienen in beginsel te worden aangemerkt als alcoholhoudende dranken.

Voorbeelden hiervan zijn: kruidenwijn met een alcoholpercentage van 14% en een op een likeur gelijkend kruidenextract met een alcoholpercentage van 14%. Gelijk andere alcoholhoudende dranken vallen dergelijke produkten onder het algemene tarief.

Kruidendranken met een alcoholgehalte van niet meer dan 0,5% worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt.

Een kruidenextract, waarvan blijkens de gebruiksaanwijzing per keer enige druppels in water dienen te worden ingenomen is naar maatschappelijke opvattingen geen drank. Ook een kruidenhoestsiroop waarvan driemaal daags één kleine lepel dient te worden ingenomen wordt niet als drank aangemerkt. Deze produkten vallen onder het verlaagde tarief; het feit dat deze produkten alcohol bevatten is niet van belang.

§ 7. Alcoholvrije dranken; essences

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor alcoholvrije dranken geldt het verlaagde tarief. Het gaat hier bijvoorbeeld om melk, koffie, thee, vruchtesap en limonade.

Voor het onderscheid tussen alcoholvrije en alcoholhoudende dranken is het alcoholgehalte van belang. Voor bier (waaronder ook de mengsels van bier met wijn of limonade) ligt de grens op 0,5%. Voor andere alcoholhoudende dranken, zoals wijn, port, sherry en gedistilleerd, ligt die grens op 1,2%.

Alcoholhoudende essences worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt. Indien zij kennelijk zijn bestemd voor de bereiding van aan het verlaagde tarief onderworpen eet- en drinkwaren vallen zij onder het verlaagde tarief. De levering van kleine hoeveelheden likeur, rum en dergelijke dranken is steeds onderworpen aan het algemene tarief.

Post A 2

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 2 luidt:

‘granen en peulvruchten die niet zijn te rangschikken onder post 1;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De post heeft betrekking op de granen en peulvruchten die niet als voedingsmiddel als bedoeld in post a 1 kunnen worden aangemerkt.

§ 3. Granen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder granen vallen tarwe, rogge, haver, maïs, rijst, kanariezaad, sorghumzaad, milletzaad, gierst, en dergelijke. Boekweit, hoewel geen graan, kan voor de toepassing van de post met granen worden gelijkgesteld. Gepelde en gebroken granen vallen eveneens onder de post.

Mengsels die uitsluitend al dan niet gebroken granen en/of meel en bloem van granen bevatten, kunnen onder de post worden gerangschikt. Het toevoegen van andere bestanddelen zoals (gemalen) veekoeken, dierlijke eiwitten, vitaminen en mineralen staat die rangschikking in de weg. Verwezen zij naar de toelichting op post a 44.

Rijstmeel (ook rijstvoedermeel), gerstvoermeel en havermoutafvalmeel kunnen onder de post worden gerangschikt, evenals zemelen, zemelgrint, maskiemen, roggekiemen, tarwekiemen en de boekweitdoppen. Hetzelfde geldt voor tarwegriesmeel, rijstgries en gortgries.

Tarwebloempellets, tarwevoermeelpellets, roggevoermeelpellets en roggevoerbloempellets, alsmede rijstvoermeelpellets, maïszetmeelgrintpellets en zemelgrintpellets (een mengsel van tarwezemelgrint en roggezemelgrint), zijnde uit de genoemde soorten meel en bloem door persen verkregen kleine stukken, vallen onder post a 44.

§ 4. Peulvruchten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post kunnen worden gerangschikt zgn. getoaste sojabonen, zijnde sojabonen waarvan door middel van verhitting met stoom een bepaalde, de groei van eenmagige dieren belemmerende, stof wordt geëlimineerd.

Voor de voortgezette teelt bestemde zaden van peulvruchten, zoals snijbonen, prinsessebonen, doperwten, enz. vallen onder post a 41, evenals serradellazaad.

Onder de post valt niet erwten- en bonenmeel, zijnde het bijprodukt, verkregen bij de bereiding van de voor menselijke voeding bestemde produkten uit erwten en bonen, bestaande uit gemalen schillen, delen van zaadlobben en kiemen. Verwezen zij naar de toelichting op post a 44.

Post A 3

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Pootgoed

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post vallen zowel de jonge groente- en fruitplanten die zijn bestemd voor de uitpoot van groenten en fruit als de delen van dergelijke planten (zoals wortels en wortelstokken) en champignonbroed. Zo kunnen onder de post worden gerangschikt: plantuitjes, witlofwortelen, rabarberplanten, aardbeiplanten en pootaardappelen.

Post A 4

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 4 luidt:

  • a. ‘ rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden;

  • b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de produktie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;

  • c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;

  • d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;’

§ 3. Fok- en slachtdieren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Hieronder vallen onder meer: slachtkuikens, legkippen, konijnen, hazen, fazanten, diverse vissen, garnalen en mosselen.

Omdat het moet gaan om dieren die een functie vervullen in het ‘produktieproces’ van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, vallen onder andere zangvogels, sierduiven en aquariumvis niet onder de post. Ook inlands en uitheems gevogelte en wild – bijvoorbeeld bestemd voor dierentuinen, onderwijsinstellingen en parken – kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Hetzelfde geldt ten aanzien van een hommelkolonie voor de bestuiving van cultuurgewassen in de tuinbouwsector.

§ 4. Slachtafvallen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder slachtafvallen zijn te rangschikken: kop, tong, hersenen, lever, hart, nieren, pens, maag, blaas, poten, pezen, longen, milt, zwezerik, uiers, organen voor farmaceutische doeleinden, en dergelijke. Ook darmen kunnen onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

De gebruikelijke bewerking van slachtafvallen en darmen, zoals het schoonmaken, zouten, drogen of bevriezen, doet aan de toepasselijkheid van de post niet af.

Huiden, onderpoten, horens, haren, beenderen en zwoerd vallen niet onder het verlaagde tarief.

Soepbeenderen kunnen onder post a 4 worden begrepen.

Bloed (waaronder ook gedroogd bloed) van de onder de onderdelen a en b van post a 4 vallende dieren, dient als slachtafval te worden aangemerkt en valt mitsdien onder de post.

§ 5. Dierenvoeder

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Gemalen of gesneden, in zakjes verpakte of in worstvorm gebrachte, slachtafvallen die in de handel worden gebracht onder de benaming ‘hondevoer’ of soortgelijke aanduiding, vallen onder de post, ook indien daaraan maximaal 4% zetmeel als bindmiddel is toegevoegd. Verdere bewerkingen, zoals het toevoegen van groenten, mineralen, vitaminen, geneesmiddelen, alsmede het steriliseren en in blik of anderszins verpakken, om het hier bedoelde vlees en slachtafvallen voor langere tijd voor bederf te vrijwaren, doen de toepassing van het verlaagde tarief verloren gaan.

§ 6. Levering van sperma en embryo’s voor landbouwdieren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het gaat hier om de separate levering en invoer van dierlijk sperma en dierlijke embryo’s, die zijn bestemd voor de voortpanting van de in onderdeel a en b van de post bedoelde landbouwdieren.

De dienst bestaande uit het kunstmatig insemineren van landbouwdieren respectievelijk het transplanteren van embryo’s bij landbouwdieren valt onder post b 13, onderdeel b (zie § 10 van de toelichting op post b 13).

Post A 5

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Broedeieren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De levering van broedeieren voor pluimvee is onderworpen aan het verlaagde tarief. Eieren voor menselijke consumptie worden onder post a 1 gerangschikt.

Post A 6

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 6 luidt:

‘farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten als zijn omschreven in artikel 1, eerste lid, onder h en i van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (Stb. 1958, 408), infusievloeistoffen, alsmede kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Post a 6 omschrijft welke geneesmiddelen gerangschikt kunnen worden onder het verlaagde tarief. Het betreft:

  • farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten als zijn omschreven in artikel 1, eerste lid onder h en i van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WGV)

  • infusievloeistoffen

  • inhalatiegassen (kennelijk bestemd voor geneeskundige doeleinden).

§ 3. Farmaceutische specialité; farmaceutisch preparaat

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Een farmaceutische specialité is een geneesmiddel in farmaceutische vorm dat in de handel wordt gebracht onder een speciale benaming en in een standaardverpakking.

Een farmaceutisch preparaat is een geneesmiddel in farmaceutische vorm dat in de handel wordt gebracht niet onder een speciale benaming of standaardverpakking.

De categorieën farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten omvatten samen het geheel van geneesmiddelen dat in een farmaceutische vorm is gebracht.

Een farmaceutische vorm is een vorm welk met het oog op de toediening of aanwending van een geneesmiddel wordt gebezigd. Te denken valt aan pillen, poeders, tabletten, capsules, zalven, gels, crèmes, drankjes en injectievloeistoffen.

§ 4. Geneesmiddel

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als geneesmiddel wordt aangemerkt een substantie of samenstelling van substanties, welke is bestemd om te worden gebruikt voor dan wel op enigerlei wijze wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor:

  • het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij de mens

  • het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen bij de mensen

  • het stellen van een medische diagnose door toediening aan of aanwending bij de mens.

Produkten die geschikt zijn voor het stellen van een medische diagnose zijn slechts geneesmiddelen in de zin van de WGV voor zover zij bestemd zijn om te worden toegediend aan of aangewend bij de mens. Zgn. in vivo diagnostica kunnen derhalve onder post a 6 worden gerangschikt. Middelen voor het stellen van een medische diagnose door middel van een laboratoriumonderzoek – de zgn. in vitro diagnostica – vallen echter niet onder de post.

Bepaalde grondstoffen worden wel als geneesmiddel in de zin van de WGV aangemerkt. Aangezien het bij grondstoffen echter zal gaan om geneesmiddelen die (nog) niet in farmaceutische vorm zijn gebracht zullen deze grondstoffen niet onder post a 6 kunnen worden gerangschikt.

Een groot aantal farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten is geregistreerd; zij worden voorzien van een registratienummer (RVG-nummer) en opgenomen in een lijst van farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten. Er zijn evenwel ook farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten die niet dan wel nog niet zijn geregistreerd. Het betreft bij voorbeeld geneesmiddelen die zich nog in het stadium van proefneming bevinden, of geneesmiddelen, die voor een individueel geval in een apotheek worden bereid. Homeopathische geneesmiddelen worden veelal ook niet geregistreerd.

Het feit dat een bepaald produkt niet is geregistreerd betekent nog niet dat de toepassing van post a 6 is uitgesloten. Wel dient het desbetreffende produkt als een geneesmiddel in farmaceutische vorm te worden gepresenteerd en als zodanig herkenbaar te zijn. Ook dient de leverancier aan te tonen waarom zo’n niet geregistreerd produkt niettemin als een aan het verlaagd tarief onderworpen geneesmiddel moet worden aangemerkt.

Geneesmiddelen in de zin van de WGV vallen soms mede of zelfs uitsluitend onder de werking van een specifieke wettelijke regeling. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is dit niet van belang. Zo kan dit tarief ook worden toegepast op de geneesmiddelen in farmaceutische vorm waarvoor mede het bepaalde in de Opiumwet (Stb. 1928, 167) van toepassing is (opiaten) en op geneesmiddelen waarvoor mede het bepaalde in de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) van toepassing is (de zogenoemde radiofarmaca). Hetzelfde geldt voor uit bloed(plasma) bereide produkten en sera en vaccins, die uitsluitend onder de werking van de Wet op menselijk bloed (Stb. 1961, 182), onderscheidenlijk de Wet op sera en vaccins (Stb. 1927, 91) vallen.

De uit bloed bereide in vitro diagnostica evenals andere in vitro diagnostica zijn onderworpen aan het algemene tarief.

§ 5. Infusievloeistoffen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De levering van infusievloeistoffen is onderworpen aan het verlaagde tarief. Tot de infusievloeistoffen behoren onder meer suiker- of zoutoplossingen die bestemd zijn om door middel van een infuus te worden toegediend. Vermeldenswaard is in dit verband, dat een spoelvloeistof voor het spoelen van een (verblijfs)catheter (een veelal qua samenstelling op een infusievloeistof gelijkende zoutoplossing) een registratieplichtig farmaceutisch produkt is.

De vloeibare voeding die via een sonde aan de mens wordt toegediend is op grond van het bepaalde in post a 1 onderworpen aan het verlaagde tarief.

§ 6. Hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot nader order kan een steriel medisch hulpmiddel voor eenmalig gebruik dat uitsluitend bestemd is voor het transport en/of de opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen, en dat daarmee in aanraking komt, onder het verlaagde tarief worden gerangschikt. De naalden, catheters, en dergelijke (al dan niet voorzien van een stukje slang), die worden gebezigd om de desbetreffende stoffen aan de patiënt toe te dienen, kunnen niet onder deze medische hulpmiddelen worden gerangschikt. Deze naalden en catheters worden overigens, omdat hierbij de wensen van de gebruikers een zeer belangrijke rol spelen, nimmer in een totaal systeem geleverd. Losse catheters vallen onder post a 37.

Onder de in deze paragraaf bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen derhalve worden gerangschikt de steriele, voor eenmalig gebruik bestemde:

  • infusiesets

  • transfusiesets

  • verlengslangen

  • infusiekranen

  • infuus- en bloedfilters

  • drukmeetsets

  • adaptors

  • lege zakken

  • bloedafname-hulpmiddelen zoals bij voorbeeld bloedlijnen voor hartlongmachines.

Voorbeelden van produkten en produktgroepen die niet onder de in deze paragraaf bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt zijn:

  • infuuspompen

  • bloedscheidingsapparatuur

  • beluchters

  • controllers of volumeregeling

  • lege, niet steriele infuuszakken

  • alle niet steriele losse onderdelen voor het vervaardigen of doen vervaardigen van infuussets in het ziekenhuis

  • toedieningssystemen voor enterale voeding

  • voedingssondes

  • blaasspoellijnen

  • cathetersspoellijnen

  • sealapparatuur

  • venapunctienaalden

  • intraveneuze catheters

  • injectiespuiten/naalden

  • bloedbank hulpmateriaal, zoals tangetjes, klemmen en persen

  • afsluitstopjes en -kapjes

  • mandrijnen

  • afzuigcatheters en urologiecatheters

  • introducers.

Blaasspoellijnen, katheterspoellijnen, intraveneuze katheters, afzuigkatheters en urologiekatheters vallen onder post a 37.

Indien in één set goederen worden geleverd die hun zelfstandigheid hebben behouden en die deels aan het verlaagde tarief en deels aan het algemene tarief zijn onderworpen, dient de totale vergoeding te worden gesplitst in een deel belast naar het tarief van 6% en een deel belast naar het tarief van 17,5%. Wanneer een ondernemer geen splitsing wil aanbrengen, bestaat daartegen geen bezwaar, mits de totale vergoeding wordt belast naar het algemene tarief.

Een hulpmiddel kan slechts als ‘steriel’ worden aangemerkt indien het voldoet aan de eisen gesteld in het Besluit handel gesteriliseerde medische hulpmiddelen (9 november 1982, Stb. 663). Zo zal onder andere het woord ‘steriel’ op de verpakking moeten voorkomen.

Goederen die (mede) gebruikt worden voor diagnostische doeleinden vallen niet onder de goedkeuring. Daardoor vallen bloedbuisjes waarin afgenomen bloed wordt opgevangen en die bepaalde additieven, reagentia of testmiddelen bevatten, niet onder het verlaagde tarief. Dat geldt ook wanneer het doel van de in de bloedbuisjes aanwezige middelen niet verder reikt dan het afgenomen bloed – bijvoorbeeld door het voorkomen van stolling of door het afsplitsen van bestanddelen – geschikt te maken voor verder onderzoek.

§ 7. Inhalatiegassen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder post a 6 kunnen mede worden gerangschikt inhalatiegassen die kennelijk zijn bestemd voor medische doeleinden. Het betreft hier bijvoorbeeld zuurstof en lachgas die bij de behandeling van patiënten in ziekenhuizen, enz. worden aangewend.

§ 8. Administratiekosten apothekers

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Apothekers brengen aan cliënten die de aan hen geleverde genees- en verbandmiddelen, enz. niet contant betalen doch op rekening kopen, boven de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen, enz., een bedrag aan administratiekosten in rekening. Deze vergoeding moet worden geacht deel uit te maken van de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen, enz. In verband daarmede zou, strikt genomen, deze vergoeding voor administratiekosten in voorkomende gevallen moeten worden gesplitst in een gedeelte, betrekking hebbende op aan het verlaagde tarief onderworpen goederen, en een gedeelte, betrekking hebbende op aan het algemene tarief onderworpen goederen.

Gezien de omstandigheid dat de goederen die op rekening worden gekocht in sterk overwegende mate aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, wordt goedgekeurd dat een zodanige splitsing achterwege blijft en dat de vergoeding voor administratiekosten in haar geheel geacht wordt deel uit te maken van de omzet aan goederen ten aanzien waarvan het verlaagde tarief van toepassing is.

Post A 7

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 7 luidt:

‘diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410), met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Produkten die zijn aan te merken als diergeneesmiddel in de zin van de Diergeneesmiddelenwet worden belast naar het verlaagde tarief. Niet onder het verlaagde tarief vallen de middelen voor in vitro gebruik.

Grondstoffen voor de bereiding van diergeneesmiddelen worden niet als diergeneesmiddelen in de zin van de Diergeneesmiddelenwet aangemerkt.

§ 3. Diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet wordt als diergeneesmiddel aangemerkt elke substantie die bestemd is om al dan niet na be- of verwerking te worden gebruikt voor:

  • het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van een dier

  • het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van een dier

  • het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier.

De bestemming moet kunnen worden vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld de aard, vorm, verpakking of aanduiding van het produkt.

Op grond van het Besluit verpakking en etikettering diergeneesmiddelen moeten diergeneesmiddelen voor aflevering worden verpakt. Op de verpakking staan vermeld – naast aanduidingen omtrent houdbaarheid, gebruik, en dergelijke – de naam van het diergeneesmiddel, de samenstelling en het registratienummer (Reg. NL......). Indien registratie (nog) niet vereist is zal op de verpakking in ieder geval het woord ‘diergeneesmiddel’ moeten worden vermeld en de diersoort(en) waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is.

Het vorenstaande brengt derhalve mee, dat het verlaagde tarief voor diergeneesmiddelen alleen van toepassing is op de levering en de invoer van produkten die met de kwalificatie ‘diergeneesmiddel’ in de handel worden gebracht en die ook overigens aan de in de Diergeneesmiddelenwet genoemde vereisten voldoen.

Zgn. biggencompost, een produkt dat bestaat uit zuivere extra fijne compost en dat wordt aangewend als preventief geneesmiddel tegen bloedarmoede bij biggen, kan onder de post worden gerangschikt indien wordt voldaan aan de hiervoor genoemde vereisten inzake kwalificatie en die welke voortvloeien uit de Diergeneesmiddelenwet.

§ 4. Bestrijdingsmiddel

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Middelen ter bestrijding van ongedierte bij dieren worden in een aantal gevallen aangemerkt als diergeneesmiddel (zie hiervoor § 3). Het gaat dan om middelen voor inwendig gebruik.

Post a 7 ziet niet op de levering of invoer van produkten die als bestrijdingsmiddel (herkenbaar aan het voor deze produkten verplichte toelatingsnummer ......N) op de markt worden gebracht.

§ 5. Dierenartsen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In gevallen waarin een dierenarts bij de geneeskundige behandeling van een ziek dier aan dat dier een geneesmiddel toedient, is sprake van een naar het algemene tarief belaste dienst waarin het toedienen van het geneesmiddel opgaat.

Indien de dierenarts na de behandeling van het zieke dier aan de verzorger van het dier geneesmiddelen verstrekt ter verdere behandeling van dat dier, verricht de dierenarts, wat die geneesmiddelen betreft, een afzonderlijke en meestal aan het verlaagde tarief onderworpen levering van geneesmiddelen.

In gevallen waarin het nauwkeurig splitsen van het gebruik door de dierenarts van diergeneesmiddelen ernstige problemen oplevert, kan de inspecteur een praktische regeling treffen. Een in dat kader aan te brengen forfaitaire splitsing van de omzet dient gebaseerd te zijn op, en zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij, de praktijkgegevens van de betrokken dierenarts.

Post A 8

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 8 luidt:

‘verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;’

§ 2. Verbandmiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het begrip verbandmiddel wordt in de post omschreven. Het moet gaan om, kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde, watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen.

§ 3. Watten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder watten zijn te begrijpen celstofwatten, geïmpregneerde watten, verbandwatten, vette watten, en dergelijke. Niet onder de post vallen watten die voor andere dan geneeskundige doeleinden plegen te worden gebezigd, zoals autopoetswatten, bijouteriewatten (juwelierswatten), poederdonsjes, toiletwatten, en dergelijke.

Toegestaan is om ook de gewone witte watten die voor allerlei huishoudelijke doeleinden (waaronder ook geneeskundige) worden gebruikt, aan het verlaagde tarief te onderwerpen.

Wattenstokjes zijn onderworpen aan het algemene tarief. Steriele wattenstaafjes bestemd voor chirurgische doeleinden kunnen onder de post worden gerangschikt.

§ 4. Windsels

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Windsels worden gemaakt uit diverse stoffen en gebruikt voor velerlei doeleinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om: elastische windsels, hydrofiele windsels, gipswindsels, en dergelijke.

Naast de traditionele gipsverbanden bestaan er andere immobiliserende verbandsystemen zoals een tricot kous waarin een twee componenten vloeistof wordt gegoten en die na het aanleggen aan het te fixeren lichaamsdeel uithardt. Ook dergelijke verbandmiddelen kunnen onder post a 8 worden gerangschikt.

Elastieke voetstukken, kniestukken, armstukken, en dergelijke kunnen met (elastische) windsels worden gelijkgesteld. Sommige elastische kousen – al dan niet voorzien van een teenstuk – kunnen eveneens met windsels worden gelijkgesteld. Hierbij kan worden gedacht aan elastische kousen die door bedlegerige patiënten worden gedragen ter voorkoming van trombose.

Voor therapeutische elastische kousen is goedgekeurd dat zij onder de post kunnen worden gerangschikt indien zij een drukwaarde van ten minste 25 mm kwik hebben (daaruit volgt indeling in klasse 2 of hoger van de zogenaamde lijst van Bernink).

Oefenverbanden, zijnde dikke windsels die als oefenmateriaal worden gebruikt bij onder andere EHBO-cursussen, mogen onder de post worden gerangschikt.

§ 5. Gaas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het betreft hier niet alleen om hydrofielgaas ter afdekking van wonden, maar ook allerlei artikelen van gaas zoals compressen en stroken alsmede compressen van bij voorbeeld celstof in gaas of celstof in textielvlies. Goedgekeurd wordt dat incisiefolie, zijnde een uiterst dunne kleeffolie die op de huid van patiënten wordt aangebracht voordat de incisie wordt gemaakt, alsmede wondfolie en infuusfolie, onder de post worden gerangschikt.

§ 6. Hechtmiddelen; instrumenten voor endoscopische chirurgie

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij hechtmiddelen kan worden gedacht aan de traditionele ‘draad’ (catgut, zijde, kunststof) en hechtzijde, alsmede aan hechtkrammetjes, -nietjes en -clips. Bij de levering van hechtdraad wordt de naald soms vast aan de hechtdraad meegeleverd. Er is geen bezwaar om draad en naald in zo’n geval als één geheel aan te merken en te zien als hechtmiddel.

Voor het aanbrengen van nietjes en clips wordt zogenaamde hechtapparatuur (‘nietmachines’) gebruikt. Veel hechtapparaten zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. In een aantal gevallen kan deze – disposable – hechtapparatuur bij de behandeling van één bepaalde patiënt diverse keren herladen worden. Ook zijn er hechtapparaten die steeds opnieuw gebruikt kunnen worden. Hechtapparatuur kan niet delen in het verlaagde tarief voor hechtmiddelen. Dit geldt ook voor bij hechtapparatuur behorende instrumenten zoals een verwijdertang en een weefselmeetinstrument.

Vaak wordt een hechtapparaat te zamen met nietjes of clips tegen één vergoeding geleverd. De nietjes of clips, die meestal vervaardigd zijn van titanium of ‘chirurgisch’ staal, vertegenwoordigen daarbij een niet onaanzienlijke waarde. Voor het vaststellen van dit naar het verlaagde tarief te belasten deel, kan de prijs die voor een los te leveren ‘cassette’ nietjes of clips in rekening wordt gebracht als richtsnoer dienen.

Instrumenten voor endoscopische chirurgie betreffen instrumenten die worden gebruikt bij bij voorbeeld kijkoperaties. Het kan dan gaan om dikke naalden (voor het inbrengen van gas in de buikholte), aan trocars (holle pijpen met een scherp uiteinde die door de buikwand worden gestoken) en diverse instrumenten die via de trocar in de buikholte kunnen worden gebracht en waarmee de chirurg zijn werkzaamheden kan verrichten. Geen van deze instrumenten komt voor de toepassing van het verlaagde tarief in aanmerking.

§ 7. Pleisters

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot pleisters in de zin van de post behoren niet alleen hecht- en wondpleisters, maar ook elastisch (net)verband waarmee bij voorbeeld hydrofielgaas kan worden gefixeerd, alsmede likdoornpleisters en likdoornringen.

Ook katheterpleisters, speciaal gevormde pleisters die worden gebruikt om neussondes, drainagekatheters e.d. op hun plaats te houden, vallen onder de post.

§ 8. Tampons

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het betreft hier onder andere gynaecologische tampons en tampons voor tandheelkundig gebruik.

§ 9. Spalken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Naast de traditionele rechte spalken kan ook worden gedacht aan buigzame aluminium strips voor de behandeling van gebroken vingers, aan scharnierende spalken zoals knie- en elleboogscharnieren en aan verstelbare hielbakjes van kunststof of metaal.

Thermoplastisch polyethyleen schuim (plastazote) dat via verhitting aan het lichaam kan worden gemodelleerd en dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van bijvoorbeeld lichte spalken valt eveneens onder de post.

§ 10. Gelijk te stellen artikelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Niet al het in de medische sector gebruikte textiel valt onder de post. Zo is het niet mogelijk operatielakens, slopen, afdekdoeken en dergelijke afdekmaterialen (al dan niet steriel en/of voor eenmalig gebruik, of voorzien van een stukje incisiefolie) eronder te begrijpen. Evenmin kunnen operatiemaskers, operatiekapjes, overtrekken, spuugdoekjes, en dergelijke onder de post worden gerangschikt.

Doekjes die zijn geïmpregneerd met een ontsmettingsstof en die zijn bestemd voor het ontsmetten van de huid ter voorkoming van infecties bij het toedienen van injecties vallen onder de post.

De voorwaarde dat het artikel kennelijk bestemd moet zijn voor geneeskundige doeleinden verhindert dat allerlei gebruiksartikelen met een bepaalde therapeutische werking onder de post zouden vallen. Hierbij kan worden gedacht aan speciale (reuma)hemden en steunkousen.

§ 11. Verbanddozen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot de in de post genoemde gevulde verbanddozen behoren ook gevulde verband-etuis en zakapotheken.

§ 12. Damesverband

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Zowel inwendig als uitwendig damesverband valt onder de post, alsmede inlegkruisjes. Dat geldt ook voor het produkt ‘keeper’, zijnde een rubberen reservoirtje met een inhoud van 30 cc dat ertoe dient menstruatiebloed op te vangen en dat op dezelfde wijze wordt ingebracht als een damestampon.

§ 13. Kraammatrassen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Kraammatrassen vallen onder de post. Het ontmoet geen bezwaar dat kraampakketten (waarin bijvoorbeeld kraamverband) en sluitlakens onder de post worden gerangschikt.

§ 14. Incontinentieluiers en -onderleggers

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Met de term ‘incontinentiematerialen’ wordt gedoeld op het gehele scala aan producten dat ten doel heeft incontinentie te voorkomen dan wel (de gevolgen van) incontinentie te verlichten of tegen te gaan. Met ‘incontinentie’ wordt gedoeld op het als gevolg van het gebrekkig of niet functioneren van bepaalde lichaamsfuncties niet in staat zijn de urine of de ontlasting op te houden. Bij incontinentie die geen ziekteverschijnsel vormt (zoals het geval is bij baby’s en kleine kinderen), kan de post geen toepassing vinden, zodat reguliere babyluiers niet onder de post zijn te rangschikken.

Bij incontinentiematerialen gaat het zowel om absorberende producten als om producten die juist voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt. Onder incontinentiematerialen zijn zowel de voor éénmalig gebruik als de voor meermalig gebruik bestemde producten te begrijpen. Het begrip ‘incontinentiematerialen’ omvat zowel producten die incontinente personen in/aan hun lichaam dragen, als producten die op gebruiksartikelen zoals matrassen, meubilair e.d. worden gelegd om die te beschermen tegen de gevolgen van incontinentie.

Bij absorberende producten valt te denken aan:

  • incontinentieluiers;

  • luierbroeken;

  • speciale luiers voor incontinente gehandicapte kinderen, die op recept van een arts door apothekers worden verstrekt en waarvan de apothekers de kosten rechtstreeks declareren bij het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar. Hierbij dient de apotheker met behulp van het recept van een arts aannemelijk te maken, dat het verlaagde tarief van toepassing is.

  • slips en broeken (de zgn. fixatie- of netbroeken) die ten doel hebben incontinentieluiers die niet zijn voorzien van bevestigingspunten op hun plaats te houden;

  • penisluiers (bij druppelincontinentie door mannen gebruikt);

  • faecesopvangzakken;

  • badslips voor incontinente personen, die bij het zwemmen worden gedragen;

  • matrashoezen en steeklakens die speciaal zijn bestemd voor gebruik bij incontinentie;

  • stoelbeschermers (incontinentie-onderleggers voor zitmeubilair).

Bij producten die voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt valt te denken aan:

  • anaalpluggen of -tampons, die in geval van faeces-incontinentie worden gebruikt;

  • incontinentieklemmen (klemmen die bij mannen de urinebuis afklemmen en aldus incontinentie voorkomen);

  • urethrastoppen (stoppen die bij vrouwen de urinebuis afsluiten en aldus incontinentie voorkomen).

De speciaal voor incontinente personen bestemde hygiënische middelen (speciale zeep, spray e.d.) vallen niet onder de post. Matrassen e.d. die zijn bekleed met materiaal dat incontinentiebestendig is, zijn evenmin onder de term ‘incontinentiematerialen’ te rangschikken.

§ 15. Dierverbandmiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Aangezien met het begrip geneeskundige doeleinden wordt gedoeld op de aanwending binnen zowel de humane geneeskunde als de diergeneeskunde, kunnen ook de specifiek voor dieren bestemde verbandmiddelen – bijvoorbeeld speciale bandages – onder het verlaagde tarief vallen. Te denken valt verder aan:

  • klauwzak en hondesok, zijnde goederen die een verwonde dierenpoot tegen vocht en vuil van buiten beschermen en daarnaast dienen voor het op de plaats houden van de – bijvoorbeeld met een gaasje – op de wond aangebrachte medicijnen

  • breuknetje, zijnde een verstevigd stukje gaas dat bij een navelbreuk de naar buiten tredende darmen moet terugdringen

  • hechtclips, hechtkrammen, pluggen voor de fixatie van de lebmaag en schede(hecht)band

  • zgn. beendraden met behulp waarvan (soms) bij breuken in de kaak of van de tanden fixatie plaatsvindt; ook wordt bij de fixatie van breuken wel gebruik gemaakt van een uit twee componenten bestaande snelhardende kunststof (zoals het produkt ‘Technovit’).

§ 16. Verbandmiddelensets

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Verbandmiddelensets zijn sets bestemd voor een bepaalde geneeskundige of chirurgische behandeling en bestaan uit een combinatie van verbandmiddelen (gaas, watten, windsels, en dergelijke) en andere artikelen zoals bakjes, schaaltjes, pincetten, mesjes, handschoenen, en dergelijke. Deze sets worden doorgaans gesteriliseerd in één verpakking geleverd. In het kader van de tariefstoepassing doen zich de volgende mogelijkheden voor:

  • a. De set wordt als één goed aangemerkt. Alsdan is het algemene tarief van toepassing.

    Goedgekeurd wordt om een set die is samengesteld uit verbandmiddelen, een bakje of schaaltje voor eenmalig gebruik en ten hoogste twee pincetten voor eenmalig gebruik, te rangschikken onder het verlaagde tarief.

  • b. De set wordt niet als één goed aangemerkt, maar aangenomen wordt dat de zelfstandigheid van de samenstellende delen behouden is gebleven. Voor de toepassing van het tarief dienen de verbandmiddelen en de overige artikelen afzonderlijk te worden bezien. Dit betekent dat op de verbandmiddelen het verlaagde tarief van toepassing is en op de overige goederen het algemene tarief. Ingeval één vergoeding in rekening wordt gebracht dient deze te worden gesplitst, waarbij de kosten van verpakking, enz. naar evenredigheid aan de zich in de set bevindende goederen moeten worden toegerekend.

    Wordt voor de toepassing van het tarief aan deze splitsing de voorkeur gegeven, dan geldt dit voor alle door de ondernemer in de handel gebrachte sets (ook voor de sets met een eenvoudige samenstelling).

Post A 28

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Water

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Met de term ‘water’ wordt gedoeld op het via het openbare leidingnet geleverde drinkwater.

Onder water in de zin van de post vallen ook gedistilleerd water en warm water. Gedemineraliseerd, ontijzerd en onthard water zijn niet onder de post te rangschikken.

Zeewater en rivierwater – al dan niet bestemd voor wetenschappelijke doeleinden – kunnen niet onder de post worden ingedeeld. IJs en stoom vallen evenmin onder de post.

Goedgekeurd wordt dat ‘ander’ water (ook wel aangeduid als B-water, grijs water of huishoud/industrie/landbouwwater), d.w.z. in mindere mate gezuiverd oppervlaktewater dat niet voor menselijke consumptie geschikt is, maar wel bruikbaar is voor niet-consumptieve doeleinden (bijv. voor spoelwerkzaamheden en beregening van gewassen) onder het verlaagde tarief valt. Onder ander water kan ook regenwater worden begrepen.

Het vastrecht en de belasting op leidingwater behoren tot de vergoeding voor de levering van water en delen als zodanig in de toepassing van het verlaagde tarief.

§ 3. Bijkomende verrichtingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De verrichtingen die rechtstreeks verband houden met de levering van water kunnen delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het betreft o.m. de volgende vergoedingen/kosten:

  • de meterhuur voor het (ver)plaatsen, onderhouden en herstellen van watermeters;

  • de onder de benaming ‘leidinghuur’, ‘onderhoud dienstleiding’, ‘aansluitkosten’ en dergelijke aan de afnemers berekende kosten voor aanleg/aansluiting/onderhoud van een dienstleiding;

  • de vergoeding voor het aansluiten van een woonhuis op het openbare leidingnet;

  • de vergoeding voor het aanleggen van een tijdelijke aansluiting;

  • de vergoeding voor het plaatsen of verhuren alsook het onderhouden en herstellen van als dienstleidingen fungerende brand- en bouwleidingen, alsmede de vergoeding voor het beschikbaar houden van brandbluscapaciteit;

  • de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van standpijpen;

  • de vergoeding voor het inspecteren van binnenhuisaansluitingen en het controleren van watermeetinrichtingen;

  • de vergoeding voor het sluiten en openen van een dienstkraan bij de aanvang of het einde van de levering van water;

  • de transport- en arbeidskosten ter zake van de levering van water aan schepen, land- en tuinbouwbedrijven, of ter zake van tijdelijke aansluitingen;

  • de vergoedingen voldaan om de afsluiting van de watertoevoer wegens wanbetaling te voorkomen.

Het verlaagde tarief is niet van toepassing op:

  • het plaatsen, onderhouden en beproeven van brandkranen;

  • het aansluiten van een binnenleiding op een brandleiding;

  • het beproeven van tanks en meetinstrumenten;

  • het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden.

Post A 29

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 29 luidt:

  • ‘a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

  • b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

    • 1. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

    • 2. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Ingevolge artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de Wet zijn kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten de goederen die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. Artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsbeschikking verwijst in dit verband naar bijlage J bij die beschikking (hierna: bijlage J). De tekst van bijlage J is in § 3 t/m 5 opgenomen.

Hoewel post a 29 alleen ziet op de invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, en op leveringen van kunstvoorwerpen in bepaalde situaties, wordt in de hierna volgende toelichting ook aandacht besteed aan niet aan het verlaagde tarief onderworpen leveringen en intracommunautaire verwervingen.

§ 3. Kunstvoorwerpen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In post 1 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘kunstvoorwerpen’ aangewezen:

  • a. schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industrile, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio’s of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);

  • b. originele gravures, originele etsen en originele litho’s, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproduktietechniek (GN-code 9702 00 00);

  • c. originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);

  • d. tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (GN-code 6304 00 00), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;

  • e. unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;

  • f. emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;

  • g. foto’s die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.

§ 3.1. Kunstenaarschap

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij de beoordeling van het kunstenaarschap van de maker van de in de post bedoelde kunstvoorwerpen is van doorslaggevende betekenis of deze maatschappelijk als kunstenaar wordt gezien. Hiervoor gelden als aanwijzingen onder meer het lidmaatschap van een kunstenaarsvereniging, het naar buiten treden als kunstenaar door middel van het regelmatig exposeren en/of via publicaties en het verkopen van producten in erkende kunstgalerijen.

§ 3.2. Schilderijen, enz. (post 1, onderdeel a, van bijlage J)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Hieronder vallen niet kledingstukken die weliswaar door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen (Hoge Raad 19 december 1990, nr. 27 052). Evenmin vallen hieronder wandschilderingen die door kunstenaars zijn vervaardigd.

§ 3.3. Originele gravures, etsen en litho’s (post 1, onderdeel b, van bijlage J)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Goedgekeurd wordt dat originele houtsneden onder de post 1, onderdeel b van bijlage J worden gerangschikt.

§ 3.4. Originele standbeelden en beeldhouwwerk (post 1, onderdeel c, van bijlage J)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot de beeldhouwwerken als bedoeld in dit onderdeel behoren niet alleen werken die rechtstreeks uit harde materialen, zoals steen en hout, zijn gehouwen, maar ook werken van de beeldhouwkunst, die van brons of andere materialen zijn gegoten dan wel uit andere materialen dan steen, hout of metaal zijn vervaardigd.

Tot de beeldhouwwerken kunnen mede worden gerekend andere voorwerpen van beeldende kunst, voor zover deze niet zijn te rangschikken onder de overige onderdelen van bijlage J, mits de kunstenaar door het op een bepaalde manier bewerken van materialen eigenhandig die voorwerpen vormgeeft en deze niet zijn aan te merken als massaproducten. Voorwerpen waarbij de routinematige vakhandeling het artistiek scheppend vermogen overheerst (bijvoorbeeld scheepsmodellen) alsmede voorwerpen waarbij het kunstzinnige karakter van die voorwerpen ondergeschikt is aan de gebruiksfunctie ervan (bijvoorbeeld ‘kunstzinnig vervaardigde’ tafels of stoelen), zijn in dit verband niet aan te merken als voorwerpen van beeldende kunst.

Edelsmeedkunst en sieraadkunst kunnen tot de beeldende kunst worden gerekend indien de maker kunstenaar is in de zin van § 3.1 en de vervaardigde voorwerpen niet bestaan uit emailwerk op koper.

Het vereiste dat de hier bedoelde kunstwerken geheel van de hand van de kunstenaar dienen te zijn, houdt niet in dat niemand anders dan de kunstenaar aan het voorwerp mag hebben gewerkt. Ook in gevallen waarin het voorwerp door een ander dan de kunstenaar is vervaardigd, kan het verlaagde tarief op grond van onderdeel b, ten 1º, van de post toepassing vinden, mits het vervaardigen is geschied naar aanwijzingen en onder toezicht van de kunstenaar. De kunstenaar moet dan wel op zodanige wijze daadwerkelijk leiding hebben gegeven aan het door derden uitgevoerde werk dat deze werkzaamheden in wezen aan de kunstenaar zelf kunnen worden toegerekend.

Het gebruik van mallen als hulpstukken voor het aanbrengen van de grondvorm behoeft op zichzelf geen beletsel te zijn om het kunstwerk van de hand van de kunstenaar te doen zijn.

Afgietsels van de hiervoor bedoelde beeldhouwwerken vallen onder de post mits sprake is van een oplage van maximaal acht exemplaren. Hetzelfde geldt voor afgietsels van werken van edelsmeedkunst en sieraadkunst.

§ 3.5. Diensten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het ontwerpen van kunstwerken valt niet onder het verlaagde tarief. Evenmin vallen prestaties die zich laten omschrijven als monumentale vormgeving ten behoeve van architectuur en stedebouw onder de post (Hoge Raad 18 januari 1984, nr. 22 112).

§ 4. Voorwerpen voor verzamelingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In post 2 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘voorwerpen voor verzamelingen’ aangewezen.

  • a. postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedagsenveloppen en dergelijke, gestempeld of, indien ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);

  • b. verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).

§ 5. Postzegels, enz. (post 2, onderdeel a, van bijlage J)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de in onderdeel a van post 2 van bijlage J genoemde voorwerpen voor verzamelingen van filatelistische aard kunnen worden gerangschikt gebruikte en niet gebruikte (postfrisse) zegels en andere (eertijds) door

de PTT en door postdiensten van andere landen dan Nederland uitgegeven of gebezigde zegels, alsmede zogenoemde voorlopers, eerstedagsenveloppen (first day covers) en dergelijke.

§ 6. Andere verzamelingen (post 2, onderdeel b, van bijlage J)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 6.1. Munten en bankbiljetten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen als bedoeld in onderdeel b van post 2 van bijlage J vallen onder meer verzamelingen van numismatisch belang. Hoewel de numismatiek uitsluitend betrekking heeft op munten en penningen, wordt goedgekeurd dat ook bankbiljetten tot (voorwerpen voor) deze verzamelingen van numismatisch belang worden gerekend. Tot de voorwerpen voor verzamelingen van numismatisch belang kunnen ook worden gerekend de in Nederland uitgegeven (gouden) dukaten, alsmede de in 1987 in België in het kader van de herdenking van de 30e verjaardag van de ondertekening van het Verdrag van Rome uitgegeven muntstukken van 50 ECU (goud) en 5 ECU (zilver).

De levering van bankbiljetten en munten, die in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben, is ingevolge artikel 11, eerste lid, onder i, van de Wet vrijgesteld, tenzij het gaat om bankbiljetten en munten die gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of die een verzamelwaarde hebben.

Tot de in onderdeel b van post 2 bedoelde verzamelingen van numismatisch belang behoren derhalve uitsluitend bankbiljetten en munten (ongeacht het materiaal waaruit die munten zijn vervaardigd) die:

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel bezitten en bovendien een verzamelwaarde hebben, of

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren en verzamelwaarde hebben, dan wel

  • nimmer de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben bezeten en uitsluitend verzamelwaarde hebben.

§ 7. Antiquiteiten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In post 3 van bijlage J zijn als ‘antiquiteiten’ aangewezen: andere voorwerpen dan kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen, ouder dan 100 jaar (GN-code 9706 00 00).

Post A 30

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 30 luidt:

‘boeken; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’

§ 2. Boeken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder boeken worden verstaan: werken welke door bemiddeling van de boekhandel plegen te worden geleverd. Een beroep op de post is ook mogelijk indien een uitgave door bijzondere omstandigheden niet in de boekhandel verkrijgbaar is, zoals het geval kan zijn met gedenkboeken, jaarboeken en jaarverslagen. Boeken ouder dan honderd jaren (antieke boeken) vallen eveneens onder de post.

Verder kunnen onder de post worden gerangschikt:

  • adresboeken, catalogi voor leesbibliotheken en boekhandelaren, telefoonboeken

  • postzegelalbums met voordruk

  • spoorboekjes alsmede dienstregelingen voor autobusondernemingen van ten minste 8 pagina’s

  • afleveringen van zgn. vervolgromans

  • standaard collegedictaten

  • supplementen op boeken en losse muziekuitgaven

  • tekenboekjes, waarin ruimte is opengelaten om de daarin vermelde afbeeldingen na te tekenen

  • schrijfcursussen, blinde atlassen en dergelijke

  • memogids met namen en adressen van milieuvriendelijk werkzame ondernemers (Hof Amsterdam 16 april 1984, nr. 4179/83).

Niet onder de post vallen:

  • drukwerken die geheel of gedeeltelijk voor aanbeveling of reclame dienen om de verkoop van daarin vermelde goederen of het gebruik maken van diensten te bevorderen (waaronder uitgaven van hotelmaatschappijen, van Verenigingen voor vreemdelingenverkeer en veilingcatalogi)

  • losbladige verzamelingen van gedrukte leerstof welke bij het geven van onderwijs in plaats van schoolboeken worden gebruikt, en kaartjes waarop een schematisch overzicht van de leerstof is afgedrukt

  • kantoorboeken, (kantoor-, zak-, of school-)agenda’s, al dan niet voorzien van een informatief gedeelte, cahiers, blocnotes, muziekschrijfboeken, notitieboekjes, munt- en postzegelalbums bestaande uit ringbanden met transparante plastic opbergvellen welke voorbedrukte kaarten met afbeeldingen van originelen kunnen bevatten en soortgelijke banden voor het opbergen van postzegelboekjes of eerstedagenveloppen en dergelijke

  • schoolboekenlijsten (Hoge Raad 16 mei 1984, nr. 22 246)

  • dagscheurkalenders, bestaande uit een schild met daarop bevestigd een kalenderbloc, zomede losse blocs van dagscheurkalenders, ook niet indien op de voorzijde van de kalenderbladen behalve de datum, een religieuze tekst met een verklarend woord is vermeld of op de achterzijde van de kalenderbladen vervolgverhalen met een religieuze strekking zijn opgenomen

  • bestekken voor woningbouw, en dergelijke alsmede huishoudelijke reglementen en statuten van verenigingen of stichtingen

  • losse banden voor boeken, alsmede stofomslagen voor boeken

  • met tekst en/of illustraties bedrukte planovellen, die deel gaan uitmaken van een werk dat in gerede staat als een boek kan worden aangemerkt

  • geluidscassettes waarop boeken zijn ingesproken, ook al zijn de cassettes door de auteur zelf ingesproken, en worden zij via de boekhandel verspreid.

De levering van een pakket voor taalonderwijs bestaande uit een boek met daarbij behorende luistercassettes is niet aan te merken als de levering van één goed. Voor de toepassing van het tarief dienen deze goederen afzonderlijk te worden bezien. Ingeval één prijs in rekening wordt gebracht dient de prijs, nu boek en cassettes naar verschillende tarieven zijn belast, naar evenredigheid te worden gesplitst. Deze splitsing kan in de gehele keten worden gehanteerd.

§ 3. Losbladige boeken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Losbladige boeken alsmede losse banden voor boeken welke samen met de inhoud wordt geleverd kunnen onder post a 30 worden gerangschikt. In dit verband is toegestaan onder boeken mede te begrijpen de zonder band geleverde losbladige uitgaven welke na aanschaf door de gebruiker zelf worden opgeborgen in een band naar keuze. Het moet dan wel gaan om uitgaven die – zo deze zouden zijn voorzien van een band – naar uiterlijk, samenstelling en aard van de inhoud als boeken zijn te beschouwen. Evenals bij losbladige boeken dient er daarbij van te worden uitgegaan dat niet alleen de inhoud van deze uitgaven voor iedere afnemer gelijk is, maar ook de op de afzonderlijke bladzijde voorkomende tekst en afbeeldingen innerlijke samenhang vertonen.

Als boeken kunnen niet worden aangemerkt losbladige verzamelingen drukwerk of losbladige uitgaven, waarvan de bladzijden hoofdzakelijk zijn voorzien van ruimten welke zijn bestemd om door de gebruiker zelf te worden aangewend, bijvoorbeeld voor het beantwoorden van vragen, het uitwerken van opgaven dan wel het maken van aantekeningen. Dergelijke produkten zijn veeleer te beschouwen als werkschriften.

Is de koper vrij om uit een aantal drukwerken een keuze te maken welke dan vervolgens losbladig in een band worden geleverd, dan mist het verlaagde tarief ter zake van dit geheel eveneens toepassing.

§ 4. Kinderboeken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Speciaal voor kinderen bestemde boekwerken vallen onder de post indien zij als zodanig naar uiterlijk, samenstelling en aard van de inhoud zijn te beschouwen als boeken. Dit betekent dat de in boekvorm verschenen al dan niet geïllustreerde (voor)leesboeken, versjesboeken, al dan niet van tekst voorziene prentenboeken alsmede informatieve kinderboeken, aan het verlaagde tarief zijn onderworpen. Niet van belang is welke afmeting de kinderboeken hebben en evenmin van welk materiaal zij zijn vervaardigd.

Er bestaat een grote verscheidenheid aan kleurboeken. Zo zijn er kleurboeken welke naast de te kleuren afbeeldingen tekstjes of versjes bevatten, kleurboeken waarin afbeeldingen voorkomen die op zichzelf een verhaaltje of sprookje vormen dan wel een bepaald onderwerp vertegenwoordigen en kleurboeken met afbeeldingen die aan de hand van voorbeelden kunnen worden gekleurd. De gangbare kleurboeken zullen doorgaans onder een van de hiervoor genoemde categorieën vallen. Gelet hierop alsmede gelet op de bijzondere plaats die kleurboeken als zodanig over een lange reeks van jaren – bijvoorbeeld op educatief terrein – binnen de groep van kinderboeken innemen, is toegestaan kleurboeken steeds onder boeken in de zin van de post worden begrepen, mits zij de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben.

Schetsboeken, schriften, notitieboekjes, blocnotes, schoolagenda’s, plakboeken, poziealbums, uitgaven met bladzijden waaruit plaatjes, en dergelijke dienen te worden geknipt of geprikt, zgn. leporello’s (uitgaven bestaande uit een langwerpige opvouwbare strook) en soortgelijke produkten, zijn naar mijn oordeel naar uiterlijk, samenstelling en aard van de inhoud niet als (kinder)boeken aan te merken en vallen derhalve niet onder de post.

Het komt voor dat bepaalde voor kinderen bestemde boekwerken op zichzelf de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben, doch zodanig van samenstelling zijn dat zij feitelijk een combinatie vormen van produkten die niet en produkten die wel als boek kunnen worden aangemerkt. In die gevallen geldt het verlaagde tarief alleen wanneer het boekkarakter voorop staat.

§ 5. Brochures

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als boeken in de zin van de post mogen worden aangemerkt: drukwerken die bestaan uit ten minste 32 pagina’s, zijn voorzien van een omslag, als geheel zijn aaneengehecht, en niet geheel of gedeeltelijk dienen voor aanbeveling of reclame ter bevordering van de verkoop van daarin vermelde goederen of het gebruik maken van daarin vermelde diensten.

Met de eis dat het drukwerk als geheel moet zijn aaneengehecht is beoogd gelijkstelling te verkrijgen, zowel qua uiterlijk als qua wijze van gebruik, met de meer traditionele boeken. Zo kan een drukwerk bestaande uit een bundel kaarten, die in een hoek is voorzien van een hechtpin, waardoor de kaarten tot een waaier kunnen worden gedraaid, gezien de verschijningsvorm, niet als een boek worden aangemerkt. Ditzelfde geldt voor een bundel aaneengehechte bladen indien het kennelijk de bedoeling is dat de bladen door de gebruiker worden losgemaakt.

Als drukwerken die geheel of gedeeltelijk voor aanbeveling of reclame dienen, zijn aan te merken de drukwerken waar de bevordering van de verkoop van goederen of het gebruik maken van diensten voorop staat of doel op zichzelf is. Drukwerken die naast een redactioneel gedeelte bijkomstig advertenties bevatten die ook niet in een rechtstreeks verband staan met de tekst, kunnen onder de post worden gerangschikt. Ook reisgidsen, hotelgidsen, campinggidsen, en dergelijke, van ten minste 32 pagina’s en met een min of meer algemene omschrijving van bij voorbeeld de bezienswaardigheden en accommodaties van een bepaalde streek, kunnen onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

Brochures van reisorganisaties, hotelketens, en dergelijke waarin reizen en accommodaties worden aangeboden, zijn onderworpen aan het algemene tarief.

Overigens geldt voor brochures met een geringere omvang dan 32 pagina’s eveneens het verlaagde tarief indien deze door bemiddeling van de boekhandel plegen te worden geleverd.

§ 6. Periodieken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als ten minste drie maal per jaar periodiek verschijnende uitgaven in de zin van de post dienen te worden aangemerkt de uitgaven, waarvan het voor de afnemers op enigerlei wijze kenbaar is dat zij regelmatig en wel ten minste drie maal per jaar op (nagenoeg) vaste tijdstippen zullen verschijnen. Veelal bevatten dergelijke uitgaven een aanwijzing omtrent het tijdstip van verschijning, bijvoorbeeld een verschijningsdatum of een aanduiding omtrent de maand, het kwartaal of seizoen van verschijning. Voor de toepassing van de post is niet vereist dat de opvolgende nummers van een uitgave steeds met regelmatige tussenpozen verschijnen. Ook uitgaven die slechts gedurende één of meer gedeelten van het jaar – bijvoorbeeld seizoenen – regelmatig wederkerend verschijnen of uitgaven, die, gerekend over één kalenderjaar, met onregelmatige tussenpozen verschijnen, doch die elk kalenderjaar op dezelfde tijdstippen of over dezelfde tijdvakken verschijnen, kunnen onder de post worden gerangschikt.

Naast de gewone dagbladen, weekbladen en tijdschriften kunnen, mits is voldaan aan de hiervoor omschreven eis met betrekking tot de periodiciteit, onder de post worden gerangschikt: advertentieblaadjes, verenigingsorganen, periodiek verschijnende gidsen van woningbureaus, periodieke prijscouranten, periodieke uitgaven van fabrieken – zowel ten behoeve van het personeel als voor reclamedoeleinden –, periodieke verslagen van handelshuizen, raadsverslagen, lessen van schriftelijke cursussen, lessen van radio- of televisiecursussen, overdrukken uit tijdschriften, alsmede zgn. strips, zijnde uit afbeeldingen met korte tekst bestaande vervolgverhalen in afleveringen.

Oude exemplaren van tijdschriften, waaronder ook exemplaren van tijdschriften die niet meer verschijnen, ingebonden exemplaren van tijdschriften en overdrukken van tijdschriften kunnen onder de post worden gerangschikt, mits het (originele) tijdschrift zelf onder de post zou kunnen worden gerangschikt.

Bepaalde maandelijks (en soms tweemaandelijks) te verschijnen posters en folders, die zijn gedrukt ten behoeve van een gemeente en een vrijetijdscentrum van een organisatie op het gebied van het jeugd- en jongerenwerk in die gemeente, vallen eveneens onder de post (Hof Den Haag 24 juni 1992, nr. 3549/91). De posters die aan de gemeente worden geleverd bevatten een maandoverzicht van de activiteiten van het in de gemeente gevestigde podium voor hedendaagse kunst en muziek. Wat betreft de voor het vrijetijdscentrum bestemde folders en posters gaat het om:

  • posters die bestaan uit een vel papier waarop aan één zijde een programma is gedrukt betreffende activiteiten op het gebied van film en muziek die in het vrijetijdscentrum plaatsvinden; om de activiteiten van het vrijetijdscentrum onder de aandacht van het publiek te brengen, worden de posters onder de verschillende instellingen en horecagelegenheden verspreid

  • folders (de langwerpige, gevouwen weergaven van de posters) die aan beide zijden zijn bedrukt en die uitgevouwen een omvang hebben gelijk aan de helft van de posters, en voorts behalve een programma-overzicht tevens een toelichting bevatten op de geprogrammeerde activiteiten die in de op de folder vermelde maand in het vrijetijdscentrum plaatsvinden; de verspreiding van de folders geschiedt op dezelfde wijze als bij de posters.

Post a 30 kan geen toepassing vinden op weekreclamebiljetten van bij voorbeeld bakkers en kruideniers, aangezien de informatie die daarmee wordt verstrekt een overwegend reclame-karakter heeft. Ook maandelijkse en wekelijkse afvaartlijsten vallen niet onder de post.

Evenmin is de post van toepassing op de verstrekking van nieuws en informatie per terminal, cassettes, diskettes, videoband, en dergelijke.

§ 7. Inbinden en repareren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Ontstaat na kartonnage- respectievelijk inbindwerkzaamheden een nieuw boek, dan is ter zake sprake van een levering ingevolge artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet, door de binder, welke is belast naar het verlaagde tarief. Indien de werkzaamheden echter betreffen het opnieuw inbinden of kartonneren van een boek, dan is de binder wegens het verrichten van een dienst omzetbelasting verschuldigd naar het algemene tarief.

Het is toegestaan om in alle gevallen waarin een aantal tijdschriften – bijvoorbeeld een jaargang – wordt ingebonden, uit te gaan van een tegen het verlaagde tarief belaste oplevering.

§ 8. Verzenden van drukwerk

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In gevallen waarin een ondernemer, naast het vervaardigen van drukwerk, ingevolge dezelfde opdracht tevens zorgt voor het van adresbanden voorzien, adresseren, bundelen en dergelijke handelingen alsmede voor het ter post bezorgen van dat drukwerk, dient het voor die prestaties in rekening gebrachte bedrag (met inbegrip van porto- of frankeerkosten) te worden geacht mede te behoren tot de vergoeding ter zake van de levering van drukwerk, ook indien voor bedoelde prestaties op de desbetreffende factuur een afzonderlijk bedrag is vermeld. Zulks brengt met zich, dat in gevallen waarin dergelijk drukwerk onder post a 30 of post a 31 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I kan worden gerangschikt, ook de hierbedoelde bedragen aan heffing van omzetbelasting naar het verlaagde tarief zijn onderworpen.

Voor zover de porto- of frankeerkosten betrekking hebben op postvervoer, waarop de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de Wet, van toepassing is, kunnen deze kosten in de hiervoor bedoelde situatie, alsmede in de situatie waarin de ondernemer drukwerk dat hij niet heeft geleverd, verzendt in opdracht van de opdrachtgever, naar analogie van het bepaalde in artikel 5 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, worden behandeld als met doorlopende posten gelijkgestelde bedragen (‘quasi doorlopende posten’). Hieraan is de voorwaarde verbonden dat het bedrag dat de opdrachtnemer ter zake van de postverzending – afzonderlijk – aan de opdrachtgever in rekening brengt, gelijk is aan het bedrag dat hij terzake daadwerkelijk aan TPG (TNT Post Groep NV, red) heeft betaald.

Post A 31

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 31 luidt:

‘braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, orintatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindengeleidehonden;’

§ 2. Braille-artikelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot post a 31 behoren de braille-artikelen die uitsluitend door blinden persoonlijk plegen te worden gebruikt. Niet onder de post vallen bijvoorbeeld braillezetmachines.

§ 3. Optische leesapparaten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Optische leesapparaten zijn toestellen die een in zwartdruk op papier aangebrachte tekst rechtstreeks, dat wil zeggen zonder tussenkomst van de visueel gehandicapte, weergeven op een speciaal voor dit doel ontworpen monitor (de verschuifbare leesplank onder dit apparaat wordt in de branche aangeduid als ‘leesplateau’) of die deze tekst omzetten in geluid (gesproken tekst), in brailletekens of in reliëfletters.

Een voorbeeld van deze optische leesapparatuur is de t.v.-leesloep (een gesloten circuit – camera, verbonden met een monitor – dat speciaal is opgesteld voor het lezen van een tekst).

Low-vision apparatuur (een vergrotend optisch systeem dat in de bril wordt gemonteerd ter verbetering van het gezichtsvermogen van slechtzienden) is geen optisch leesapparaat in de zin van de post.

§ 4. Verhuur hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Goedgekeurd is dat de verhuur van de in de post genoemde artikelen naar het verlaagde tarief worden belast.

Post A 32

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 32 luidt:

‘gas en minerale olie voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij de Wet van 21 december 1977, Stb. 703 zijn enige energiedragers, te weten gas, minerale olie, steenkolen en soortgelijke brandstoffen, alsmede het verstrekken van warmte overgebracht van het verlaagde naar het algemene tarief. Hierop is een uitzondering gemaakt voor gas en minerale olie voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten. Aan deze uitzondering ligt de overweging ten grondslag dat bij toepassing van het algemene tarief op de levering van gas en minerale olie aan glastuinbouwers, die tuinbouwers zich genoodzaakt zouden zien om – voor zover dat niet was geschied – een verzoek te doen om op de normale wijze in de heffing van omzetbelasting te worden betrokken. Dit zou betekenen dat de zgn. landbouwregeling voor glastuinbouwers feitelijk zou worden afgeschaft, hetgeen ongewenst wordt geacht.

§ 3. Tuinbouwprodukten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als tuinbouwprodukten worden aangemerkt: groenten, fruit en sierteeltprodukten. Met betrekking tot de sierteeltprodukten geldt in dit verband, dat gas en minerale olie in gebruik voor de verwarming van bloembollenschuren eveneens dient ter bevordering van het groeiproces (bloemknopbevordering, kwaliteitsbehandeling). In uitzonderlijke gevallen vindt de verwarming van de bollen plaats in de grond via een buizennet.

Zowel voor gas en minerale olie gebezigd bij de teelt van tuinbouwzaden als voor gas en minerale olie gebezigd bij het drogen van die zaden kan het verlaagde tarief mede toepassing vinden. Hetzelfde geldt voor gas en minerale olie voor verwarming ten behoeve van het prepareren van plantuitjes, met het doel de kwaliteit van consumptie-uitjes te verbeteren.

Bij het gebruik van petroleum voor verwarmingsdoeleinden ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten wordt het bij de verbranding ontstane kooldioxide (CO2) veelal aangewend om de groei van deze produkten in gunstige zin te beïnvloeden. De petroleum wordt in bepaalde gevallen zelfs uitsluitend voor de opwekking van kooldioxyde gebruikt. Toegestaan is om in deze gevallen de petroleum onder de post te rangschikken.

De post ziet verder op gas en minerale olie die worden gebruikt voor de opwekking van stoom voor het ontsmetten van tuinbouwgronden, alsmede voor gas en minerale olie die worden aangewend bij het stomen (kiemvrij maken) van de mest benodigd voor het kweken van champignons. Ingeval deze werkzaamheden door derden worden verricht en de benodigde minerale olie niet door de tuinder beschikbaar wordt gesteld wordt goedgekeurd, dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 34b, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsbeschikking, de aldaar bedoelde teruggaaf wordt verleend aan degene die de hierboven genoemde werkzaamheden heeft verricht, mits hij in het bezit is van een door de opdrachtgever verstrekte verklaring, vermeldende het aantal vierkante meters grond of het aantal cellen mest dat op zodanige wijze is gestoomd. Uiteraard geldt dit alleen indien ter zake door de opdrachtnemer geen aanspraak op aftrek van voorbelasting kan worden gemaakt. Een en ander is ook van toepassing op de nachtvorstbestrijding in boomgaarden.

§ 4. Nadere regeling

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nadere regels zijn gesteld in de artikelen 34a tot en met 34c van de Uitvoeringsbeschikking. Ter zake zijn twee regelingen te onderscheiden: bij de levering van gas door middel van pijpleidingen aan tuinbouwers mogen de gasdistributiebedrijven onder bepaalde voorwaarden direct het verlaagde tarief toepassen terwijl bij de levering van minerale olie en op andere wijze gedistribueerd gas het verlaagde tarief via een teruggaaf wordt geëffectueerd.

A. Gas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het gasdistributiebedrijf dat gas door middel van pijpleidingen aan een tuinbouwer levert, mag ingevolge artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking ter zake van die levering het verlaagde tarief toepassen voor het gas dat blijkens een daartoe door de tuinbouwer ondertekende verklaring zal worden gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten. Het gasbedrijf dient bij de aanvang van het kalenderjaar over een ondertekende verklaring per aansluiting te beschikken. Indien slechts een gedeelte van het gas wordt gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten, moet dit in de verklaring worden vermeld en moet dat gedeelte in een percentage van het totale verbruik worden uitgedrukt. In een aantal gevallen wordt het gas, behalve voor het bedoelde groeiproces, aangewend voor huishoudelijk gebruik. Uitsplitsing daarvan zou voor de gasdistributiebedrijven leiden tot aanzienlijke administratieve complicaties. Om doelmatigheidsredenen is daarom goedgekeurd, dat de uitsplitsing achterwege blijft, mits het huishoudelijk gebruik slechts betrekking heeft op één woonhuis. Indien door een onjuiste verklaring van een tuinbouwer te weinig omzetbelasting is voldaan, dient deze belasting met toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van die tuinbouwer te worden nageheven.

Wordt aan een tuinbouwer gas geleverd anders dan door middel van een pijpleiding – bijvoorbeeld propaan of butaan in flessen of bulk – dan is ingevolge artikel 34c van de Uitvoeringsbeschikking de teruggaafregeling voor minerale olie van overeenkomstige toepassing, zie hierna.

B. Minerale olie

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Op de levering van minerale olie, bestemd voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten, vindt het verlaagde tarief toepassing bij wijze van teruggaaf aan de tuinbouwers.

In overleg met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is de procedure volgens welke kan worden verzocht om teruggaaf van omzetbelasting als volgt vastgesteld. De districtsbureauhouders van laatstgenoemd ministerie – de DBH’s – doen op aanvraag aan de daarvoor in aanmerking komende tuinbouwers per kalenderjaar een verklaring toekomen, waarin de DBH onder meer verklaart dat de daarin genoemde tuinbouwer bij hem is geregistreerd en dat op het bedrijf van die tuinbouwer minerale olie en/of gas wordt gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten. Het model van deze verklaring is opgenomen in bijlage 1 bij dit voorschrift. Bij de afgifte van deze verklaring voegen de DBH’s tevens een aantal aangifteformulieren ter verkrijging van teruggaaf van omzetbelasting van de in de kwartalen van dat kalenderjaar in rekening gebrachte omzetbelasting. Het model van dit aangifteformulier is opgenomen als bijlage 2 bij dit voorschrift. Binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het recht op teruggaaf is ontstaan, dient de tuinbouwer het door hem ingevulde aangifteformulier, vergezeld van de aankoopfacturen voor de olie te zenden aan de inspecteur bevoegd voor de omzetbelasting.

Bij het indienen van het eerste aangifteformulier van een bepaald kalenderjaar dient de tuinbouwer de hiervoor genoemde verklaring van de DBH mee te zenden.

Minerale olie die niet wordt gebruikt voor verwarming ter bevorderen van het groeiproces van tuinbouwprodukten, komt niet voor teruggaaf in aanmerking. Overeenkomstig de voor het gas getroffen regeling behoeft echter in gevallen waarin minerale olie, behalve voor bedoeld groeiproces, ook wordt aangewend voor huishoudelijk gebruik, de desbetreffende minerale olie niet van de teruggaaf te worden uitgezonderd, mits het huishoudelijk gebruik slechts betrekking heeft op één woonhuis.

Tuinbouwers die op voet van artikel 27, vierde lid, van de Wet hebben geopteerd voor de normale regeling, kunnen de aan hen in rekening gebrachte omzetbelasting verrekenen op voet van artikel 15 van de wet. In dat geval mag uiteraard niet tevens teruggaaf worden gevraagd op voet van de onderwerpelijke regeling.

§ 5. Warmte

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten worden niet alleen gas en minerale olie aangewend, maar ook, in bescheiden mate, warmte.

Bedoelde warmte is opgesloten in warm water dat via een ondergronds leidingennet naar de glastuinbouwers wordt gebracht. Het na gebruik afgekoelde water wordt teruggeleid naar de leverancier om opnieuw te worden opgewarmd. Dit systeem maakt onderdeel uit van hetgeen doorgaans wordt aangeduid als stadsverwarming.

Hoewel de levering van warmte in beginsel niet onder post a 32 valt, is goedgekeurd om de levering van warmte voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten daaronder te rangschikken. De in artikel 34a van de Uitvoeringsbeschikking neergelegde regels alsmede de hiervoor in § 4, onder A, verstrekte aanwijzingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Post A 34

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Invalidenwagentjes

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post vallen zowel de door handkracht met behulp van hefbomen of pedaalkrukken voortbewogen drie- of vierwielige invalidenwagentjes als motordriewielers en driewielerfietsen voor invaliden (en gebrekkigen).

Eveneens vallen onder de post invalidenwagentjes en rolstoelen die gewoonlijk – met de hand – worden voortgeduwd en rolstoelen die kunnen worden voortbewogen door de wielen rechtstreeks met de handen in beweging te brengen.

Een door een invalide te gebruiken personenauto valt niet onder de post, zelfs niet als de auto is aangepast aan het lichamelijk gebrek van de bestuurder.

Voertuigen die kennelijk zijn ingericht om te worden gebruikt door een invalide en zijn uitgerust met een elektromotor dan wel met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van ten hoogste 250 cm3 kunnen wel onder de post worden gerangschikt. Van kennelijk ingericht om te worden gebruikt door een invalide is in dit verband sprake indien het desbetreffende voertuig in het maatschappelijk verkeer naar bestemming en presentatie als invalidenvoertuig wordt beschouwd.

Driewielers die zijn uitgerust met een draagplateau waardoor zij in staat zijn een rolstoel te vervoeren, alsmede fietsen zonder voorwiel met zodanige voorzieningen dat zij aan een rolstoel kunnen worden gekoppeld, vallen, nu zij zijn vervaardigd en bestemd voor het vervoer en de voortbeweging van rolstoelen terwijl meer algemene gebruiksmogelijkheden ontbreken, onder de post.

Niet onder de post zijn te rangschikken:

  • bladomslagapparaten

  • verrijdbare zgn. ‘postura-stoelen’ en ‘trippelstoelen’ (stoelen voor reumapatiënten die meer het karakter van zitmeubel dan van wagentje hebben)

  • patiënten heftoestellen, invalidenliftjes (bij voorbeeld mono-liften), zgn. brancardwagentjes, douche- en toiletstoelen.

Toegestaan is, de levering van door de invalide zelf verrijdbare douche- en toiletstoelen onder de post te laten vallen.

§ 3. Onderdelen van invalidenwagentjes

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Delen, onderdelen en toebehoren van invalidenwagentjes die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor invalidenwagentjes, en afzonderlijk worden geleverd, mogen onder de post worden gerangschikt.

Delen, onderdelen en toebehoren die tot de normale uitrusting van invalidenwagentjes behoren en daarmee krachtens één overeenkomst en voor één prijs worden geleverd, worden samen met de wagentjes als één goed beschouwd en zijn uit dien hoofde onderworpen aan het verlaagde tarief van de omzetbelasting. Wordt bijvoorbeeld een accu als onderdeel van een elektrisch aangedreven invalidenwagentje geleverd, dan valt deze onder het verlaagde tarief aangezien dat invalidenwagentje zowel technisch als functioneel gezien niet compleet is zonder accu. Losse accu’s zijn daarentegen belast naar het algemene tarief.

Een losse acculader, dat wil zeggen een acculader die niet is ingebouwd in of gemonteerd op een invalidenwagentje, kan niet naar het verlaagde tarief worden belast ook al wordt de acculader in combinatie met het wagentje geleverd. In deze is geen sprake van één goed aangezien een losse acculader niet tot de normale uitrusting van een invalidenwagentje behoort.

Vlinderopritten, zijnde produkten die de toegankelijkheid tot gebouwen, woningen en trottoirs voor invalidenwagentjes verbeteren, vallen niet onder de post.

§ 4. Invalidenkrukken en onderdelen daarvan

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder invalidenkrukken zijn te rangschikken alle soorten hand-, onderarm- en okselsteunkrukken, alsmede invaliden-steunstokken voorzien van een anatomisch gevormde handgreep, die dienen ter ondersteuning van de loopfunctie van invaliden.

Ook zgn. looprekken, al dan niet voorzien van voor de individuele gebruiker aangepaste hulpstukken, vallen onder de post, mits de ondersteuning van de loopfunctie op de voorgrond staat.

Niet onder de post vallen wandelstokken. Praktisch gezien onderscheiden de onder de tabelpost vallende invaliden-steunstokken, zoals bijvoorbeeld handkrukken, zich – los van de uiterlijke verschijningsvorm – van wandelstokken doordat invaliden-steunstokken speciaal zijn geconstrueerd ter ondersteuning van de loopfunctie, hetgeen tot uiting komt in de dikte en/of stevigheid van het materiaal, in een antislip-dop, een verstelinrichting of exacte maatvoering, en in een in de regel haaks – al dan niet anatomisch gevormde – op de stok geplaatste handgreep.

Goedgekeurd is, dat ook de delen, onderdelen en toebehoren van invalidenkrukken, invaliden-steunstokken en looprekken, mits zij kennelijk voor die goederen zijn vervaardigd en bestemd, aan het verlaagde tarief zijn onderworpen.

§ 5. Verhuur

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De verhuur van de in post a 34 genoemde invalidenwagentjes en invalidenkrukken mag onder de post worden gerangschikt.

§ 6. Sta-opstoelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Sta-opstoelen worden gebruikt door personen die door functiestoornissen niet (meer) in staat zijn vanuit normale zithoogte zelfstandig op te staan. Een sta-opstoel bevat een motor die het zitgedeelte en het ruggedeelte (de zgn. sta-oplift) omhoog beweegt, zodat de gebruiker wordt geholpen bij het opstaan. Deze stoelen worden op medische indicatie verstrekt.

Onder de post vallen ook stoelen die naast de sta-oplift tevens van andere motoren c.q. mogelijkheden zijn voorzien, mits zij op medische indicatie worden verstrekt. Het gaat hier om stoelen die niet alleen zijn voorzien van een sta-oplift, maar ook zijn uitgerust met andere voorzieningen, zoals een kantelverstelling (voor het gelijktijdig kantelen van rugleuning en zitting, zonder dat de zithoek wijzigt), een rugverstelling (voor het verstellen van de rugleuning) en een voetenbankverstelling (voor het verstellen van de voetensteun). Als regel worden deze stoelen aan het ziekenfonds/de ziektekostenverzekeraar geleverd, die de stoelen vervolgens aan de verzekerden in bruikleen verstrekt.

Goedgekeurd wordt dat de kosten die ondernemers aan het ziekenfonds/de ziektekostenverzekeraar afzonderlijk in rekening brengen voor het verrichten van passingen aan sta-opstoelen, met inbegrip van de daarbij gebruikte materialen, onder het verlaagde tarief vallen. De term ‘passing’ ziet op het aanpassen van sta-opstoelen aan de individuele gebruiker (in feite: het gebruiksklaar maken van de stoel). Het gaat hier om het op de juiste armhoogte, zithoogte en zitdiepte instellen van de stoel en om het aanbrengen van speciale aanpassingen aan de stoel, zoals een zwenkbare armlegger, een wegklapbaar zijpand, het plaatsen van een speciale zitting (bijv. een arthrodesezitting of een anti-decubituszitting) en het aanbrengen van een speciaal nekkussen of een orthese in de rugleuning.

Passingskosten die deel uitmaken van de door een leverancier van een sta-opstoel aan het ziekenfonds/de ziektekostenverzekeraar in rekening gebrachte vergoeding voor de levering of invoer van een sta-opstoel, delen uiteraard in de toepassing van het verlaagde tarief.

Sta-opstoelen, die normaliter op medische indicatie worden verstrekt, worden soms zonder een dergelijke indicatie rechtstreeks aan gebruikers geleverd. Goedgekeurd wordt dat ook deze levering, alsmede de aan dergelijke sta-opstoelen verrichte passingen, onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

Voor het herstellen van sta-opstoelen wordt verwezen naar § 2a van de toelichting bij post b 1.

Post A 35

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 35 luidt:

‘kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen, chirurgische inplanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De omschrijving van post a 35 is limitatief. Onder de post vallen dan ook niet steunzolen, armsteunen, nachtschoenen, nachtspalken, en soortgelijke goederen.

Evenmin vallen onder de post proprioceptieve zolen, zijnde leren inlegzolen waarin op diverse (per patiënt verschillende) plaatsen bijzonder dunne kurkelementen worden ingebouwd.

Ook de diensten die door een prothesemaker worden verricht, zoals het geven van adviezen over mogelijke aanpassingen van prothesen, liggen buiten het toepassingsbereik van de post.

§ 3. Kunstogen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Behalve een volledig kunstoog kan ook een zgn. scleraschaal, zijnde een soort schelpje dat over een blind oog wordt gedragen terwijl kleur en tekening van het schelpje gelijk zijn aan het gezonde oog, onder de post worden gerangschikt.

§ 4. Inplanteringsprothesen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot de chirurgische inplanteringsprothesen behoren de onder post 90.21 van de Gecombineerde Nomenclatuur in te delen platen, pennen, schroeven, enz. die worden gebezigd bij het behandelen van breuken in het beendergestel, alsook stukjes been van jonge kalveren, steriel verpakt in flesjes, die zijn bestemd om te worden overgeplant.

Als chirurgische inplanteringsprothesen kunnen mede worden aangemerkt titanium pijlerschroeven die in de kaak worden ingebracht en na vergroeiing met het kaakbeen dienen als bevestigingspunten (‘wortels’) voor een in de kaak te verankeren brugconstructie.

Goedgekeurd wordt dat het produkt ‘Alveograf’, een korrelvormige sub-stantie, waarvan een chirurg tijdens bij voorbeeld een kaakoperatie na toevoeging van een fysiologische zoutoplossing een soort inplanteringsprothese maakt, onder de post wordt gerangschikt.

Botcement, zijnde een buigzame pasta die is ontstaan uit de samenvoeging van een poeder en een vloeistof, wordt gebruikt voor het bevestigen van bijvoorbeeld chirurgische inplanteringsprothesen en kunstgewrichten. Dergelijk botcement valt onder de post (Hoge Raad 17 januari 1990, nr. 26 132).

De stent of endoprothese is een buisvormig voorwerp dat ertoe dient delen van een beschadigd buisvormig orgaan in het menselijk lichaam te vervangen. Met buisvormig orgaan wordt onder meer gedoeld op (slag)aderen, urineleiders, galweggangen, luchtwegen en dergelijke. De endoprothese wordt via een balloncatheter aan de binnenzijde van het desbetreffende buisvormige orgaan geplaatst en vergroeit vervolgens met de wand van dat orgaan en neemt de functie ervan geheel of gedeeltelijk over. Het aanbrengen van een endoprothese geschiedt wanneer het betrokken orgaan door een ziekteproces – bijvoorbeeld aderverkalking of kanker – geheel of gedeeltelijk is aangetast.

Gelet op het feit dat de endoprothese door middel van een chirurgische ingreep in het menselijk lichaam wordt ingebracht ten einde de functie van bepaalde organen over te nemen, kan deze prothese worden aangemerkt als een chirurgische inplanteringsprothese.

§ 5. Hartstimulatoren; spier- en zenuwstimulatoren; verhuur

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De combinatie van een kleine monitor om hartstroompjes te meten en een defibrillator om het hart te stimuleren kan als hartstimulator onder de post worden gerangschikt.

Spierstimulatie vindt – gelet op de werking van spieren – plaats door elektrostimulatie, dat wil zeggen stimulatie door middel van een elektrische stroom. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een apparaat dat door middel van laag- of middelfrequente stroom spieren rechtstreeks tot activiteit aanzet en dat als spierstimulator in de handel wordt gebracht. Ter zake is het verlaagde tarief van toepassing, ook als de spierstimulator sporadisch voor andere vormen van elektrotherapie – bijvoorbeeld pijnbestrijding – wordt gebruikt.

Gebleken is dat spierstimulatoren tevens worden aangewend als zenuw-stimulator, terwijl er voorts zenuwstimulatoren bestaan die qua werking sterke overeenkomst vertonen met spierstimulatoren. Toegestaan is om ook de levering van zenuwstimulatoren onder de post te begrijpen. Het moet dan gaan om zenuwstimulatoren die werken op basis van elektrostimulatie.

Apparatuur die werkt door middel van ultra geluid, elektromagnetische velden of (soft) laserstraling heeft een toepassingsgebied dat ruimer is dan dat van de hiervoor beschreven spier- of zenuwstimulatoren. Bedoelde apparatuur wordt onder meer gebruikt ter stimulatie van de doorbloeding, voor energie-opbouw, voor het op gang brengen van oxydatie-processen en voor stofwisselingsopbouw. Gezien deze aanwendingsmogelijkheden is het niet mogelijk op deze apparatuur het verlaagde tarief toe te passen, zelfs al geschiedt de aanschaf ervan louter met het oog op de stimulatie van spieren en/of zenuwen.

De verhuur van hart-, spier- en zenuwstimulatoren mag onder de post worden gerangschikt.

§ 6. Hoorapparaten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bedoeld zijn de hoorapparaten voor persoonlijk gebruik door dove en slechthorende personen die aan het lichaam worden gedragen.

De combinatie van een microfoon die om de nek van de spreker wordt gehangen en een ontvangstapparaat dat het geluid opvangt en naar het oor van de slechthorende leidt, kan worden gerekend tot de hoorapparaten in de zin van de post.

Ringleidingversterkers, zijnde versterkers ten behoeve van lusvormige geleiders in een gebouw of een gedeelte daarvan en dienende voor de overbrenging van het geluid door middel van een magnetisch veld ten behoeve van slechthorenden die een daarvoor ingericht hoortoestel dragen, vallen niet onder de post nu zij niet zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door slechthorenden en niet aan het lichaam worden gedragen.

Kunststoffen voor het vervaardigen van oorzwemstukjes en sets voor het reinigen van de gehoorgang en de oorstukjes van hoorapparaten, kunnen niet onder de post worden gerangschikt.

§ 7. Hulpmiddelen voor stomapatiënten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Klinische huidverzorgingsprodukten, zijnde preparaten ter reiniging, verzachting en bescherming van (kwetsbare) huidoppervlaktes van bijvoorbeeld stomapatiënten, zijn op zichzelf geen hulpmiddel (kennelijk bestemd) voor stomapatinten en vallen derhalve niet onder post a 35.

De post ziet evenmin op externe katheters, urinezakken en dergelijke hulpmiddelen voor incontinente patiënten; zie in dit verband de toelichting op post a 37 en post a 8.

§ 8. Orthopedisch schoeisel

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder het in de post bedoelde orthopedische schoeisel kan niet worden begrepen zgn. gezondheidsschoeisel. Het betreft hier veelal fabrieksmatig vervaardigd schoeisel.

Goedgekeurd is dat semi-orthopedisch schoeisel, zijnde in serie of over serieleesten vervaardigd schoeisel, dat slechts na aanpassing aan de individuele zieke voet door middel van supplementen, niet zijnde steunzolen en dergelijke, is te dragen, na de aanpassing onder de post is te rangschikken. Het schoeisel moet zijn geleverd door erkende orthopedische schoentechnici.

Aanpassingen aan confectie- of gezondheidsschoenen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Zo kan een confectieschoen waaruit de (standaard)binnenzool wordt (of bij aankoop reeds is) verwijderd en die vervolgens door een orthopedisch schoenmaker wordt voorzien van een aan de voeten van de gebruiker aangepast voetbed, niet worden aangemerkt als semi-orthopedisch schoeisel (Hoge Raad 5 februari 1992, nr. 27 837).

§ 9. Orthopedische maatcorsetten; beenbeugels

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Een orthopedisch maatkorset wordt gedragen om de romp. Er zijn orthopedische korsetten die slechts de onderzijde van de wervelkolom omsluiten (een lendekorset) maar er bestaan ook korsetten die tot aan de hals reiken. De korsetten zijn in een aantal gevallen voorzien van – verstelbare – riemen, stangen en banden.

Beenbeugels worden toegepast ter voorkoming van groeistoornissen (kromgroeien) van de onderste ledematen van kinderen.

Het is vooralsnog toegestaan om het verlaagde tarief ook toe te passen op de levering van de hierna vermelde goederen die wat betreft verschijningsvorm en gebruiksmogelijkheden grote gelijkenis vertonen met de hiervoor bedoelde hulpmiddelen. Het gaat hierbij om produkten die op of aan het lichaam dienen te worden gedragen en veelal (op maat) worden vervaardigd voor individueel gebruik.

a. Cervicaal steunen

Dergelijke steunen worden als een col of kraag gedragen. Zij omsluiten nek en hals en kunnen zijn voorzien van stangen die rusten op de schouders.

b. Heupluxatie-orthesen

Heupluxatie-orthesen worden gedragen rondom de onderzijde van de romp en de bovenbenen. De dwarsverbinding tussen de delen, die rondom het bovenbeen worden gedragen houden de bovenbenen in een spreidstand. Een dergelijke stand kan een bijdrage leveren bij de ontwikkeling van een gezond heupgewricht.

c. Kniesteunen

Kniesteunen (cages) worden als een soort hoes om het kniegewricht geschoven. De hoes is aan de achterzijde voorzien van verstelbare riemen. Hieronder valt ook de zgn. Swedish knee-cage die uit een samenstel van banden bestaat en overstrekking van het kniegewricht voorkomt.

d. Correctie-apparaten voor x- en o-benen; diverse hand- en armspalken

Het gaat hierbij om produkten van kunststof, van aluminium en/of van leer. De voorwerpen omsluiten in een aantal gevallen arm of been of een deel daarvan. Er zijn ook halfronde uitvoeringen die met behulp van sluitbanden worden bevestigd.

e. Klomp-, spits- en hakvoetapparaten

Deze apparaten worden gedragen aan de voet. In een aantal gevallen worden de voeten in een bepaalde stand gefixeerd en door middel van een stang met elkaar verbonden. Ook wel wordt het voetstuk voorzien van stangen en banden die aan het onderbeen bevestigd worden of zelfs tot voorbij de knie reiken.

f. Rechthouders en rechtherinneraars

Bij deze voorwerpen gaat het om een stang, die met behulp van bijvoorbeeld schouder- en taillebanden aan de rugzijde van de romp wordt bevestigd. Rechthouders en rechtherinneraars worden soms wel uitgevoerd in combinatie met een bekkenkorset.

g. Enkelbandage

Een enkelbandage omsluit het enkelgewricht als een hoes. Het wordt vervaardigd van kunststof materiaal en wordt aan beide zijden van de enkel verstevigd met behulp van een metalen strip.

§ 10. Onderdelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Delen, onderdelen en toebehoren van de in post a 35 vermelde goederen vallen slechts dan onder de post, indien zij kennelijk voor die goederen zijn bestemd.

Onder de in de post bedoelde delen, onderdelen en toebehoren, kunnen worden gerangschikt de ronde, platte batterijen en accu’s voor hoorapparaten met een doorsnede van 12 mm of minder en een dikte van 5,4 mm of minder, voor zover uit de verpakking of anderszins blijkt dat die batterijen en accu’s zijn bestemd voor gebruik in hoorapparaten.

§ 11. Kunstnier

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Een kunstnier is een installatie die – buiten het menselijk lichaam – de zuiveringsfunctie van de nier aanvult dan wel geheel vervangt. Bij gebruik van een kunstnier stroomt het bloed vanuit het menselijk lichaam naar de kunstnier; daar wordt het bloed gezuiverd, waarna het weer terugstroomt naar het lichaam. Voor deze bloedstroom wordt gebruik gemaakt van een kunstmatig ‘vaatsysteem’ bestaande uit bloedlijnen, naalden en cathethers. Dit kunstmatig vaatsysteem van bloedlijnen, enz. kan niet worden aangemerkt als een deel, onderdeel of toebehoren van de kunstnier. De kunstmatige aanvoer- en afvoervaten dragen immers slechts zorg voor het transport van het bloed naar en vanaf de kunstnier en vervullen op zichzelf geen functie bij de daadwerkelijke zuivering van het bloed. Ook de in het kader van de nierdialyse te gebruiken afdrukklemmen en stoelen zijn niet aan te merken als toebehoren van een kunstnier in de zin van de post. De functie die deze artikelen in het kader van die dialyse vervulling houdt geen verband met de werking van de kunstnier zelf. De bij het kunstmatig vaatsysteem gebruikte katheters vallen onder post a 37.

Post A 36

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 36 luidt:

  • a. ‘hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;

  • b. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;’

§ 2. Onderhuids toedienen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor het onderhuids toedienen van insuline worden onder meer gebruikt insulinepennen en insulinepompjes.

Toegestaan is naast de levering van een insulinepen, ook de levering van de naaldjes die bestemd zijn om in een dergelijke insulinepen te worden gebruikt, onder de post te rangschikken.

Het verlaagde tarief kan eveneens worden toegepast op opbergzakjes die zijn vervaardigd als hulpmiddel om de insulinepompjes op het lichaam te dragen.

Voor de energievoorziening van een insulinepompje wordt een drietal voor algemeen gebruik geschikte batterijtjes geleverd. Gericht op het gebruik in het insulinepompje zijn de batterijtjes in serie geschakeld en als één geheel verpakt. In verband hiermee is het toegestaan om de batterijtjes onder het verlaagde tarief te gerangschikken.

De bij het gebruik van insulinepompjes benodigde katheters bezitten geen specifieke kenmerken en/of eigenschappen waaruit blijkt dat zij uitsluitend bestemd zijn om te worden gebruikt als hulpmiddel voor dergelijke insulinepompjes. De levering en invoer van katheters is ingevolge post a 37 aan het verlaagde tarief onderworpen (zie § 2 van de toelichting op post a 37).

§ 3. Zelfdiagnose

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De hulpmiddelen voor de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte betreffen vooral de bloedsuiker/urineglucosestrips die door diabetici worden gebruikt voor het controleren van hun bloedsuikergehalte. Verder valt hieronder de bij de zelfdiagnose te gebruiken bloedprikapparatuur en bloedglucosemeter.

Post A 37

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Katheters

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Katheters zijn buisjes die zijn bestemd voor:

  • het toedienen van geneesmiddelen, vloeistoffen (o.m. zout- en glucose-oplossingen) en voedingsmiddelen (m.n. sondevoeding) aan het menselijk lichaam;

  • het afvoeren van bloed en lichaamsvocht (urine, wondvocht e.d.) uit het menselijk lichaam.

Onder katheters zijn zowel externe (buiten het lichaam gedragen) als interne (in het lichaam gedragen) katheters te begrijpen. Zowel de voor kortdurend gebruik als de voor langdurig gebruik bestemde katheters (de zgn. verblijfskatheters) vallen onder de term ‘katheters’. De post omvat zowel de voor intramuraal gebruik (binnen ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen e.d.) bestemde katheters als de voor extramuraal gebruik bestemde katheters.

Van katheters zijn de volgende voorbeelden te noemen:

  • spoelkatheters: katheters waarmee spoelvloeistof in de blaas wordt gebracht, om de blaas schoon te spoelen (ook wel aangeduid als: blaas- of katheterspoellijnen of als twee- of driewegkatheters);

  • afzuigkatheters: katheters waarmee lichaamsvocht (slijm e.d.) wordt afgevoerd;

  • drainagekatheters: interne katheters, voor de afvoer van wondvocht, vocht achter de longen e.d.;

  • intraveneuze katheters: katheters die in een bloedvat worden gebracht voor het toedienen van voedings- en/of geneesmiddelen;

  • condoomkatheters: externe katheters, die op urinezakken worden aangesloten, voor de afvoer van urine;

  • urologiekatheters: nierkatheters (katheters die in de nier worden geplaatst voor de afvoer van urine) en dilatatiekatheters (katheters die in de urinebuis worden geplaatst voor het verwijden van de urinebuis), alsmede blaaskatheters (zie hierna);

  • blaaskatheters: deze categorie katheters omvat zowel ballonkatheters (verblijfskatheters die in de blaas worden gebracht voor de afvoer van urine) als intermitterende katheters (katheters die voor korte tijd in de blaas worden gebracht om de blaas te ledigen).

Goedgekeurd wordt dat de afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters, onder de post worden gerangschikt. Te denken valt aan ventielen, verbindingsstukken en verlengslangen voor katheters.

Voor de tarieftoepassing dient bij kathetersets (de in één verpakking geleverde combinatie van: katheters, handschoenen, desinfectie-, glij- en verbandmiddelen, nierbekkens, urinezakken, mondmaskers e.d.) een splitsing te worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen op basis van de kostprijs van de desbetreffende artikelen. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, dient de gehele katheterset naar het algemene tarief te worden belast.

§ 3. Urinezakken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Urinezakken zijn zakken die zijn bestemd voor het opvangen van urine, die de gebruiker op het lichaam (veelal aan het boven- of onderbeen) draagt, of die aan het bed van de gebruiker zijn bevestigd. Een urinezak is met een verlengslang aan een katheter verbonden, die de urine uit het lichaam afvoert. De post omvat zowel de voor intramuraal gebruik bestemde urinezakken als de voor extramuraal gebruik bestemde urinezakken.

Goedgekeurd wordt dat de afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor urinezakken, onder de post worden gerangschikt. Hierbij valt te denken aan:

  • beenbandjes (bandjes die om het boven- of onderbeen worden gedragen, die dienen ter bevestiging van de urinezak op het been);

  • aan- en afvoerslangen, verlengslangen, verbindingsstukken, aftappunten e.d.

  • ophanghaken (haken waarmee de urinezak bij het bed wordt gehangen);

  • beenzakhouder (katoenen hoes, om huidirritaties bij dragers van urinezakken te voorkomen).

Voor de tarieftoepassing dient bij sets die naast urinezakken nog andere goederen omvatten (te denken valt aan de zogenoemde startsets, die een combinatie vormen van een katheter, een urinezak, beenbandjes, handschoenen, alcohol, watten, schaar, pleisters e.d.) een splitsing te worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen op basis van de kostprijs van de desbetreffende artikelen. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, dient de gehele set naar het algemene tarief te worden belast.

De speciaal voor dragers van urinezakken bestemde hygiënische middelen (speciale zeep, spray e.d.) vallen niet onder de post. Urinalen en plastuitjes (voor vrouwen) zijn evenmin onder de post te rangschikken.

§ 4. Allergeenvrije hoezen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Allergeenvrije hoezen zijn hoezen die worden gebruikt door personen met een allergie voor de huisstofmijt. Deze hoezen zijn zo gemaakt, dat zij het matras, kussen of dekbed geheel afsluiten van de uitwerpselen van de huisstofmijt, zodat deze niet in het matras, kussen of dekbed kunnen doordringen. De allergeenvrije hoes wordt niet gebruikt als vervanging van een reguliere sloop, laken of dekbedhoes, en blijft meerdere jaren permanent om het matras, kussen of dekbed zitten.

Hoezen die de gebruiker niet alleen beschermen tegen de allergie voor de huisstofmijt, maar ook schimmel- en bacterievrij zijn, kunnen eveneens onder de post worden gerangschikt.

Kussens, dekbedden en matrassen met een allergeenvrije bekleding vallen niet onder de post.

Post A 40

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Beetwortelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder post a 40 kunnen slechts worden gerangschikt de verse voortbrengselen (ruwe biet) zoals die door de verbouwers worden geoogst.

§ 3. Beetwortelplanten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Jonge beetwortelplanten bestemd voor de uitpoot kunnen in beginsel niet worden gerangschikt onder de post. Waar het echter gaat om een produkt dat naar zijn aard (nagenoeg) uitsluitend door landbouwers in het kader van de teelt van beetwortelen wordt gebruikt, is toegestaan deze planten onder de post te laten vallen.

Post A 41

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 41 luidt:

‘land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde produkten en oliehoudende zaden;’

§ 2. Zaden

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post kunnen worden begrepen alle soorten graszaad (en alle mengsels van soorten graszaad), ongeacht de uiteindelijke bestemming daarvan, alsmede de zaden voor sierteeltprodukten (bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten).

Zaden voor de teelt van tuinkruiden (anders dan peterselie) kunnen niet onder de post worden gerangschikt.

§ 3. Oliehoudende zaden

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post vallen ongebrande niet-gepelde grondnoten (grondnoten in de dop) en ongebrande gepelde grondnoten. Karwijzaad, hoewel niet-oliehoudend, kan onder de post worden gerangschikt.

Niet onder de post vallen gebrande, niet-gepelde grondnoten, gebrande, gepelde, al dan niet gezouten grondnoten, pindaschaafsel (afkomstig van gepelde, ontvliesde, niet-gebrande grondnoten) en pindagruis (een produkt dat bij het vervaardigen van pindaschaafsel wordt verkregen). Onder gebrande grondnoten moeten ook worden begrepen kunstmatig gedroogde grondnoten, die in wezen lichtgebrande grondnoten zijn.

Koolzaad en raapzaad die voor andere doeleinden dan als grondstof voor de oliefabricage worden aangewend – bijvoorbeeld als grondstof voor vogelvoeder – en in verband met EEG-voorschriften worden gedenatureerd door daaraan graan toe te voegen, zijn geen oliehoudende zaden in de zin van de post.

§ 4. Kwekersrecht

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Uitkeringen die kwekers van zaaizaad en pootgoed op grond van het Kwekersbesluit 1941 ontvingen uit zgn. kwekersvergoedingenfondsen, werden aangemerkt als onderdeel van de verkoopprijs van het door de kwekers, houders van het kwekersrecht, geleverde zaaizaad en/of pootgoed. Bedoelde uitkeringen werden gedaan in de gevallen waarin het de kopers van zaaizaad en/of pootgoed was toegestaan uit het door de kwekers afgeleverde voortkwekingsmateriaal zgn. nabouwzaaizaad en -pootgoed te telen.

Het Kwekersbesluit 1941 is met ingang van 1 juni 1967 vervallen. Thans is een en ander geregeld in de op dat tijdstip in werking getreden Zaaizaad- en Plantgoedwet. Dit heeft tot gevolg dat de licentiehouders, dit zijn degenen die toestemming hebben gekregen van het door de kweker gewonnen ras teeltmateriaal voort te brengen, voortaan rechtstreeks betalen aan de houder van het kwekersrecht. Goedgekeurd is dat ook deze uitkeringen geacht worden deel uit te maken van de vergoeding voor het door de kwekers, houders van het kwekersrecht, geleverde zaaizaad en/of plantgoed.

Naast de figuur dat de houder van het kwekersrecht zelf het zaaizaad en/of pootgoed aan de licentiehouder levert, komt het – met name in de sierteeltsector – ook voor dat het voortkwekingsmateriaal door zgn. vermeerderaars (die daartoe weer contracten hebben gesloten met de houders van de kwekersrechten) wordt geleverd aan de licentiehouders. Ter zake van deze leveringen worden de licentiehouders naast de prijs voor het voortkwekingsmateriaal een licentievergoeding verschuldigd die zij rechtstreeks aan de houders van de kwekersrechten moeten voldoen. Er bestaat geen bezwaar tegen dat in deze gevallen de hiervoor weergegeven goedkeuring overeenkomstige toepassing vindt. Eenzelfde gedragslijn kan worden toegepast indien de licentievergoeding verschuldigd wordt aan een hier te lande gevestigde gemachtigde van een buitenlandse houder van het kwekersrecht.

Post A 43

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Rondhout

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post valt de levering van onbewerkt hout, waaronder ook hout op stam. Bewerkt hout valt alleen onder de post indien dat kan worden ingedeeld onder post 44.03 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Verwezen zij naar § 4.

Rondhout dat een bewerking heeft ondergaan om het te conserveren of te verduurzamen, zoals het wateren (uitlogen van het aalvocht of het sap), het oppervlakkig verkolen, het aanbrengen van grove deklagen, het impregneren door onderdompeling of door inpersing onder druk enz., kan nog onder post 44.03 van de Gecombineerde Nomenclatuur worden ingedeeld en valt derhalve onder de post. Rondhout dat van een punt of een kruin is voorzien, valt niet onder post 44.03 van de Gecombineerde Nomenclatuur en dus ook niet onder post a 43. Ten aanzien van dergelijk hout is (evenals ten aanzien van andere goederen, die voor het omrasteren van terreinen worden gebezigd) het algemene tarief van toepassing.

§ 3. Impregneren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De ondernemer die door zijn opdrachtgever verstrekt hout impregneert, verricht ter zake geen levering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet, maar een dienst. Deze dienst is onderworpen aan het algemene tarief.

§ 4. Toelichting op post 44.03 van de Gecombineerde Nomenclatuur

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Post 44.03 van de Gecombineerde Nomenclatuur omvat onbewerkt rondhout, ook indien ontschorst, geschild (ontdaan van de bast) of reeds behakt met de bijl of met de dissel. Het laatste betreft boomstammen en stamstukken waarvan de takken en andere uitgroeisels en hinderlijke delen zijn weggehakt alsook boomstammen en stamstukken die zijn ontdaan van het spint of spinthout (het hout van de jongste jaarringen) om bederf te voorkomen en om transportkosten te besparen.

Onder de post worden onder meer ingedeeld: zaaghout (balken, enz.), palen voor leidingen (telefoon, telegraaf en elektriciteit), rondhout voor het vervaardigen van fineer, niet-gekloofde en niet-aangepunte palen en staken, stutten, enz., mijnhout, pulphout (ook indien in vieren gekloofd), luciferhout, hout voor de vervaardiging van houtwaren, enz.

Afgewerkte en gebruiksklare ronde telefoon-, telegraaf- of elektriciteitspalen behoren eveneens tot post 44.03, ook al is het oppervlak daarvan met een haalmes effen gemaakt of mechanisch ontschorst. Om deze palen te verduurzamen worden zij meestal geverfd, gevernist of gempregneerd met creosoot of dergelijke stoffen.

Boomstronken van bepaalde boomsoorten, die gebruikt worden voor de vervaardiging van fineer, uitwassen van de onderstam van bepaalde bomen (ook kwasten en soms wortelhout genoemd) en sommige ruw behakte wortels, voor de vervaardiging van pijpen en voorts bepaalde houtsoorten, zoals teakhout, die met behulp van wiggen of van een dissel ruw in stukken zijn verdeeld, worden ook onder post 44.03 ingedeeld.

Van post 44.03 zijn uitgezonderd:

  • hout geschikt voor de vervaardiging van wandelstokken, ruw bewerkt of afgerond (post 44.04)

  • houten dwarsliggers en wisselhouten (post 44.06)

  • gezaagd hout, zoals planken, balken, kepers, enz. (post 44.07 of 44.18).

Post A 44

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Stro

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder stro wordt tevens begrepen erwten- en bonenstro.

Bladriet, een product van de rietcultuur dat door bloembollenkwekers als afdekmateriaal wordt gebezigd, kan niet als stro worden aangemerkt. Ook zaagsel, papierslib/-pulp, houtvezel en boomschors, zijnde producten welke onder meer worden aangewend als strooisel in ligboxenstallen en dergelijke, vallen niet onder de post.

§ 3. Veevoeders

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Veevoeders zijn de voor vee bestemde voedermiddelen (zie § 4) en mengvoeders (zie § 5), zoals die zijn gedefinieerd in de Verordening PDV Diervoeders 1998, die met ingang van 1 juli 1998 in werking is getreden. Deze Verordening is vastgesteld door het Productschap Diervoeder en is gebaseerd op de Richtlijn 96/25/EG van 29 april 1996.

De in de Verordening PDV Diervoeders 1998 genoemde bijzondere stikstofhoudende producten, de toevoegingsmiddelen en de voormengsels vallen niet onder de post, omdat deze producten in de Verordening noch als voedermiddel noch als mengvoeder zijn aangemerkt.

De voor vee bestemde voedermiddelen en mengvoeders zijn te herkennen aan de hand van de op de verpakking aangebrachte etikettering dan wel de in de begeleidende documenten opgenomen presentatie.

§ 4. Voedermiddelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder voedermiddelen worden verstaan: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide producten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische en anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na bewerking, voor de bereiding van mengvoeders of als dragers bij voormengels.

De ondernemer is verplicht bij het in verkeer brengen van voedermiddelen het woord ‘voedermiddel’, alsmede andere informatie, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar op of aan de buitenzijde van de verpakking of recipiënt aan te brengen, of op een begeleidend document te vermelden. Uitgangspunt bij deze etiketteringsvoorschriften is, dat de kopers en gebruikers van de voedermiddelen de nodige juiste en zinvolle informatie moeten krijgen over met name de gehalten aan analytische bestanddelen die een rechtstreeks effect hebben op de kwaliteit van het voedermiddel.

Deel B van de Verordening PDV Diervoeders 1998 bevat een niet-limitatieve lijst van de belangrijkste in de EU gebruikte voedermiddelen. Deel B is als bijlage 3 bij dit Voorschrift opgenomen.

§ 5. Mengvoeders

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder mengvoeders worden verstaan: mengsels van voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders. Mengvoeders worden onderverdeeld in:

  • volledige diervoeders,

  • aanvullende diervoeders,

  • mineraalmengsels,

  • kunstmelkvoeders,

  • melassevoeders en

  • dieetvoeders.

De ondernemer is verplicht bij het in verkeer brengen van de mengvoeders onder andere de volgende informatie op of aan de buitenzijde van de verpakking of recipiënt aan te brengen, of ingeval de mengvoeders in losgestorte vorm in het verkeer worden gebracht op een begeleidend document te vermelden:

  • de benaming volledig diervoeder, aanvullend diervoeder, mineraal-mengsel, melassevoeder, volledig kunstmelkvoeder, aanvullend kunstmelkvoeder, volledig dieetvoeder, aanvullend dieetvoeder, mineraal dieetvoeder al naar gelang het geval;

  • de diersoort of categorie dieren waarvoor het mengvoeder bestemd is, met dien verstande dat het is toegestaan de hiervoor opgesomde benamingen in combinatie met de diersoort te gebruiken;

  • de gebruiksaanwijzing.

§ 6. Diverse producten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voedermiddelen voor gezelschapsdieren vallen niet onder de post. Onder gezelschapsdieren worden verstaan: dieren behorend tot de soorten die normaal door de mens worden gehouden en gevoederd, maar niet gegeten, met uitzondering van dieren die dienen voor de productie van pelzen. (Meng)voeder voor honden, katten, hamsters, marmotten, muizen, enz. kan derhalve niet onder de post worden ingedeeld.

(Meng)voeders voor konijnen, paarden en pelsdieren (bijv. nertsen en zilvervossen) vallen wel onder de post.

Duivenvoeder dat is samengesteld uit granen en peulvruchten valt onder de post, ook indien daaraan een weinig oliehoudend zaad (maximaal 5%) is toegevoegd. Duivensnoepzaad, zijnde voeder dat ongeveer 25% oliehoudend zaad bevat, is onderworpen aan het algemene tarief.

Voeder voor andere vogels dan kippen, kalkoenen, enz. en duiven, zoals bijvoorbeeld voeder voor parkieten en kanaries, valt slechts onder de post voor zover dit voeder voor minimaal 95% uit granen en voor maximaal 5% uit oliehoudende zaden bestaat. In alle andere gevallen is het voeder voor parkieten, kanaries, en dergelijke aan het algemene tarief onderworpen.

(Meng)voeders voor vogels in de vrije natuur en voer voor fazanten, die gefokt worden met het oog op de latere uitzetting in de natuur, kunnen niet onder de post worden gerangschikt.

Visvoeder wordt naar maatschappelijke opvattingen niet als veevoeder in de zin van deze post beschouwd. Indien en voor zover visvoederproducten zijn te rangschikken onder post a 2 (granen en peulvruchten die niet zijn te rangschikken onder post 1) is ter zake van de levering van deze producten het verlaagde tarief van toepassing.

Kuilvoerbewaarmiddelen vallen niet onder de post; deze producten worden niet als zodanig worden aangewend ten behoeve van de voedering van vee. Hetzelfde geldt voor inkuilmiddelen (Hoge Raad 28 oktober 1992, nr. 28 627).

Melasse en vinasse hebben een multifunctioneel karakter: deze producten zijn als kuilvoerbewaar- en inkuilmiddel (17,5%-tarief) aan te wenden, maar ook als voedermiddel en mengvoeder voor vee (6%-tarief). De specifieke aanwending van deze producten blijkt uit de presentatie op de verpakking of de vermelding in het begeleidend document.

Maagkiezel voor pluimvee, een product dat bestaat uit grind dat is gewassen, gedroogd, gebroken, geschoond en daarna op de juiste grootte is gesorteerd en dient voor de bevordering van de spijsvertering van kippen en kuikens, kan onder de post worden gerangschikt. Het verlaagde tarief geldt mede ten aanzien van mengsels van aan dat tarief onderworpen grit en maagkiezel, eventueel met toevoeging van gemalen roodsteen. Indien een zodanig mengsel als ‘duivengrit’ wordt gepresenteerd, bestemd voor de bevordering van de spijsvertering en de skelet- en eivorming van duiven, bestaat geen bezwaar tegen toepassing van het verlaagde tarief.

Grit (gebrande en fijngemalen schelpen) dat ter bevordering van de schaalvorming van de eieren aan kippen ter voedering pleegt te worden gegeven, kan onder de post worden gerangschikt.

Afvalvis (beschadigde of bedorven vis), visafvallen (zoals afvallen verkregen in visconservenfabrieken bij het verwerken van vis) en op visveilingen doorgedraaide vis, die onder meer aan eendenfokkers worden geleverd, kunnen tot nader order onder de post worden ingedeeld.

§ 7. Terbeschikkingstelling van silo’s aan afnemers

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Groothandelaren in kunstmeststoffen en mengvoeders, leveren in een aantal gevallen hun producten ‘los gestort’ aan hun afnemers. Deze wijze van leveren maakt de aanwezigheid van een silo waarin de bedoelde producten kunnen worden gestort op het terrein van de afnemers noodzakelijk. Een dergelijke silo wordt veelal door de desbetreffende groothandelaar ter beschikking gesteld van de afnemer. Deze terbeschikkingstelling geschiedt in de meeste gevallen door de afgifte van de silo in bruikleen om niet voor een bepaalde periode, terwijl na afloop van die periode de silo in eigendom overgaat op de afnemer, hetzij zonder meer, hetzij tegen betaling van de residuwaarde van de silo. De afnemer verplicht zich daartegenover gedurende de bruikleenperiode een zekere hoeveelheid kunstmeststoffen of mengvoeders van de desbetreffende groothandelaar te betrekken tegen de voor levering in zakken geldende (hogere) prijs.

Vorenbedoeld prijsverschil dient te worden aangemerkt als een vergoeding voor de terbeschikkingstelling van de silo. Om praktische redenen is het de desbetreffende groothandelaren toegestaan omzetbelasting naar het verlaagde tarief te voldoen over de totale prijs die aan de afnemer in rekening wordt gebracht bij de levering van kunstmeststoffen of mengvoeders, mits ter zake van de voorafgaande terbeschikkingstelling van de silo omzetbelasting wordt voldaan naar een percentage dat het verschil vormt tussen het algemene en het verlaagde tarief en dat wordt toegepast op het via de prijs van de producten voor de terbeschikkingstelling van de silo in totaal in rekening te brengen bedrag. Voor de in de vergoeding begrepen rentekosten wordt verwezen naar de Regeling inzake kredietverlening, Besluit van 30 juni 1997, nr. VB 97/1567. In voorkomende gevallen dient ter zake van de terbeschikkingstelling van de silo een factuur te worden uitgereikt waarop de evenbedoelde maatstaf van heffing met betrekking tot de terbeschikkingstelling van de silo alsmede de ter zake verschuldigde omzetbelasting zijn vermeld.

Post A 45

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 2. Vlas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post kan worden gerangschikt vlas, ruw, geroot, gezwingeld, gehekeld of anders bewerkt, maar niet gesponnen, alsmede werk en afval (rafelingen daaronder begrepen) van vlas. Verwezen zij naar de toelichting op post 53.01 van de Gecombineerde Nomenclatuur. (Zie hierna § 3).

§ 3. Toelichting op post 53.01 van de Gecombineerde Nomenclatuur

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In de toelichting op post 53.01 van de Gecombineerde Nomenclatuur is onder meer het volgende medegedeeld.

Vlas is een plant waarvan tal van soorten bestaan. De vlasvezels komen in de bast van de plantestengels voor als vezelbundels die bij elkaar worden gehouden door pectinestoffen. Vóór het gebruik in de textielindustrie moeten de vezels van de rest van de plant worden gescheiden, voornamelijk van het binnenste houtachtige deel en ook van elkaar.

a. Ruw vlas (strovlas)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Dit is de enkel gesleten (getrokken) plant, die al dan niet ontzaad is door boten (beuken) of repelen.

b. Geroot vlas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het roten heeft tot doel de pectinestoffen te vernietigen, die de vezelbundels onderling verbinden. Zulks geschiedt door organische ontbinding (door inwerking van bacteriën of van schimmels) of langs chemische weg, waarbij in de regel een van de volgende methodes wordt toegepast:

  • dauwroten (blootstellen op het veld aan vocht)

  • het roten in stromend water van beken of rivieren of in stilstaand water van sloten of rootputten

  • behandeling met warm water, in grote bakken of in warmwaterkanalen

  • behandeling met stoom, met chemicaliën of met speciale bacteriën.

Het gerote vlas wordt in de open lucht of machinaal gedroogd. Door de vernietiging van de pectine liggen de vezelbundels nu voldoende los van elkaar en van het houtachtige binnendeel van de plant, om door breken en zwingelen te kunnen worden afgescheiden.

c. Gezwingeld vlas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Zwingelen geschiedt door slaan, hetzij met de hand, hetzij mechanisch, van de gebroken stengels, waardoor de houtachtige delen (scheven of lemen) worden weggeslagen en de vlasvezels (het vlaslint) overblijven. Bij deze bewerking ontstaan tevens lokken (ook klodden genoemd) en afval (minderwaardige lokken die niet meer gezwingeld worden).

d. Gecotoniseerd vlas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het cotoniseren geschiedt door behandeling van het ruwe vlas met een kokende oplossing van bijtende soda. Het produkt wordt vervolgens geïmpregneerd met natriumcarbonaat, waarna het in een waterige zuuroplossing wordt gedompeld. Op deze wijze worden goed verdeelde vezels (elementaire vezels) verkregen, die in de regel vervolgens gebleekt worden. Bij toepassing van deze werkwijze worden roten en zwingelen overbodig.

e. Gehekeld vlas

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het hekelen heeft tot doel de vezels te splitsen en parallel te leggen, terwijl tevens de nog aanwezige vreemde bestanddelen en korte of gescheurde vezels (werk of hede) worden uitgekamd. De bij het hekelen verkregen vlasbundels passeren de spreitafel of aanlegbank en verlaten deze als doorlopende vezelbanden. Deze vezelbanden worden dan gedoubleerd en gerekt door voorspinbanken omgezet in voorgaren. Dit voorgaren kan ongeveer een gelijke diameter hebben als ééndraadsgaren bedoeld bij post 53.06 en zelfs een lichte draaiing vertonen. Omdat het niet is gesponnen, kan het niet als garen worden aangemerkt en blijft het, zoals de gewone vezellonten, onder deze post ingedeeld.

f. Werk en afval (rafelingen daaronder begrepen)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het eigenlijk werk (hede) ontstaat bij het hekelen van vlasvezels en bestaat hoofdzakelijk uit korte vezels, uit gescheurde vezels en uit vezels die verward of geknoopt liggen. In de praktijk wordt het begrip werk echter uitgebreid tot alle verspinbare afvalvezels van vlas en meer bepaald tot de afvallen van het zwingelen (lokken) en van voorbereidende bewerkingen tot het hekelen (snuitwerk of grofwerk).

Afval dat verkregen is bij het spinnen, het opwinden en het weven, alsmede de rafelingen, ontstaan door het uitrafelen of scheuren van vodden, lompen, touwwerk, en dergelijke tot vezels, behoren ook tot deze post en zijn gewoonlijk bestemd om weder tot garens te worden versponnen. Omdat werk en ander vlasafval hoofdzakelijk uit korte vezels bestaat, wordt het gewoonlijk alleen gekaard, waarbij vezelbanden of linten ontstaan die op hun beurt in voorgaren worden omgezet. Deze vezelbanden en voorgarens die nog niet gesponnen zijn blijven onder deze post ingedeeld.

Ook afval, dat niet geschikt is om te worden versponnen, wordt hier ingedeeld. Dit afval wordt vooral gebruikt als opvulmateriaal voor de bereiding van metselspecie en pleister en als grondstof voor de vervaardiging van bepaalde soorten papier. Het ontstaat vooral bij het zwingelen van het vlas of het kaarden van werk.

Bleken en verven van de tot deze post behorende produkten is niet van invloed op hun tarifering.

Van post 53.01 zijn uitgezonderd:

  • scheven (of lemen), dat wil zeggen de houtachtige deeltjes die bij het zwingelen worden afgescheiden (post 44.01)

  • bepaald plantaardig vezelmateriaal, soms aangeduid met de benaming ‘vlas’, doch dat niet als vlas van deze post is aan te merken, in het bijzonder Indisch vlas (Abroma augusta) (post 55.03) en Nieuwzeelands vlas of Nieuwzeelandse hennep (Phormium tenax) (post 53.05).

Post A 48

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post a 48 luidt:

‘sierteeltprodukten, te weten: bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten;’

§ 2. Bloembollen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor de beantwoording van de vraag welke produkten als bloembollen moeten worden aangemerkt, zijn de maatschappelijke opvattingen dienaangaande maatgevend. Naast dahliaknollen, knollen van aronskelken, enz. kunnen ook dahliastekken onder bloembollen worden begrepen.

§ 3. Bloemen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder bloemen kunnen naast de verse snijbloemen mede bloemen in gedroogde staat worden begrepen. Voorts kunnen onder bloemen worden begrepen orchideeën, anthuriums, en dergelijke gevat in glazen of plastic buisjes voorzien van een rubber dop, verpakt in kartonnen doosjes al of niet voorzien van een cellofaan venster.

Geverfde bloemen (zowel verse snijbloemen als gedroogde bloemen) zijn niet als bloemen in de zin van de post (producten van de sierteelt) te beschouwen en vallen als zodanig niet onder de post. Ook gedroogde plantaardige producten, al dan niet geverfd, zoals takken, twijgen, grassoorten, graansoorten, vruchten, papaverbollen, denneappeltjes op tak, maskolven en soortgelijke goederen, zijn niet onder de post te rangschikken.

Evenmin kunnen met geurstoffen gearomatiseerde melanges van gedroogd plantenmateriaal (gedroogde bloemknopjes en -blaadjes) die in een open schaal plegen te worden gestrooid ten einde een aangename geur te verspreiden, onder de post worden gerangschikt.

Kunstbloemen (uit zijde, hout, plastic e.d. vervaardigde bloemen) vallen uiteraard niet onder de post.

§ 4. Bloemstukken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bloemstukken behoren in beginsel niet tot de producten van de sierteelt (bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten). Dit is evenmin het geval met bij voorbeeld bloemwerken, kerststukjes, feestkransen, grafkransen, graftakken en dergelijke werken, die zijn samengesteld uit verse, geprepareerde of gedroogde bloemen, bladeren, takken, schors, en dergelijke, eventueel in combinatie met levende planten.

Aangezien bloemstukken, bloemwerken, en dergelijke naar maatschappelijke opvattingen één goed vormen, verliezen de samenstellende delen hun zelfstandigheid en kan ook ten aanzien van die delen het verlaagde tarief geen toepassing vinden. Het ontmoet echter geen bezwaar, dat kleinhandelaren die bloemstukken, bloemwerken en dergelijke zelf samenstellen, bij de toepassing van artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit uitgaan van de inkopen van de samenstellende delen zonder inachtneming van artikel 17 van dat besluit.

Het vorenstaande komt er op neer, dat het tarief dat drukt op de afzonderlijke inkoop van de bijvoorbeeld in een bloemstuk te verwerken bestanddelen (waaronder sierteeltproducten 6%), uiteindelijk tot uiting komt in de belasting die drukt op de verkoop van het samengestelde bloemstuk. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat, ingeval ter zake van de levering van bloemstukken een factuur wordt uitgereikt, deze op overeenkomstige wijze wordt gesplitst. Stuit een zodanige splitsing op ernstige bezwaren, dan dient de vermelding van omzetbelasting op de factuur beperkt te blijven tot 6/106 van het totaal ter zake van de levering van het bloemstuk in rekening gebrachte bedrag, zonder dat dit overigens de berekeningswijze van de af te dragen omzetbelasting beïnvloedt.

De ondernemer die de door hem verschuldigde omzetbelasting voldoet volgens het zgn. factuurstelsel en voor wie derhalve de hiervoor bedoelde berekeningswijze geen toepassing kan vinden, dient in beginsel ter zake van de levering van de bloemstukken de totaal in rekening te brengen vergoeding naar het normale tarief te belasten. In verband met de hiervoor ten aanzien van ondernemers die het zgn. kasstelsel toepassen getroffen regeling, ontmoet het overigens geen bezwaar dat zij in de door hen uit te reiken facturen een overeenkomstige splitsing toepassen en volstaan met voldoening van de aldus berekende omzetbelasting.

Ten slotte wordt goedgekeurd, dat door groothandelaren (veilingen) geleverde eenvoudige bloemstukken en schaaltjes met planten, die zijn bestemd om door de kleinhandel zonder verdere be- of verwerking te worden doorverkocht, in hun geheel aan het verlaagde tarief worden onderworpen, ook indien deze producten door de groothandelaar rechtstreeks aan particulieren wordt geleverd. Als eenvoudige bloemstukken en schaaltjes met planten zijn in dit verband aan te merken de bloemstukken en schaaltjes met planten die door de groothandelaar worden verkocht voor maximaal f 15 (exclusief omzetbelasting). Dit geldt zowel voor bloemstukken die uit snijbloemen bestaan als voor droogbloemstukken.

Deze goedkeuring kan ook worden toegepast op planten, coniferen e.d. die in eenvoudige potten, flessen etc. worden geleverd, alsmede op kerststukjes en feest- en grafkransen.

§ 5. Planten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder het begrip ‘planten’ vallen alle sierteeltprodukten die niet onder de categorieën boomkwekerijprodukten, bloembollen of bloemen kunnen worden ingedeeld. Het betreft vaste planten in knop- of bloemdragende toestand, vaste en niet-vaste (één- en meerjarige) planten, delen van planten – bijvoorbeeld loof en varens – alle voor zover in levende staat, levend stekmateriaal daaronder begrepen. Onder planten kunnen ook worden begrepen krokussen en dergelijke gevat in eenvoudige glazen of plastic potjes dan wel verpakt in kartonnen doosjes al of niet van cellofaanvenster voorzien, alsmede de van de veilingen enz. als zodanig betrokken potplantjes in bakelieten of aardewerk potten. Aquariumplanten en graszoden kunnen mede onder de post worden gerangschikt.

§ 6. Boomkwekerijprodukten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder boomkwekerijprodukten moeten worden verstaan houtgewassen geleverd in hun geheel of als entrijzen, ongewortelde stekken of oculeerogen, in levende staat, niet vervroegd, en wortelstokgewassen alsmede niet in knop- en bloemdragende toestand verkerende vaste planten.

Bladeren, groen en al dan niet in bloeiende toestand verkerende takken – bijvoorbeeld seringen-, prunus-, forsythia-, denne-, hulst- en sparretakken – die van houtgewassen zijn afgesneden, vallen onder de post. Hetzelfde geldt voor rozenzetlingen, zijnde produkten welke zijn samengesteld uit een stokje van een (wilde) roos waarop een takje van een gecultiveerde roos wordt geënt.

Naaldbomen, ook indien aangewend als kerstbomen, kunnen mede onder de post worden begrepen.

§ 7. Hoveniers

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van een tuin door een hovenier, met inbegrip van het aanbrengen van sierteeltprodukten, kan in bepaalde gevallen leiden tot een levering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet, ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd naar het algemene tarief.

Vanuit een oogpunt van evenwichtige belastingheffing wordt echter goedgekeurd dat bij de aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van tuinen – de aanleg enz. van parken en sportvelden daaronder mede begrepen – in alle gevallen onderscheid wordt gemaakt tussen het plantklaar maken van de tuin en andere werkzaamheden aan de grond enerzijds, en de levering van de daarin aangebrachte sierteeltprodukten anderzijds. Alsdan is over de vergoeding voor het plantklaar maken enz. van de tuin – waaronder mede is begrepen de bedragen wegens verstrekte meststoffen, turf- en tuinaarde, grint, tegels, flagstones, hout en andere verstrekte materialen – omzetbelasting verschuldigd naar het algemene tarief en is over de vergoeding voor het geleverde plantmateriaal, voor zover dat onder de post is te rangschikken, omzetbelasting verschuldigd naar het verlaagde tarief.

Een overeenkomstige gedragslijn kan worden gevolgd door ondernemers die zich bezig houden met het verzorgen van plantenbakken in kantoren, inrichtingen, openbare gebouwen, en dergelijke, dan wel met het vervangen van de in die bakken aanwezige planten.

§ 8. Bestemd voor uitpoot

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bomen dan wel planten die zijn bestemd voor de uitpoot voor de teelt van groenten en fruit, vallen onder post a 3.

De voor de teelt van sierteeltprodukten bestemde zaden vallen onder post a 41.

Post B 1

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 1 luidt:

‘het herstellen van de in de posten a 34 en a 35 bedoelde goederen;’

§ 2. Begrip ‘herstellen’

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Herstellen is gelijk aan hetgeen in het maatschappelijk verkeer onder repareren pleegt te worden verstaan. In elk geval moet sprake zijn van ‘het terugbrengen in de oude staat’ van het desbetreffende goed.

§ 2a. Herstellen van sta-opstoelen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het herstellen (repareren) van de in post a 34 bedoelde sta-opstoelen valt onder de post. De in het kader van het herstellen van deze sta-opstoelen geleverde onderdelen, die dienen ter vervanging van defecte onderdelen, delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Ook het opknappen van de onder post a 34 vallende sta-opstoelen, die door het ziekenfonds of de ziektekostenverzekeraar worden herverstrekt (dit is het opnieuw in bruikleen geven van sta-opstoelen die aan het ziekenfonds of de ziektekosten-verzekeraar zijn geretourneerd, omdat de eerste gebruiker de stoel niet meer nodig heeft) valt onder de post. Om praktische redenen bestaat er geen bezwaar tegen dat het opnieuw bekleden van sta-opstoelen ook onder de post wordt gerangschikt.

§ 3. Herstellen van invalidenwagentjes

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder herstellen van invalidenwagentjes mag ook worden begrepen het ‘herstel-preventieve’ onderhoud van invalidenwagentjes, mits het betreft werkzaamheden die noodzakelijk zijn of kunnen worden geacht om die invalidenwagentjes rij-klaar te houden. Voorts mogen de in dat kader geleverde onderdelen die dienen ter vervanging van defecte onderdelen (bijvoorbeeld een accu of een band) worden belast naar het verlaagde tarief. Voor de levering van extra onderdelen wordt verwezen naar de toelichting op post a 34.

Post B 2

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 2 luidt:

‘de verhuur van boeken en van dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’

§ 2. Boeken en periodieken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor hetgeen onder boeken en dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere ten minste driemaal per jaar verschijnende uitgaven moet worden verstaan, wordt verwezen naar de toelichting op post a 30.

§ 3. Cassettes

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Toegestaan is om het verlaagde tarief ook toe te passen op het verhuren of uitlenen van cassettes, waarop boeken, dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere ten minste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven zijn ingesproken.

§ 4. Bibliotheken

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In een bibliotheek worden behalve boeken en dergelijke, ook grammofoonplaten, muziekcassetes en c.d.’s verhuurd. De jaarlijkse bijdragen van de leden is in die gevallen voor een deel naar het verlaagde en voor een deel naar het algemene tarief belast. De verdeelsleutel wordt gevonden door het aantal uitleenbewegingen van beide categorieën vast te stellen.

Bij het overschrijden van de uitleentermijn wordt aan de lener in voorkomend geval een bedrag aan administratiekosten in rekening gebracht. Dit bedrag vormt geen vergoeding voor een door de bibliotheek verleende dienst, zodat daarover geen omzetbelasting verschuldigd is (Hoge Raad 4 december 1991, nr. 27 561).

Post B 3

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 3 luidt:

‘de diensten door exploitanten van bad- en zweminrichtingen;’

§ 2. (zwem)baden

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Post b 3 is alleen van toepassing ten aanzien van de diensten door exploitanten van bad- en zweminrichtingen die winst beogen. De bad- en zweminrichtingen die geen winst beogen zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet.

Onder de post mag ook worden begrepen de door exploitanten van bad- en zweminrichtingen verrichte diensten bestaande in het begeleiden van of het toezicht houden op het zwemmen, zoals bij voorbeeld zwangerschaps-zwemmen en therapeutisch zwemmen, dan wel in het verstrekken van zwemles. Irrelevant hierbij is of de bad- en zweminrichting aan de dienstverrichter toebehoort dan wel door hem is gehuurd.

Het exploiteren van een inrichting op het strand, bestaande uit kleedhokjes, douches en sanitaire voorzieningen met de mogelijkheid tot het onder toezicht baden in zee, kan onder de post worden gerangschikt.

§ 3. Sauna-inrichtingen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De diensten door exploitanten van saunabaden kunnen onder de post worden gerangschikt voor zover dit het verschaffen van gelegenheid tot het nemen van saunabaden betreft. Indien ook andere diensten worden verricht zal de vergoeding moeten worden gesplitst. Dit is niet het geval indien die andere diensten de dienst van het gelegenheid geven tot baden zo sterk overheersen dat die laatste prestatie als te onbetekenend ter zijde moet worden gesteld, dan wel indien de dienst van het gelegenheid geven tot baden naar maatschappelijke opvattingen met de overige diensten van belanghebbende een onsplitsbaar geheel van prestaties vormt. Alsdan is de gehele vergoeding belast naar het algemene tarief (Hoge Raad 19 november 1986, nr. 23 579).

§ 4. Beheren van (zwem)baden

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het beheren van een aan een ander in eigendom toebehorende bad- en zweminrichting, al dan niet tegen een variabele vergoeding, valt niet onder de post.

Post B 9

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 9 luidt:

‘het vervoer van personen per schip, het vervoer van personen als bedoeld in artikel 1, onderdelen h, i en j van de Wet personenvervoer 2000, het vervoer met auto’s voor de uitvoering van trouwerijen, begrafenissen en crematies daaronder begrepen, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen;’

§ 2. Vervoer van personen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van artikel 1, onderdelen h, i en j van de Wet personenvervoer 2000 luidt als volgt:

  • h. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • i. besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld in onderdeel h;

  • j. taxivervoer: personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling.

Onder de post valt het vervoer per trein, tram, metro, trolleybus, autobus, taxi, (binnen)schip en het binnenlands luchtvervoer, voor zover het personen betreft, het toeristisch vervoer van personen per autobus (toerwagen) daaronder begrepen.

Bij voertuigen die via een geleidesysteem worden voortbewogen, gaat het om voertuigen die zich voortbewegen langs daartoe in, op of boven de grond geconstrueerde (hulp)banen of kabels, zoals kabelbanen of voertuigen die op basis van luchtcompressie en magneetkracht langs een baan worden geleid (zoals magneettreinen).

Het begrip ‘vervoer van personen’ dient naar het spraakgebruik te worden uitgelegd. Het beoefenen van de zeilsport op individuele basis of door een klein aantal personen, al dan niet onder leiding van een schipper, kan naar het spraakgebruik niet worden aangemerkt als vervoer van personen per schip (Hoge Raad 9 oktober 1991, nr. 27 669).

Toegestaan is om het vervoer van personen met door paarden voortbewogen rijtuigen onder de post te begrijpen. Ook vistrips binnen het Rijk kunnen worden aangemerkt als het vervoer van personen in de zin van de post (Hoge Raad 10 december 1975, nr. 17 720).

Niet onder de post vallen:

  • de enkele verhuur van een autobus (Hof Arnhem 31 augustus 1983, nr. 046/81)

  • de dienst bestaande in de verkoop van buskaarten (Hof Arnhem 30 januari 1984, nr. 1278/81)

  • het ter beschikking stellen van paarden voor paardrijlessen (Hof Amsterdam 18 december 1990, nr. 318/88).

Het verzorgen van ééndaagse reizen door de exploitant van een reisbureau, een reisvereniging of een dergelijke ondernemer kan onder bepaalde voorwaarden – zie de resolutie van 22 maart 1971 nr. B71/2260 – onder de post worden gerangschikt. Het verzorgen van individuele of groepsdagarrangementen, waarbij het vervoer niet is inbegrepen valt echter niet onder de post.

§ 3. Veerdiensten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Met betrekking tot het vervoer van personen met veerdiensten geldt het volgende.

In de gevallen waarin de berijder van een twee- of driewielig vervoermiddel wordt vervoerd en ter zake wordt één bedrag in rekening gebracht, wordt dat bedrag geacht in zijn geheel betrekking te hebben op het vervoer van personen.

In de gevallen waarin voor het vervoer van een drie- of meerwielig voertuig (vrachtauto, personenauto, enz.) met één inzittende één bedrag in rekening wordt gebracht, wordt dat bedrag geacht betrekking te hebben op het vervoer van goederen, hetgeen is belast naar het algemene tarief.

Indien voor een motorrijtuig met meerdere inzittenden afzonderlijke vergoedingen in rekening worden gebracht bijvoorbeeld een vergoeding voor het motorrijtuig inclusief één inzittende en een vergoeding voor de overige inzittenden, of een separate vergoeding per inzittende, kan ten aanzien van die aparte vergoedingen (los van het motorrijtuig) het verlaagde tarief toepassing vinden.

Post B 10

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 10 luidt:

‘het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’

§ 2. Kamperen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het geven van gelegenheid tot kamperen, in de zin van de post, dient te worden uitgelegd naar het spraakgebruik; in elk geval behoort hiertoe het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten, caravans en uitneembare zomerhuisjes.

Het verlaagde tarief ziet ook op het aan de kampeerder, naast kamperen, gelegenheid gegeven tot het plaatsen van een auto. Dit is niet anders indien voor dat parkeren een afzonderlijke vergoeding in rekening wordt gebracht (Hoge Raad 22 januari 1986, nr. 23 114). Het enkel gelegenheid geven tot parkeren van vervoermiddelen is aan het algemene tarief onderworpen, evenals het verhuren van tenten.

Onder de post kan voorts worden gerangschikt het verhuren in het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf van afgebakende stukjes grond, waarop de huurders semi-permanente huisjes bouwen of stacaravans plaatsen. De huurders huren de stukjes grond veelal voor meerdere jaren en hebben het recht gebruik te maken van de accommodatie van het bedrijf (toiletgelegenheid, speelterrein, parkeerplaats, enz.). Het gelegenheid geven tot zgn. winterstalling, inhoudende dat de exploitant van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf de huurder tegen vergoeding de gelegenheid biedt het huisje of de caravan in de winterperiode op het terrein te laten staan, overigens met de bepaling dat daarin in die periode niet mag worden overnacht, valt niet onder de post (Hof Amsterdam 11 september 1984, nr. 1543/83).

Het verstrekken van gas, elektriciteit en/of water, het gelegenheid geven tot douchen en tot het wassen en drogen van kleding, het verhuren van linnengoed en extra dekens, alsmede het verhuren van ligstoelen, een en ander in het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf, vallen onder de post. Dit geldt niet voor de levering van camping-gas (zgn. flessegas).

Het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten en badcabines of strandhuisjes op het strand alsook de verhuur van badcabines of strandhuisjes op het strand kunnen niet onder de post worden ingedeeld. Ter zake is derhalve het algemene tarief van toepassing.

§ 3. Watersportbedrijven

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De activiteiten van watersportbedrijven bestaan onder meer in de verhuur van ligplaatsen voor vaartuigen en de verhuur van aan het water gelegen percelen grond, een en ander voor recreatieve doeleinden. In dit verband kunnen met name de volgende door deze bedrijven verrichte prestaties worden onderscheiden.

  • a. Het verschaffen van de gelegenheid tot het aanleggen van een pleziervaartuig of een woonschip. Deze prestatie is ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, punt 3, van de Wet uitgezonderd van de vrijstelling van omzetbelasting. Een dergelijke prestatie kan voorts niet worden beschouwd als het geven van gelegenheid tot kamperen in de zin van post b 10. De omstandigheid dat de prestatie plaatsvindt binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf doet daar niet aan af (Hoge Raad 13 december 1978, nr. 18 996).

  • b. Naast de prestatie als bedoeld onder a wordt tevens een stukje grond ter beschikking gesteld aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. De grond is bestemd voor recreatieve doeleinden, het is evenwel niet toegestaan (of gebruikelijk) daarop een tent of caravan te plaatsen. Bedoelde prestatie, die ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel b, punt 2, van de Wet eveneens is uitgezonderd van de vrijstelling, kan niet worden beschouwd als het geven van gelegenheid tot kamperen als bedoeld in post b 10 (Hoge Raad 30 oktober 1991, nr. 27 111). Ook niet indien het toch is toegestaan een tent te plaatsen onder de voorwaarde dat deze ’s ochtends weer wordt opgebroken.

  • c. Dezelfde situatie als bedoeld onder b, met dien verstande dat de gelegenheid wordt gegeven op de grond daadwerkelijk een tent of een caravan te plaatsen. De prestatie bestaande in de verhuur van de grond kan in dat geval worden gerangschikt onder post b 10.

Het verzorgen van zeilkampen tegen een vaste prijs omvat een combinatie van diensten. Veelal wordt naast het zeilonderricht ook een tocht georganiseerd langs diverse kampplaatsen. Afhankelijk van de omstandigheden wordt overnacht in meegebrachte tenten of aan boord van de boten. Een dergelijke combinatie van diensten valt niet onder de post.

§ 4. Korte periode

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als personen die slechts voor een korte periode in een kamp- en vakantiebestedingsbedrijf verblijf houden zijn aan te merken degenen die als gast in het bedrijf vertoeven zonder het middelpunt van hun maatschappelijk leven daarheen over te brengen. Voor het begrip ‘korte periode’ is derhalve niet zozeer de duur van het verblijf als wel de aard daarvan bepalend.

Post B 11

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 11 luidt:

‘het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’

§ 2. Logies

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder het verstrekken van logies, als bedoeld in de post, is te rangschikken de zgn. seizoenverhuur van gemeubileerde kamers en gemeubileerde woningen, het verschaffen van onderdak aan individuele personen en groepen van personen en de verhuur van gemeubileerde zomerhuisjes en van sta-caravans, een en ander in het kader van een vakantiebestedingsbedrijf en aan personen die aldaar slechts voor een korte periode verblijf houden. Voorts is onder de post de rangschikken het gedurende een zeiltocht geven van logies aan boord van een met schipper en bemanningslid gehuurd zeilschip (Hof Amsterdam 30 juni 1982, nr. 3229/79).

Het verlaagde tarief ziet tevens op het, in het kader van het verstrekken van logies, gelegenheid geven tot het plaatsen van een auto, al dan niet tegen een afzonderlijke vergoeding. Het enkel gelegenheid geven tot parkeren van vervoermiddelen is aan het algemene tarief onderworpen.

Het verstrekken van gas, elektriciteit en/of water, het gelegenheid geven tot douchen en tot het wassen en drogen van kleding, het verhuren van linnengoed en extra dekens, alsmede het verhuren van extra inventaris voor zomerhuisjes (het verhuren van ligstoelen daaronder begrepen), een en ander in het kader van het vakantiebestedingsbedrijf, vallen onder de post. Dit geldt niet voor de levering van camping-gas (zgn. flessegas).

§ 3. Korte periode

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Als personen die slechts voor een korte periode in een hotel-, pension- of vakantiebestedingsbedrijf verblijf houden zijn aan te merken degenen die als gast in het hotel, pension, enz. vertoeven zonder het middelpunt van hun maatschappelijk leven daarheen over te brengen. Voor het begrip ‘korte periode’ is derhalve niet zozeer de duur van het verblijf dan wel de aard daarvan bepalend.

Post B 13

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 13 luidt:

‘de volgende diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers:

  • a. de diensten door agrarische loonbedrijven;

  • b. de diensten door fokinstellingen, instellingen voor keuring en onderzoek en instellingen voor kunstmatige inseminatie, ebryotransplantatie daaronder begrepen;

  • c. de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus;

  • d. het bewaren, drogen, koelen, ontsmetten, schonen, sorteren en verpakken van goederen welke de in de aanhef bedoelde personen in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld, alsmede het vervoer van die goederen naar veilingen;

  • e. (Vervallen);’

§ 2. Hoedanigheid afnemer

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor een toelichting op de begrippen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer zij verwezen naar §§ 4-9 van bijlage I bij het Besluit van 15 november 1983, nr. 283-14899 (Leidraad Omzetbelasting 1968, Toelichting Landbouwregeling).

Op de in de post genoemde diensten die worden verricht aan andere dan in de post vermelde opdrachtgevers, zoals bijvoorbeeld publiekrechtelijke lichamen, is het algemene tarief van toepassing tenzij die opdrachtgevers de diensten afnemen in de hoedanigheid van landbouwer, enz.

Het verlaagde tarief kan ook toepassing vinden ten aanzien van de in de post genoemde diensten, indien deze worden verricht ten behoeve van landbouwproefstations.

§ 3. Diensten door agrarische loonbedrijven

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Met de diensten door agrarische loonbedrijven wordt gedoeld op diensten die eigen zijn aan en kenmerkend voor het agrarisch loonbedrijf, en die hun oorsprong vinden in de bedrijfsuitoefening van de landbouwer, enz. Wil de post gelden, dan moet in elk geval aan dit vereiste zijn voldaan. Aan de toepassing van de post staat op zich zelf niet in de weg dat de presterende ondernemer niet de exploitant van een agrarisch loonbedrijf is.

Als onder de post vallende diensten kunnen worden aangemerkt: loonplukken, loonrooien, loonmaaien, loontrekken van vlas, versnijden, hakken, schaven of zagen van rondhout (waaronder boerengeriefhout), zaaiklaar maken van land (ploegen, eggen, frezen, egaliseren, cultiveren, rollen, slepen), het aanaarden (opruggen) van gewassen, het vergroten van sloten en greppels, het slaan van putten voor beregeningsdoeleinden, het aanleggen van ‘drainreeksen’ (buisstelsels ten behoeve van de afwatering), bepaalde onderhoudswerkzaamheden zoals het wieden, het schoonmaken van sloten, tochten en greppels (verwijderen van planten, modder, vuil, enz. en uitdiepen en op vereist profiel terugbrengen alsmede het uitbaggeren en op de kant als mest opwerpen) en het schoonmaken van ‘drainreeksen’, (precisie-)zaaien (al dan niet gecombineerd met strookbespuiting) en poten, kunstmest en stalmest strooien, beregenen, gieren, loofkappen en looftrekken van aardappelloof, machinaal bietendunnen, enz., grond ontsmetten (met chemicaliën door grondstomen, enz.), loonspuiten, loonwerkzaamheden aan geoogste produkten, zoals het inkuilen – ensileren – of drogen van gras en andere ruwvoeders, het hooien van gras (harken, keren, op zwad rijden enz. van gemaaid gras), het stomen van aardappelen en dorsen van granen, zaderijen, peulvruchten, enz., het loonpersen van hooi en stro, enz., het afdekken van ‘kuilen’ voor gras, andere ruwvoeders, aardappelen, enz., het verzorgen van bomen (boomchirurgie).

Onder het slaan van putten voor beregeningsdoeleinden (zie hiervoor) is te begrijpen het maken van de put als zodanig. Een dergelijke put heeft een diameter welke gelijk is aan die van de buis (of buizen) die in de grond wordt (of worden) gebracht ten einde het onder de grond aanwezige water naar boven te kunnen pompen. De eventueel in de prijs begrepen vergoeding voor de levering van de bovengronds op de put aan te sluiten buis (of buizen), pomp(en) en overige materialen, is onderworpen aan het algemene tarief.

In de navolgende gevallen kan worden geacht de levering van de gebruikte materialen op te gaan in de dienst:

  • de melasse en het plastic afdekmateriaal gebruikt bij het inkuilen van gras

  • het plastic folie gebruikt bij het zaaien van maïs onder plastic

  • het materiaal gebruikt bij het aanleggen van een stoomdrainagesysteem, behoudens de bovengronds te plaatsen ventilatoren

  • het materiaal gebruikt bij het aanleggen van drainreeksen (Hof Leeuwarden 26 oktober 1977, nr. 366/76); het plaatsen van een pomp bij een dergelijke reeks kan niet onder de post worden gerangschikt, evenmin het plaatsen van pompen ten behoeve van bronbemaling.

Onder de post kan mede worden begrepen het vervoer van goederen door een agrarisch loonbedrijf ten behoeve van een landbouwer, enz. indien het vervoer onmiddellijk voorafgaat aan of volgt op door dat agrarisch loonbedrijf aan de landbouwer te verrichten of verrichte diensten en het vervoer rechtstreeks daarmee verband houdt. Het kan hierbij gaan om bij voorbeeld het vervoer van meststoffen naar het land, gevolgd door het strooien van die meststoffen of het vervoer van door een agrarisch loonbedrijf geoogste suikerbieten van het land naar de boerderij, de suikerfabriek of een door de landbouwer aangewezen verzamelplaats.

Het enkele vervoer door agrarische loonbedrijven of andere ondernemers is steeds belast naar het algemene tarief.

Niet onder de post vallen teeltwerkzaamheden, zoals het bewortelen van plantestekken, en veredelingswerkzaamheden, zoals het oculeren van rozen. Dit soort werkzaamheden pleegt immers niet door agrarische loonbedrijven te worden uitgevoerd.

Evenmin vallen onder de post het uitbrengen van adviezen en het opstellen van bosbeheersplannen, het zogenaamd bestekgereedmaken van die plannen en het toezicht op de uitvoering daarvan (door aannemers), nu deze prestaties niet eigen zijn aan en kenmerkend voor een agrarisch bedrijf.

§ 4. Loonmalen, mestkuikens

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Toegestaan is om het zgn. loonmalen van granen en van diverse veevoederprodukten, zoals pulp, veekoeken en voor veevoederdoeleinden bestemde peulvruchten, onder de post te rangschikken, uiteraard voor zover de goederen in gemalen toestand onder een van de posten genoemd in onderdeel a van de Tabel kunnen worden gerangschikt.

Voorts is het toegestaan om het seksen van kuikens, het snavelbranden (ook wel genoemd ontbekken) van kuikens en het vangen van mestkuikens onder de post te begrijpen. Dit geldt ook voor het enten van kuikens en kippen, dat wil zeggen het in het bloed van dit pluimvee brengen van een verzwakte of dode smetstof ter voorkoming van bepaalde infectieziekten.

§ 5. Iepziekte

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Op grond van het Besluit bestrijding iepziekte is de gebruiksgerechtigde van een terrein waarop zich een of meer iepen bevinden die kunnen bijdragen tot de verspreiding van de iepziekte of de vermeerdering van iepespintkevers, verplicht deze iepen te vellen, ze te ontschorsen en de schors te vernietigen dan wel de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de ziekte wordt voorkomen. De kosten hiervan worden volledig door de overheid gesubsidieerd. De gebruiksgerechtigde kan de uitvoering van de op hem rustende verplichting ook overlaten aan Staatsbosbeheer, die alsdan de opdracht tot het vellen van de desbetreffende iepen aan een ondernemer – veelal een agrarisch loonbedrijf – verstrekt en het ter zake verschuldigde bedrag betaalt. In een zodanig geval doet de gebruiksgerechtigde ten gunste van Staatsbosbeheer afstand van de subsidie.

Aangezien de wettelijke verplichting tot het vellen van de iepen op de gebruiksgerechtigde rust, wordt de prestatie van het vellen van de iepen jegens de gebruiksgerechtigde verricht, ongeacht door wie de opdracht daartoe is verstrekt. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat de overheid de kosten geheel subsidieert noch het feit dat de faktuur niet aan de gebruiksgerechtigde doch aan Staatsbosbeheer wordt uitgereikt.

Op het vellen van iepen kan het verlaagde tarief toepassing vinden indien deze prestatie door een agrarisch loonbedrijf (hetgeen ook veelal het geval is) wordt verricht jegens een landbouwer, enz. en die landbouwer de prestatie in zijn hoedanigheid van landbouwer afneemt. De vraag of de gebruiksgerechtigde als landbouwer, enz. kan worden aangemerkt zal van geval tot geval dienen te worden beoordeeld. Voor wat betreft de vereiste hoedanigheid als afnemer zij verwezen naar § 11 van de Toelichting Landbouwregeling. Aangenomen kan worden dat de prestatie steeds in de hoedanigheid van landbouwer, enz. wordt afgenomen.

In beginsel geldt een en ander ook voor de beheerder van bossen in de zin van § 8 van de Toelichting Landbouwregeling. Aangezien onder het aldaar bedoelde begrip bossen echter niet dienen te worden begrepen houtopstanden langs wegen, in parken en plantsoenen, bij zwembaden, bij sportterreinen, en dergelijke zal, voor zover iepen deel uitmaken van die houtopstanden, ter zake steeds het algemene tarief toepassing dienen te vinden.

De omzetbelasting die wegens het vellen van de iepen in rekening wordt gebracht, komt uitsluitend voor aftrek in aanmerking kan komen bij de gebruiksgerechtigde. Of die belasting ook daadwerkelijk in aftrek kan worden gebracht, dient van geval tot geval aan de hand van de artikelen 15 en 27 van de Wet te worden beoordeeld.

Het vorenstaande kan op overeenkomstige wijze toepassing vinden ten aanzien van het op grond van het Besluit bestrijding bacterievuur 1983 afzetten van meidoornstruiken. Hoewel de gebruiksgerechtigden, die als landbouwer, enz. kunnen worden aangemerkt, de meidoornstruiken gewoonlijk niet in de uitoefening van hun landbouwbedrijf zullen aanwenden, ontmoet het geen bezwaar dat voor de toepassing van deze post er in alle gevallen van wordt uitgegaan dat de betrokken landbouwers, enz. de onderwerpelijke prestatie in hun hoedanigheid van landbouwer afnemer. Hierbij is in het bijzonder overwogen dat de desbetreffende meidoornstruiken vrijwel steeds onderdeel zullen uitmaken van de tot het bedrijfsvermogen behorende landbouwgronden.

§ 6. Schoonspuiten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het schoonspuiten van daken en/of muren – bijvoorbeeld ter verwijdering van mos – kan niet onder de post worden gerangschikt.

Met betrekking tot het schoonspuiten van ramen van, schermdoeken in en goten tussen (tuinbouw)kassen is vooralsnog goedgekeurd dat het verlaagde tarief wordt toegepast, voor zover deze werkzaamheden worden verricht jegens tuinbouwers. In dit verband is vooral van belang geacht dat deze werkzaamheden direct invloed hebben op de groei van de in de kassen geteelde gewassen (lichtinval en dergelijke) en in die zin ook uitstijgen boven de gewone schoonmaakwerkzaamheden.

Eveneens tot nader order is goedgekeurd dat het schoonspuiten en desinfecteren van stallen voor vee – voordat een volgende fokronde begint – in de toepassing van het verlaagde tarief delen. Deze werkzaamheden zijn direct van invloed op het (optimaal) fokken van dieren (voorkomen van ziekten, groeistoornissen, en dergelijke). Het verlaagde tarief kan uiteraard slechts toepassing vinden voor zover de desbetreffende werkzaamheden jegens veehouders worden verricht. Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van de stal zien niet direct op het fokken als zodanig en zijn derhalve belast naar het algemene tarief.

§ 7. Mestopslagplaats

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De aanleg van mestopslagplaatsen (zowel mestsilo’s als mestvijvers en mestbassins) vormt steeds een levering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet (Hoge Raad 2 oktober 1985, nr. 22 246). Bij de aanleg van bedoelde opslagplaatsen worden de grondwerkzaamheden in voorkomende gevallen uitbesteed aan een andere ondernemer, zoals bij voorbeeld een agrarisch loonbedrijf. Het gaat hierbij veelal om het maken van de bouwput, het graven van de kuil, het maken van een aarden wal met de vrijgekomen aarde alsmede het in de grond aanbrengen van de (zuig)leiding en/of de controleput. Ook deze handelingen dienen te worden aangemerkt als een levering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet. Op alle genoemde leveringen is het verlaagde tarief niet van toepassing.

§ 8. Beregeningsinstallaties

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het aanleggen van een beregeningsinstallatie, zijnde een installatie die dient om fruitbomen te beregenen in tijden van late nachtvorsten ter voorkoming van schade aan de bloesem, vormt een levering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet. Hierop mist de post toepassing, zulks nog daargelaten de vraag of het aanleggen van een beregeningsinstallatie is aan te merken als een prestatie die eigen is aan en kenmerkend voor een agrarisch loonbedrijf.

§ 9. Overtollige mest

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

A. Distributie

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

In paragraaf 3 hiervoor is aangegeven, dat onder de post mede kan worden begrepen het vervoer van goederen door een agrarisch loonbedrijf ten behoeve van een landbouwer, indien dat vervoer onmiddellijk voorafgaat aan of volgt op door dat agrarisch loonbedrijf aan de landbouwer te bewijzen of bewezen diensten die onder deze post vallen en dat vervoer rechtstreeks verband houdt met deze diensten. Daarbij is onder meer genoemd het vervoer van meststoffen naar het land gevolgd door het strooien van die meststoffen. Het enkele vervoer door agrarische loonbedrijven of andere ondernemers is echter steeds belast naar het algemene tarief.

Bij het treffen van deze goedkeuring is gedoeld op de situatie waarbij de vervoersprestatie ten opzichte van de andere prestatie van zodanig ondergeschikt belang is, dat de vervoersprestatie opgaat in de andere prestatie (absorptie). Als zodanig deelt de vervoersprestatie het tarief dat van toepassing is op de andere prestatie. Toegespitst op het vervoer van mest is met deze goedkeuring gedoeld op het geval waarbij de mest van het bedrijf van de veehouder wordt opgehaald en direct in aansluiting daarop naar een van de naburige percelen wordt gebracht om aldaar te worden verspreid.

De feitelijke situatie met betrekking tot de distributie van mest is inmiddels ingrijpend gewijzigd. Door de toegenomen intensivering van het veehouderijbedrijf treedt in regio’s met overwegend veehouderijen een overschot aan mest op. Deze mest kan niet in alle gevallen binnen dezelfde regio worden afgezet. Voor de afzet van overtollige mest is het noodzakelijk geworden deze mest over lange(re) afstanden te vervoeren naar akkerbouwers in andere regio’s. Om te komen tot een doelmatige distributie van de overtollige mest is de regelgeving op het gebied van het verhandelen van meststoffen en de afvoer van mestoverschotten aangescherpt via de invoering van een nieuwe Meststoffenwet. Op grond van deze wet zijn de Landelijke mestbank en de daaronder ressorterende regionale mestbanken opgericht. De mestbanken vervullen een regulerende functie bij de distributie van overtollige mest.

De wijze waarop de distributie van overtollige mest thans plaatsvindt laat zich als volgt schetsen.

Het beginpunt van de distributie van overtollige mest vormt het veehouderijbedrijf waar een mestoverschot aanwezig is. De veehouder wenst zich van dit overschot te ontdoen en benadert hiervoor een agrarisch loonbedrijf. Veelal bestaan ter zake langlopende afspraken tussen de veehouder en het loonbedrijf. Het loonbedrijf haalt vervolgens met behulp van een speciale tankauto, die zodanig is uitgerust dat de (vloeibare) mest uit de opslagkelder kan worden opgezogen, de mest op. De eigendom van de mest gaat bij het ophalen van de mest over van de veehouder naar het betrokken loonbedrijf. De verantwoordelijkheid voor het afvoeren en de verdere afzet van de mest belandt na het ophalen eveneens bij het betrokken loonbedrijf. Het agrarisch loonbedrijf zoekt vervolgens een akkerbouwer op die de mest wenst af te nemen. Jegens de akkerbouwer verbindt het loonbedrijf zich tot het leveren van mest. Om de mest aan de akkerbouwer te kunnen leveren, dient de mest door het loonbedrijf (over veelal aanzienlijke afstanden) te worden vervoerd naar het bedrijf van de akkerbouwer. Daarbij wordt het betrokken loonbedrijf als regel door de afnemende akkerbouwer behalve voor het leveren van de mest ook ingeschakeld voor het verspreiden van de mest op het land van de akkerbouwer. De mest wordt hiertoe vanuit de tankauto overgepompt naar speciale apparatuur ter verspreiding van de mest (een speciale verspreider of een injecteermachine). Het komt ook voor dat de mest in afwachting van de verspreiding ervan voor korte tijd wordt opgeslagen in een container op het land van de akkerbouwer.

Als regel bestaat er tussen de veehouder op wiens bedrijf een mestoverschot optreedt en de akkerbouwer die dit mestoverschot wenst af te nemen, geen contractuele relatie. De agrarische loonbedrijven hebben zich bij de distributie van overtollige mest ontwikkeld als zelfstandige schakel tussen de producenten en de afnemers van overtollige mest. Veelal zijn tussen de loonbedrijven en de betrokken veehouders of akkerbouwers wèl langlopende afspraken gemaakt.

Overigens komt het regelmatig voor dat een loonbedrijf de opgehaalde mest niet rechtstreeks kan leveren aan een akkerbouwer, maar deze mest gedurende een bepaalde periode moet opslaan. De mest kan door het loonbedrijf op het eigen terrein of in een van de opslagdepots van de mestbanken worden opgeslagen. Vanuit de opslagplaats wordt de mest door het loonbedrijf vervolgens naar de afnemende akkerbouwer overgebracht.

Bij de distributie van overtollige mest (drijfmest) verrichten agrarische loonbedrijven een reeks van verschillende, maar desalniettemin nauw met elkaar samenhangende prestaties. In dit verband kunnen worden genoemd het opzuigen, (in voorkomende gevallen) opslaan, mengen, vervoeren, overpompen en verspreiden van mest.

In principe zijn in de relaties tussen de betrokken partijen echter slechts twee hoofdprestaties te onderkennen. In de relatie tussen de veehouder en het agrarisch loonbedrijf is er sprake van het tegen betaling door de veehouder ophalen/afnemen van overtollige mest; in de relatie tussen de akkerbouwer en het agrarisch loonbedrijf gaat het om het tegen betaling door de akkerbouwer leveren van mest. Hierbij speelt het vervoer van de mest geen rol. Weliswaar wordt de overtollige mest na te zijn opgehaald bij de veehouder door het loonbedrijf naar de afnemende akkerbouwer vervoerd, maar dit vervoer vindt uitsluitend plaats met het oog op de levering van de mest door het loonbedrijf aan de akkerbouwer. Als zodanig vormt het vervoer van de mest geen relevante prestatie van het loonbedrijf, nocht jegens de veehouder, noch jegens de akkerbouwer. In voorkomende gevallen verricht het loonbedrijf tevens een dienst jegens de akkerbouwer, bestaande uit het verspreiden van de mest.

Gelet op de omstandigheden waaronder de ophaaldienst wordt verricht alsmede het feit dat hiervoor door de loonbedrijven gebruik wordt gemaakt van speciaal geoutilleerd materieel en in voorkomende gevallen van specifiek hiertoe bestemde opslagfaciliteiten, is goedgekeurd dat de post ter zake van deze dienst wordt toegepast. Tevens ontmoet het geen bezwaar dat de opslag van mest in afwachting van de verdere afzet, gelet op de verwevenheid met de ophaalprestatie, eveneens wordt gerangschikt onder de post.

Bij het ophalen van overtollige mest gaat het als regel om vloeibare drijfmest. Naar mij is gebleken, kan stapelbare mest (d.w.z. mest in vaste vorm) eveneens overtollig zijn. In verband met de overtolligheid van deze mest heb ik er geen bezwaar tegen dat het ophalen/afnemen van stapelbare overtollige mest eveneens naar het verlaagde tarief is belast.

In een aantal gevallen wordt overtollige mest ook door andere ondernemers dan agrarische loonbedrijven opgehaald/afgenomen. Ook hierbij gaat de eigendom van de overtollige mest over van de veehouder naar de afnemende ondernemer en betaalt de veehouder voor het ophalen/afnemen van de overtollige mest aan de afnemende ondernemer een bepaalde vergoeding (veelal aangeduid als ophaalbijdrage of als stortprijs).

In dit verband zijn de volgende situaties te onderscheiden:

  • a. de overtollige mest wordt opgehaald/afgenomen door een onder de landbouwregeling vallende akkerbouwer;

  • b. de overtollige mest wordt opgehaald/afgenomen door een akkerbouwer die op normale wijze in de heffing van omzetbelasting is betrokken;

  • c. de overtollige mest wordt opgehaald/afgenomen door andere ondernemers, zoals mestverwerkende instellingen (zoals kalvergier-/ varkensgierzuiveringsinstallaties en mestfabrieken), mesthandelaren, en dergelijke.

Ad a. en b.

Bij het ophalen/afnemen van overtollige mest door akkerbouwers zijn twee situaties mogelijk. Enerzijds kan door de betrokken partijen worden afgesproken dat de akkerbouwer de overtollige mest bij de veehouder ophaalt en deze mest naar zijn eigen bedrijf overbrengt en op zijn land uitrijdt of laat uitrijden. Het komt echter ook voor dat de veehouder de op zijn bedrijf aanwezige overtollige mest overbrengt naar het bedrijf van de akkerbouwer en deze mest uitrijdt of laat uitrijden op het land van de akkerbouwer. In beide gevallen betaalt de veehouder aan de akkerbouwer een bepaalde vergoeding voor het ophalen/afnemen van de overtollige mest.

Voor zover deze ophaaldienst wordt verricht door een onder de landbouwregeling vallende akkerbouwer, keur ik goed dat deze dienst wordt aangemerkt als een dienst als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, van de Wet. Als zodanig blijft deze dienst bij de akkerbouwer buiten de heffing. Hierdoor wordt voorkomen dat de betrokken akkerbouwer voor deze incidentele ophaaldienst in de heffing zou moeten worden betrokken. Indien deze ophaaldienst wordt verricht door een op de normale wijze aan de heffing van omzetbelasting onderworpen akkerbouwer ontmoet het geen bezwaar dat ter zake van deze dienst het verlaagde tarief wordt toegepast.

Ad c.

Mestverwerkende instellingen bewerken de bij veehouders opgehaalde of afgenomen overtollige mest op zodanige wijze, dat deze mest geschikt(er) wordt voor het verspreiden op het land of verwerken deze mest tot een nieuw (mest)produkt, zoals mestkorrels. De veehouder betaalt hiervoor aan de instelling een bepaalde vergoeding (veelal aangeduid als stortprijs). Na be- of verwerking van de aangevoerde mest draagt de betrokken instelling of fabriek zorg voor de verdere afzet van de bewerkte mest of het nieuwe mestprodukt. Voorts is het mogelijk dat mesthandelaren bij veehouders overtollige mest ophalen en de door hen afgenomen mest doorverkopen aan akkerbouwers enz.

Gelet op de omstandigheid dat deze ophaaldiensten veelal ten doel hebben aan de overtollige mest alsnog een aanwending te geven binnen de landbouwsector of de overtollige mest af te zetten binnen de landbouwsector, ontmoet het geen bezwaar dat het ophalen/afnemen van overtollige mest door andere ondernemers dan agrarische loonbedrijven eveneens naar het verlaagde tarief wordt belast.

B. Maatstaf van heffing

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De veehouder betaalt aan de ondernemer die het op zijn bedrijf bestaande mestoverschot ophaalt/afneemt, een bepaalde vergoeding, ook aangeduid als de ophaalbijdrage. In de praktijk wordt de ophaalbijdrage veelal gesaldeerd met de zgn. kwaliteitspremie. Dit is de premie die door de betrokken mestbank aan de veehouder (veelal via het ingeschakelde loonbedrijf) wordt verstrekt, indien de overtollige mest op het bedrijf van de veehouder aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet en de mest over lange(re) afstanden wordt vervoerd.

De hoogte van de ophaalbijdrage en die van de kwaliteitspremie worden door de Landelijke Mestbank vastgesteld; het niveau van beide is gerelateerd aan de gemiddelde afstand waarover de overtollige mest wordt vervoerd.

De door de veehouder aan de afnemer van de overtollige mest betaalde ophaalbijdrage/stortprijs vormt de belastbare vergoeding voor de door deze ondernemer jegens hem verrichte dienst, bestaande uit het ophalen/afnemen van overtollige mest. In verband met het hiervoor gestelde is deze bijdrage aan het verlaagde tarief onderworpen. Het gaat dan om de bijdrage in haar geheel (zonder aftrek van de kwaliteitspremie).

De kwaliteitspremie die de veehouder in voorkomende gevallen van de betrokken mestbank ontvangt kan niet worden aangemerkt als een vergoeding voor een door de veehouder jegens de mestbank verrichte prestatie. Er is namelijk geen rechtstreeks verband tussen de betaling van de kwaliteitspremie door de mestbank en de door de veehouder verrichte handelingen ter verhoging van de kwaliteit van het op zijn bedrijf bestaande mestoverschot. Deze premie blijft in dit kader derhalve buiten de heffing van omzetbelasting.

Wanneer de overtollige mest wordt be- of verwerkt door mestverwerkende instellingen (waaronder begrepen mestfabrieken), wordt de vergoeding voor het ophalen/afnemen van deze mest in een aantal gevallen ook wel als stortprijs aangeduid. Hierbij is het mogelijk dat op grond van het tussen de veehouder en de mestverwerkende instelling afgesloten contract de mestverwerkende instelling dient zorg te dragen voor het ophalen en vervoeren van de overtollige mest van het bedrijf van de veehouder naar haar eigen terrein. Voor het ophalen en vervoeren van de mest schakelt de mestverwerkende instelling als regel een agrarisch loonbedrijf in. Anderzijds kan het contract tussen veehouder en mestverwerkende instelling zodanig zijn opgezet, dat de veehouder dient zorg te dragen voor het vervoeren van de mest van zijn bedrijf naar het terrein van de mestverwerkende instelling. De veehouder laat dit vervoer in voorkomende gevallen door een agrarisch loonbedrijf verzorgen.

In de situatie dat de instelling de mest ophaalt of laat ophalen van het veehoudersbedrijf is de door de veehouder te betalen vergoeding voor de dienst van het ophalen/afnemen van de overtollige mest uit twee componenten opgebouwd, te weten: de kosten verbonden aan het be- of verwerken van de overtollige mest alsmede de kosten die samenhangen met het (laten) vervoeren van de overtollige mest naar de mestverwerkende instelling.

In de situatie waarbij de veehouder zelf de mest naar het terrein van de mestverwerkende instelling vervoert of laat vervoeren bestaat de vergoeding voor de ophaaldienst van de mestverwerkende instelling uit één component, te weten de be- of verwerkingskosten van de mest.

In beide gevallen vormt het door de veehouder aan de mestverwerkende instelling te betalen bedrag de vergoeding voor het ophalen/afnemen van het op zijn veehoudersbedrijf aanwezige mestoverschot. Als zodanig is dit bedrag (dat afhankelijk van de inhoud van het tussen de mestverwerkende instelling en de veehouder afgesloten contract uit één of twee componenten kan bestaan) naar het verlaagde tarief belast.

C. Enkel vervoer van mest

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het enkele vervoer van (overtollige) mest is in alle gevallen aan het algemene tarief onderworpen, ongeacht of deze prestatie wordt verricht door agrarische loonbedrijven of door andere ondernemers. De hoedanigheid van degene die de opdracht geeft tot het vervoeren van de mest, de veehouder of de ondernemer die de mest afneemt – bijvoorbeeld een mestverwerkende instelling – is niet van belang.

In de hiervoor geschetste situaties bij de be- of verwerking van mest door mestverwerkende instellingen is in de contractuele relatie tussen agrarisch loonbedrijf en mestverwerkende instelling of veehouder sprake van een (naar het algemene tarief belaste) vervoersprestatie. Hetzelfde geldt uiteraard indien voor het vervoer van de mest van het veehoudersbedrijf naar het terrein van de mestverwerkende instelling een andere ondernemer dan een agrarisch loonbedrijf wordt ingeschakeld.

D. Overgangsfase

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Voor zover agrarische loonbedrijven of andere ondernemers in het verleden het verlaagde tarief hebben afgedragen ten aanzien van het ophalen/afnemen van overtollige mest, kan in deze gedragslijn worden berust. Indien deze ondernemers ter zake het algemene tarief hebben afgedragen, wordt hun het verschil in verschuldigde omzetbelasting op hun verzoek teruggegeven, indien en voor zover de betrokken ondernemers dit verschil bij hun afnemers corrigeren.

In voorkomende gevallen zijn aan de onderhavige ondernemers naheffingsaanslagen opgelegd, omdat is uitgegaan van de toepasselijkheid van het algemene tarief ter zake. Op deze naheffingsaanslagen kan ambtshalve worden teruggekomen, indien de betrokken ondernemers vorenbedoeld verschil bij hun afnemers corrigeren.

In een aantal contracten tussen mestverwerkende instellingen en veehouders is tot dusverre overeengekomen, dat de veehouders zelf zorg dragen voor het vervoer van de overtollige mest van hun bedrijf naar de mestverwerkende instelling. In voorkomende gevallen hebben veehouders voor dit vervoer agrarische loonbedrijven (of andere ondernemers) ingeschakeld. Zoals hiervoor aangegeven, is het enkele vervoer van mest belast naar het algemene tarief. Desalniettemin hebben bepaalde agrarische loonbedrijven (of andere ondernemers) ter zake van dit vervoer omzetbelasting naar het verlaagde tarief afgedragen.

Indien de desbetreffende contracten worden aangepast, zodanig dat de mestverwerkende instellingen zich jegens de veehouders zullen verbinden tot het ophalen van de overtollige mest vanaf het bedrijf van de veehouders en die veehouders derhalve geen zorg meer behoeven te dragen voor het (laten) overbrengen van de mest naar de mestverwerkende instelling, is er jegens de veehouders geen afzonderlijke vervoersprestatie meer te onderkennen. Voor zover bedoelde contracten vóór 1 januari 1994 zijn aangepast, is toegestaan dat ter zake wordt gehandeld conform het gestelde in de eerste twee alinea’s van letter D.

§ 10. Fokinstellingen enz.

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onderdeel b van de post is ook van toepassing als de presterende ondernemer niet een fokinstelling, een instelling voor keuring en onderzoek of een instelling voor kunstmatige inseminatie is. Zo kunnen de door exploitanten van stieren en beren (mannetjesvarkens) als zodanig jegens landbouwers, enz. verrichte diensten onder de post worden gerangschikt.

Het kunstmatig insemineren van de onder post a 4 vallende dieren en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder de post. De levering van het dierlijke sperma respectievelijk de dierlijke embryo’s gaat hierbij op in de inseminatiedienst respectievelijk de transplantatiedienst.

De separate levering van het voor de inseminatie benodigde sperma respectievelijk het voor de transplantatie benodigde embryo valt onder post a 4.

De diensten welke fokinstellingen, instellingen voor kunstmatige inseminatie en exploitanten van dekhengsten als zodanig verrichten jegens eigenaren van paarden kunnen, in zoverre in afwijking van het hiervoor in § 2 gestelde, ook onder de post worden gerangschikt indien die eigenaren terzake niet de hoedanigheid van landbouwer enz. bezitten.

Werkzaamheden op het terrein van bedrijfsdoorlichting die ertoe dienen om vast te stellen of een andere methode van landbouwuitoefening bedrijfseconomisch haalbaar is, alsmede de daarmee samenhangende voorlichting, kunnen niet worden aangemerkt als diensten van instellingen voor keuring en onderzoek, als bedoeld in onderdeel b van de post. Het moet in dit verband veeleer gaan om specifieke onderzoeks- dan wel keuringswerkzaamheden aangaande de in de landbouw gebruikte produktiemiddelen, de landbouwproduktie (dat wil zeggen onderzoek en keuring aan landbouwprodukten in de teeltfase) en de landbouwprodukten als zodanig.

§ 11. Diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Tot de diensten van boekhoudbureaus behoren niet alleen de jegens landbouwers verrichte werkzaamheden die zijn gericht op het systematisch verwerken van financiële transacties, maar ook de diensten bestaande in de administratieve verwerking van bedrijfseconomische gegevens. (Hoge Raad 19 juni 1991, nr. 27 144). Het gaat hier om bedrijfseconomische gegevens die zijn ontleend aan de bestaande bedrijfsvoering, ten einde uit deze gegevens informatie te verkrijgen ter stimulering van een efficiënte bedrijfsvoering. Werkzaamheden op het terrein van bedrijfsdoorlichting die ertoe dienen om vast te stellen of een andere methode van landbouwuitoefening bedrijfseconomisch haalbaar is, alsmede de daarmee samenhangende voorlichting, kunnen niet worden aangemerkt als diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus als bedoeld in onderdeel c van de post.

Tot de onder de post vallende diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus kunnen eveneens worden gerekend de diensten van notarissen en (register-)accountants, voor zover het betreft diensten die eveneens plegen te worden verricht door boekhoud- en belastingadviesbureaus. Daaronder vallen niet de diensten bestaande uit het verzorgen van de aangiften voor de inkomstenbelasting, de vermogensbelasting, het successierecht, de vennootschapsbelasting en dergelijke in de persoonlijke sfeer van landbouwers, enz. liggende belastingen. Zo kunnen bijvoorbeeld niet onder de post worden gerangschikt de behandeling van verzoeken om middeling van inkomens en bezwaarschriften aangaande geschillen over de winst uit onderneming. Indien voor het verzorgen van de administratie en het verzorgen van de aangiften voor de inkomstenbelasting, enz. van een landbouwer, enz. aan hem één vergoeding in rekening wordt gebracht, is op het gedeelte van de vergoeding dat geacht moet worden betrekking te hebben op het verzorgen van de aangiften voor de inkomstenbelasting, enz. niet het verlaagde tarief van toepassing.

§ 12. Diverse diensten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de in onderdeel d van de post vermelde handelingen kan ook het wegen van de aldaar bedoelde goederen worden begrepen.

Het vervoer in opdracht van landbouwers, enz. naar veilingen van goederen welke die personen in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld valt onder de post. Het verlaagde tarief geldt slechts indien uit de aan de landbouwer, enz. uitgereikte factuur of uit een door de landbouwer, enz. verstrekte schriftelijke opdracht blijkt dat het vervoer betreft dat voor dat tarief in aanmerking komt. Indien het vervoer niet wordt verricht in opdracht van landbouwers, enz. maar in opdracht van veilingexploitanten, is omzetbelasting naar het algemene tarief verschuldigd.

Het begrip ‘veilingen’ moet niet zo ruim worden uitgelegd dat daaronder ook veemarkten worden gerangschikt. Het vervoer van vee in opdracht van veehouders (en veehandelaren) naar veemarkten is mitsdien aan het algemene tarief onderworpen.

Het vervoer van bloembollen in opdracht van een bloembollenkweker naar een veiling van bloembollen valt onder de post, indien het gaat om het vervoer van bloembollen van het bedrijf van de bloembollenkweker rechtstreeks naar de veiling. Worden de bloembollen eerst naar een plaats vervoerd waar zij een bepaalde behandeling ondergaan, zoals drogen, schonen en sorteren, dan is het algemene tarief van toepassing. Worden de bloembollen daarna in opdracht van de bloembollenkweker van die plaats naar de veiling vervoerd, dan kan dat laatste vervoer naar het verlaagde tarief worden belast.

Het terugvoeren van ter veiling aangevoerde, doch niet verkochte produkten van landbouwers, enz. in opdracht van die personen valt niet onder het verlaagde tarief. Dit geldt ook voor het vervoer van lege kistjes (emballage) terug van de veiling.

Ter bestrijding van een ziekte bij pluimvee, Chronic Respiratory Disease genaamd, kunnen broedeieren een behandeling ondergaan, die als dompelen wordt aangeduid. De eieren moeten door de aanbieder met formaline zijn ontsmet. Vervolgens worden de eieren grondig gewassen en daarna nog een keer ontsmet. Daarna worden de eieren in stalen vaten geplaatst waarin de eieren roteren. Door het opwekken en weer opheffen van onderdruk wordt een anti-bioticumoplossing in de eieren opgezogen waarmee de verwekker van de hiervoor genoemde ziekte in de broedeieren wordt gedood. De aanbieder ontvangt de door hem ter dompeling aangeboden broedeieren terug.

Het dompelen van de broedeieren kan worden begrepen onder het ontsmetten van goederen in de zin van de post mits het gaat om eieren die in het bedrijf van degene die de eieren ter dompeling aanbiedt zijn voortgebracht. Het laatste zal dienen te blijken uit bij voorbeeld een door de opdrachtgever verstrekte verklaring.

Post B 14

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 14 luidt:

‘het verlenen van toegang tot:

  • a. circussen;

  • b. dierentuinen;

  • c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;

  • d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen;

  • e. bioscopen;

  • f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;

  • g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen;’

§ 2. Circussen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder circussen kunnen naar het normaal spraakgebruik slechts worden gerangschikt voorstellingen waarin uitvoeringen en attracties van uiteenlopende aard, zoals van hogeschoolruiters, acrobaten, jongleurs, goochelaars, clowns en gedresseerde dieren, elkaar afwisselen.

Het optreden van de Spaanse Rijschool, dat zich beperkt tot de klassieke paardrijkunst, vormt geen circusvoorstelling (Hoge Raad 6 december 1989, nr. 26 407).

§ 3. Dierentuinen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder dierentuinen in de zin van de post vallen mede voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarin gespecialiseerde dierenverzamelingen zijn ondergebracht.

Een vogelpark kan als dierentuin worden aangemerkt, ook wanneer tevens toegang wordt verkregen tot een restaurant en een speeltuin (Hof Den Haag 2 februari 1984, nr. 103/83).

§ 4. Openbare musea of verzamelingen (vanaf 1-1-1996)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder openbare musea of verzamelingen in de zin van de post wordt verstaan: een als regel niet-winstbeogende instelling die zich ten doel stelt goederen van zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch, numismatisch, filatelistisch, artistiek en dergelijk belang te verzamelen, te bewaren, eventueel wetenschappelijk te onderzoeken en (ten minste een deel van) deze goederen tentoon te stellen voor het publiek ter wille van doeleinden van studie, educatie en recreatie. (Zie in dit verband ook letter b van bijlage I bij de 6 e BTW-Richtlijn.)

De termen ‘musea’ en ‘verzamelingen’ hebben grotendeels dezelfde inhoud. Als regel wordt met de term ‘museum’ gedoeld op een gebouw waarin een bepaalde verzameling goederen is ondergebracht. Er zijn ook verzamelingen die niet in een gebouw zijn ondergebracht, maar toch als een museum zijn te beschouwen, zoals bijvoorbeeld een openluchtmuseum. Het begrip ‘verzameling’ wordt vooral gebruikt om collecties aan te duiden die niet in een bepaald gebouw zijn ondergebracht, zoals bijvoorbeeld een hortus botanicus en een beeldenverzameling op een bepaald terrein. Het moet gaan om een duurzaam samenhangende collectie goederen (Hoge Raad 30 juni 1999, nr. 34 621).

Beurzen en tentoonstellingen zijn niet als openbare musea of verzamelingen aan te merken, omdat bij beurzen en tentoonstellingen als zodanig niet het oogmerk bestaat een verzameling van goederen bijeen te brengen en te verzamelen, maar het verkoopbevorderende karakter voorop staat.

Het verlenen van toegang tot de permanent in het museum of tot de verzameling tentoongestelde voorwerpen valt onder de post. De door openbare musea of verzamelingen gehouden wisseltentoonstellingen zijn eveneens onder de post te rangschikken, ook indien op deze tentoonstellingen goederen uit collecties van andere musea of particuliere collecties tentoon worden gesteld.

De nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdenden leveringen van goederen zijn onder de post te rangschikken. Als nauw met het verlenen van toegang verband houdende leveringen van goederen zijn, naast de in de post genoemde catalogi, foto’s en fotokopieën, aan te merken:

  • goederen die van functioneel belang zijn voor de toegangsverlening. Te denken valt aan plattegronden van musea en aan brochures e.d. over de collectie of de verzameling (voor zover post a 30 niet van toepassing is);

  • goederen die op één lijn zijn te stellen met foto’s en fotokopieën, zoals posters en ansichtkaarten waarop voorwerpen zijn afgebeeld die behoren tot de collectie van het museum of tot de verzameling. Ansichtkaarten en posters met afbeeldingen van voorwerpen uit andere museumcollecties of verzamelingen vallen niet onder de post.

Gebruiksartikelen (goederen waarbij de algemene gebruiksfunctie voorop staat) zoals kleding (o.a. t-shirts met een afbeelding van een schilderij uit de eigen collectie van het museum, zie Hof Amsterdam 23 juni 1998, nr. 97/20 720, stropdassen e.d.), vazen, speelgoed, voedingsmiddelen, pennen, portefeuilles, videobanden, c.d.’s e.d. alsmede souvenirs zoals lepeltjes, kopjes, borden, tegeltjes e.d. vallen niet onder de post. Siervoorwerpen (sierschalen, sieraden, sierpoppen e.d.), alsmede replica’s of voorbeelden van voorwerpen die in het museum of de verzameling tentoon worden gesteld (bijvoorbeeld etsen, zeefdrukken, beeldjes, miniaturen, etnografische maskers, fossielen, mineralen e.d.) vallen evenmin onder de post.

Goedgekeurd wordt dat nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdende diensten onder de post worden gerangschikt. Te denken valt aan het ten behoeve van bezoekers van openbare musea en verzamelingen verzorgen van rondleidingen en het verhuren van koptelefoons met bijbehorende geluidscassettes.

Vriendenverenigingen en -stichtingen die ten behoeve van openbare musea en verzamelingen museumwinkels exploiteren, kunnen voor deze exploitatie geen beroep doen op de tabelpost. Voor hun overige prestaties, zoals het verzorgen van rondleidingen in openbare musea en verzamelingen, vallen de onderhavige verenigingen en stichtingen evenmin onder de post.

§ 5. Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets (vanaf 1-9-1998), alsmede lezingen (vanaf 1-1-2001)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten, waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend, d.w.z. dat voor de optredens daadwerkelijk separate toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo ziet de post niet op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) slechts een klein deel in beslag neemt van de tijd die in de discotheek of op het buitenterrein wordt doorgebracht en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht.

Het verlenen van diensten op het gebied van muziek- en toneeluitvoeringen aan organisatoren van muziek- en toneeluitvoeringen kan niet onder de post worden gerangschikt, omdat deze diensten als zodanig niet zijn aan te merken als het verlenen van toegang tot muziek- en toneeluitvoeringen. Te denken valt aan de diensten van beroepsdirigenten, beroepszangers of orkesten die zorgen voor de muzikale begeleiding van een door een operagezelschap georganiseerde opera of aan een tweede operagezelschap dat in opdracht van de organisator van de opera optreedt ter completering van de muzikale bezetting.

Muziekfestivals (een samenvoeging van verscheidene muziekuitvoeringen) kunnen in hun totaliteit worden aangemerkt als een muziekuitvoering in de zin van de post.

Dance-parties zijn evenementen waarbij sprake is van zowel optredens van discjockey’s (d.j.’s) als van optredens van live-artiesten. Deze parties zijn erop gericht via de vermenging van live-popmuziek en d.j.-optredens muziek te creeëren, die het publiek aanzet tot dansen. Dance-parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen voor zover de op die parties optredende d.j.’s en live-artiesten als professioneel uitvoerende artiesten zijn aan te merken. D.j.’s bezitten de hoedanigheid van professioneel uitvoerend artiest indien zij voldoen aan de volgende criteria:

  • van hun werk worden opnames gemaakt in een professionele studio en die opnames worden uitgebracht op plaat of c.d.;

  • over het werk van de d.j. en de artistieke kwaliteiten van de d.j. verschijnen artikelen in gerenommeerde vakbladen, die zijn geschreven door collega’s of vakgenoten.

Op de organisator van een dance-party rust de bewijslast om aan te tonen dat de aldaar optredende d.j.’s voldoen aan de hiervoor genoemde criteria.

Videojockeys (v.j.’s) brengen bij hun uitvoeringen geen muziek ten gehore en zijn als zodanig niet aan te merken als een professionele uitvoerder van een muziekvoorstelling in de zin van de post.

De reserveringskosten die de organisator/zaalhouder berekent bij de voorverkoop van toegangsbewijzen voor de onder de post vallende podiumkunsten kunnen (evenals de toegangsprijs) onder het verlaagde tarief worden ingedeeld. Ook de reserveringskosten die derden/voor-verkopers (zoals postkantoren, platenwinkels, VVV-kantoren e.d.) aan de afnemer berekenen en aan de organisator/zaalhouder verantwoorden, kunnen onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

Ter zake van de provisie die de derde/voorverkoper afzonderlijk aan de zaalhouder/organisator in rekening brengt voor de verkoop van toegangsbewijzen, geldt het algemene tarief.

Uitgaande van een voorverkoopprijs van ƒ 28 (inclusief 6% BTW) en een prijs aan de zaal van ƒ 25 (inclusief 6% BTW of ƒ 23,58 exclusief 6% BTW), doen zich in de praktijk de volgende situaties voor.

1. De derde/voorverkoper verkoopt de toegangsbewijzen namens de zaalhouder/organisator en berekent hiervoor aan de zaalhouder/organisator bemiddelingsprovisie. De derde/voor-verkoper berekent aan de bezoeker ƒ 28 en betaalt dit gehele bedrag als doorlopende post door aan de zaalhouder/organisator. De derde/voorverkoper brengt afzonderlijk ƒ 3 (inclusief BTW) provisie op de factuur in rekening aan de zaalhouder/organisator. Alsdan:

  • is de zaalhouder/organisator 6/106 van ƒ 28 aan BTW verschuldigd;

  • is de derde/voorverkoper 17,5% van ƒ 2,55 (d.i. 17,5/117,5 van ƒ 3) aan BTW verschuldigd en de zaalhouder/organisator trekt dit BTW-bedrag af.

2. De derde/voorverkoper verkoopt de toegangsbewijzen namens de zaalhouder/organisator, onder inhouding van een bemiddelingsprovisie. De derde/voorverkoper berekent aan de bezoeker ƒ 28 en betaalt hiervan ƒ 25 als doorlopende post door aan de zaalhouder/organisator. De derde/voorverkoper houdt zelf een provisie van ƒ 3. Alsdan:

  • is de zaalhouder/organisator 6/106 van ƒ 25 aan BTW verschuldigd;

  • is de derde/voorverkoper 6/106 van ƒ 3 verschuldigd.

De zaalhouder/organisator levert de toegangsbewijzen aan de derde/voorverkoper, die de toegangsbewijzen voor eigen rekening doorverkoopt. De zaalhouder/organisator brengt aan de derde/voorverkoper ƒ 23,58 (exclusief BTW) of ƒ 25 (inclusief 6% BTW) in rekening. De derde/voorverkoper berekent aan de bezoeker ƒ 28. Alsdan:

  • is de zaalhouder/organisator 6% BTW van ƒ 23,58 verschuldigd;

  • is de derde/voorverkoper 6/106 van ƒ 28 aan BTW verschuldigd en brengt de derde/voorverkoper 6% van ƒ 23,58 in aftrek.

Bij de term ‘lezingen’ moet met name worden gedacht aan literaire of wetenschappelijke lezingen. Bij literaire of wetenschappelijke lezingen gaat het om lezingen die bijdragen tot het culturele leven. Alleen de dienst, bestaande uit het verlenen van toegang tot vorenbedoelde lezingen valt onder de post.

Het bijwonen van een seminar valt niet onder de post. Weliswaar kan een lezing deel uitmaken van een seminar, maar een seminar biedt meer en heeft eerder het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. De betaling voor seminars heeft dan ook niet het karakter van ‘het verlenen van toegang’, zoals dat wel het geval is bij de overige in onderdeel d genoemde culturele activiteiten.

Overigens zijn de vanwege publiekrechtelijke lichamen, stichtingen en verenigingen op niet-winstbeogende basis gehouden voordrachten en dergelijke diensten die strekken tot bevordering van wetenschap of algemene ontwikkeling, vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de Wet juncto artikel 7 van de Uitvoeringsbeschikking. De vrijstelling heeft uitsluitend betrekking op de dienst bestaande uit het houden van voordrachten, en niet op het verlenen van toegang tot dergelijke voordrachten.

§ 6. Bioscopen (vanaf 1-1-1996)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder een bioscoop is naar spraakgebruik te verstaan: een voor het publiek tegen betaling toegankelijke inrichting waarin als hoofdactiviteit speelfilms worden vertoond, die van tevoren zijn aangekondigd en die op van tevoren vastgestelde tijden zijn te zien. De inrichting is voorzien van een permanent stoelenplan en het aantal zitplaatsen bedraagt ten minste 50.

Het tegen betaling toegang verlenen tot filmhuizen e.d. valt onder de post. Eénpersoonscabines of kleine ruimtes in sexshops, -winkels e.d. waar personen pornofilms of pornovideo’s bekijken, vormen geen bioscoop in de zin van de post.

§ 7. Sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke (vanaf 1-1-1996)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De post heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van toegang aan toeschouwers van sportwedstrijden, -demonstraties e.d. De inschrijfgelden die de deelnemers betalen om deel te kunnen nemen aan de wedstrijd, demonstratie e.d. vallen hier niet onder. In voorkomende gevallen kan voor de inschrijfgelden de vrijstelling die is opgenomen in artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van de Wet dan wel artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet juncto nummer b 21 van bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit worden toegepast.

§ 8. Attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen (vanaf 1-1-1998)

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Het tegen betaling toegang verlenen tot attractieparken valt onder de post. Onder een attractiepark is te verstaan: een afgebakend terrein of park, waarin als regel een veelheid van bezienswaardigheden of trekpleisters aanwezig is, waar(mee) het publiek zich na betaling van een toegangsprijs kan vermaken. De in het attractiepark aanwezige bezienswaardigheden of trekpleisters zijn veelal vrij toegankelijk, d.w.z. dat de bezoekers voor het bezichtigen of het gebruikmaken daarvan naast de toegangsprijs voor het attractiepark geen afzonderlijke vergoeding behoeven te betalen.

Onder de speeltuinen zijn alleen de op winstbeogende basis geëxploiteerde speeltuinen (zoals de Linnaeushof) te verstaan. De niet-winstbeogende speeltuinverenigingen zijn vrijgesteld op basis van nummer b 10 van bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit.

Het tegen betaling toegang verlenen tot siertuinen valt onder de post. Met de term ‘siertuinen’ wordt gedoeld op siertuinen die voor het publiek open worden gesteld primair om aldaar te verpozen en ideeën op te doen aangaande de inrichting en opbouw van tuinen. Het verkoopbevorderende karakter is bij siertuinen van bijkomstige aard.

Daarentegen valt het tegen betaling toegang verlenen tot zgn. modeltuinen bij tuincentra e.d., die ten doel hebben de verkoop van de producten door het tuincentrum te stimuleren, buiten de post omdat deze tuinen primair een verkoopbevorderend karakter dragen.

De in de post bedoelde ‘primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen’ dienen aan de volgende criteria te voldoen:

  • de prestatie bestaat uit het verlenen van toegang tot voorzieningen die zijn ingericht voor vermaak en dagrecreatie. Als aan de afnemer een andere prestatie wordt verleend, zoals ‘het gelegenheid geven tot ...’ of ‘het tegen betaling recht geven op’, mist de post toepassing. Te denken valt aan laserquestinrichtingen, waar aan personen de gelegenheid wordt geboden om met laserpistolen te spelen, of bowling- en tennisbanen, waarop gebowld of getennist kan worden. Een ander voorbeeld vormen beautyfarms, waar sprake is van het tegen betaling recht geven op het gebruik van bepaalde voorzieningen c.q. het ondergaan van verschillende behandelingen. Sportieve uitjes, zoals survivaltochten of -weekends en dagjes uit met een sportief karakter, vallen evenmin onder de post;

  • het recreatieve aspect staat bij de in de post bedoelde voorzieningen voorop, hetgeen inhoudt dat de andere eventueel aanwezige aspecten ondergeschikt zijn aan het recreatieve aspect. Bij het verzorgen van rondleidingen in bedrijven (zoals kaasboerderijen, bierbrouwerijen, kaarsgieterijen e.d.) en bij het verlenen van toegang tot beurzen en tentoonstellingen (bijv. de huishoudbeurs, de RAI, ruilbeurzen e.d.) staat het verkoopbevorderende aspect voorop en is het recreatieve aspect van ondergeschikt belang, zodat de post niet van toepassing is;

  • het gaat om voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen. Dit houdt in dat sprake dient te zijn van een voor vermaak en dagrecreatie ingericht terrein of gebouw en van voorzieningen waarbij niet vooraf is bepaald dat men er slechts een beperkte tijdsduur kan of mag vertoeven. Bij het tegen betaling in gebruik geven van bijvoorbeeld schaats- en skibanen en klimwanden is geen sprake van dagrecreatie, omdat bij deze voorzieningen het sportieve element overheerst en omdat vooraf de duur van het gebruik van de voorziening is bepaald. Bij het ter beschikking stellen van roerende lichamelijke zaken zoals fietsen, kano’s, karts e.d. is geen sprake van een voor vermaak en dagrecreatie ingericht terrein of gebouw. Ook bij rondvaartboten en stoomtreinen is dit het geval; voor deze attracties geldt op grond van post b 9 echter het verlaagde tarief;

  • de voorzieningen moeten primair voor doeleinden van vermaak en dagrecreatie zijn ingericht. Voorzieningen die primair een andere functie hebben, maar tevens voor vermaak/recreatie zijn te gebruiken, vallen niet onder de post. Kerken en andere monumentale gebouwen wier interieur tegen betaling is te bezichtigen en kerktorens die tegen betaling mogen worden beklommen, zijn niet als voorzieningen in de zin van de post aan te merken. Vorenbedoelde gebouwen zijn uit andere overwegingen totstandgekomen dan het bieden van vermaak of dagrecreatie en de openstelling voor publiek is bijkomstig van aard;

  • de voorzieningen moeten permanent voor vermaak en dagrecreatie zijn ingericht. Eénmalige of jaarlijks terugkerende evenementen en exposities die gedurende een beperkte tijdsduur plaatsvinden, kunnen niet onder de post worden gerangschikt. De accommodatie dient gedurende minimaal twee maanden jaarlijks aaneensluitend geopend te zijn, wil voldaan zijn aan het begrip ‘permanent’.

Grote parken en tuinen, zoals het Nationale Park de Hoge Veluwe, waarbij het aspect van dagrecreatie de boventoon voert, zijn, mits wordt voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden, aan te merken als de primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen.

Hoewel voorzieningen voor vermaak en dagrecreatie veelal een combinatie vormen van attracties (zoals de Floriade), is het ook mogelijk dat deze voorzieningen op één thema zijn gericht, zoals bijvoorbeeld Madurodam of de Keukenhof. Laatstbedoelde voorzieningen vallen eveneens onder de post. Het verlenen van toegang tot kinderboerderijen is eveneens onder de post te rangschikken. Niet alleen is een kinderboerderij aan te merken als een voorziening voor vermaak en dagrecreatie, ook ligt een kinderboerderij in het verlengde van een speeltuin voor kinderen.

Indien naast het verlenen van toegang tot voorzieningen voor vermaak en dagrecreatie een afzonderlijke vergoeding moet worden betaald voor het gebruikmaken van bepaalde attracties of het al dan niet onder begeleiding uitoefenen van bepaalde activiteiten, geldt hiervoor het algemene tarief. Te denken valt aan de verhuur van fietsen, kano’s, karts e.d. en aan het uitoefenen van sportieve activiteiten, zoals karten, motorcross en fietscross.

Post B 15

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

§ 1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

De tekst van post b 15 luidt:

‘de diensten van exploitanten van reizende inrichtingen voor vermaak op kermissen.’

§ 2. Algemeen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Onder de post vallen niet de leveringen van pinda’s, noten, popcorn, en dergelijke vanuit de in de post bedoelde reizende inrichtingen. Voor dergelijke leveringen geldt het verlaagde tarief op grond van post a 1.

4. Intrekking aanschrijvingen en ingangspunten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Met de verschijning van dit voorschrift hebben de navolgende aanschrijvingen en voorschriften hun belang verloren en worden in verband daarmee ingetrokken:

  • de Toelichting Tabel I, beschikking van 9 maart 1982, nr. 282-3199, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij beschikking van 25 februari 1991, nr. VB 91/382

  • de aanschrijving van 22 september 1981, nr. 281-492 (BTW-56), inzake toepassing van post b 13 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van door de exploitanten van dekhengsten als zodanig te verrichten prestaties

  • de aanschrijving van 15 december 1981, nr. 081-2078 (BTW-63), zoals deze laatstelijk is gewijzigd d.d. 23 december 1983, nr. 083-2317, inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van geneesmiddelen

  • de aanschrijving van 30 september 1983, nr. 283-11969 (BTW-108), inzake toepassing van post a 33 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van afdekmaterialen voor onder meer chirurgische doeleinden en verbandmiddelensets

  • de aanschrijving van 23 december 1983, nr. 083-2317 (BTW-117), inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van geneesmiddelen

  • de aanschrijving van 10 januari 1984, nr. 283-18811 (BTW-124), zoals deze laatstelijk is gewijzigd d.d. 29 november 1990, nr. VB 90/1722, inzake toepassing van post a 33 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I

  • de aanschrijving van 21 februari 1984, nr. 284-2108 (BTW-128), inzake toepassing van post a 35 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van botcement

  • de aanschrijving van 7 augustus 1984, nr. 284-7155 (BTW-141), inzake toepassing van post a 32 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van de levering van warmte

  • de aanschrijving van 14 januari 1986, nr. 285-15267 (BTW-159), inzake toepassing van post a 33 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I

  • de aanschrijving van 2 februari 1987, nr. 286-17562 (BTW-188), zoals deze laatstelijk is herdrukt d.d. 13 juli 1988, nr. VB 88/688, inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van de diensten door exploitanten van bad- en zweminrichtingen

  • de aanschrijving van 11 februari 1987, nr. 286-19253 (BTW-191), inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van kinderboeken

  • de aanschrijving van 21 april 1987, nr. 287-5336, (BTW-194), inzake toepassing van artikel 10 van de Wet op de omzetbelasting 1968

  • de aanschrijving van 11 januari 1988, nr. VB 87/1737 (BTW-217), inzake toepassing van post b 13 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van door de exploitanten van dekhengsten als zodanig te verrichten prestaties

  • de aanschrijving van 29 maart 1988, nr. VB 88/325 (BTW-224), inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van de aanleg van mestopslagplaatsen

  • de aanschrijving van 26 juli 1988, nr. 088-2267 (BTW-228), inzake toepassing verlaagd BTW-tarief op hulpmiddelen voor visueel gehandicapten

  • de aanschrijving van 23 december 1988, nr. VB 88/2150 (BTW-249), inzake wijziging Toelichting Tabel I

  • de aanschrijving van 23 december 1988, nr. 088-3958 (BTW-250) inzake wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en van de Wet op de accijns van alcoholvrije dranken (herziening tariefindeling voedings- en geneesmiddelen)

  • de aanschrijving van 29 mei 1989, nr. VB 88/1731, (BTW-263), inzake tarief van omzetbelasting met betrekking tot de levering van diverse medische hulpmiddelen

  • de aanschrijving van 1 augustus 1989, nr. VB 89/601 (BTW-272), inzake de levering van naar het verlaagde tarief belaste goederen in cadeauverpakking

  • de aanschrijving van 9 februari 1990, nr. VB 90/141 (BTW-286), inzake toepassing van post a 35 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I met betrekking tot de levering van botcement

  • de aanschrijving van 25 februari 1991, nr. VB 90/1515 (BTW/A-115) inzake teruggaaf aan tuinbouwers van in rekening gebrachte omzetbelasting wegens de levering van minerale olie en/of bulk- of flessegas

  • punt 4 van de aanschrijving van 12 maart 1991, nr. VB 91/453 (BTW-298), inzake heffing van omzetbelasting ten aanzien van diverse door notarissen berekende kosten

  • de aanschrijving van 6 juni 1991, nr. VB 91/1211 (BTW-302), inzake toepassing van post b 13, onderdeel d, van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van diensten welke worden verricht jegens eigenaren van paarden

  • de aanschrijving van 14 juni 1991, nr. VB 91/884 (BTW-303), zoals deze laatstelijk is gewijzigd d.d. 24 oktober 1991, nr. VB 91/2070, inzake toepassing van post a 7 Tabel I

  • de aanschrijving van 20 augustus 1992, nr. VB 92/1408 (BTW-326), inzak toepassing van post b 13 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel I ten aanzien van de distributie van overtollige mest

  • de aanschrijving van 26 oktober 1992, nr. VB 92/2379 (BTW-334), ten aanzien van het tarief van omzetbelasting met betrekking tot posters en folders.

In het voorschrift zijn verwerkt de in het Infobulletin opgenomen publicaties over de toepassing van Tabel I. Met de verschijning van het voorschrift hebben deze publicaties geen zelfstandige betekenis meer.

Het voorschrift kan worden aangehaald als ‘Voorschrift Tabel I’.

Dit voorschrift heeft betrekking op de wetgeving zoals die luidt met ingang van 1 januari 1993.

De

Staatssecretaris

van Financiën
namens deze:

de Directeur-Generaal der Belastingen,

Mr. J.N. van Lunteren.

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Verklaring als bedoeld in § 4 van de toelichting op post a 32.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Aangifte ter verkrijging van teruggaaf van omzetbelasting als bedoeld in § 4 van de toelichting op post a 32.

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Niet exclusieve lijst van de belangrijkste voedermiddelen

1. Granen en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

1.01

Haver

Korrels van Avena sativa L. en andere gecultiveerde haversoorten

 

1.02

Havervlokken

Product verkregen door het stomen en het pletten van gepelde haver. Het kan een kleine hoeveelheid haverdoppen bevatten

Zetmeel

1.03

Havergries

Bijproduct dat wordt verkregen bij de verwerking van geschoonde, gepelde haver tot havergrutten en meel. Het bestaat hoofdzakelijk uit haverzemelen en een geringe hoeveelheid endosperm

Ruwe celstof

1.04

Haverschillen en -zemelen

Bijproduct dat wordt verkregen bij de verwerking van geschoonde haver tot havergrutten. Het bestaat hoofdzakelijk uit haverschillen en zemelen.

Ruwe celstof

1.05

Gerst

Korrels van Hordeum vulgare L

 

1.06

Gerstepelmeel

Bijproduct dat wordt verkregen bij de verwerking van geschoonde en gepelde gerst tot gort, grutten of bloem

Ruwe celstof

1.07

Gersteiwit

Gedroogd bijproduct van de bereiding van gerstzetmeel. Het bestaat hoofdzakelijk uit bij de afscheiding van het zetmeel verkregen eiwitbestanddelen

Ruw eiwit

Zetmeel

1.08

Rijst, gebroken

Bijproduct van de bereiding van gepolijste of geglansde rijst Oryza sativa L.; bestaat hoofdzakelijk uit kleine en/of gebroken korrels

Zetmeel

1.09

Rijstevoermeel (bruin)

Bijproduct verkegen bij de eerste slijping van gepelde rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes en deeltjes van de aleuronlaag, het endosperm en de kiem

Ruwe celstof

1.10

Rijstevoermeel (wit)

Bijproduct verkegen bij de tweede slijping van gepelde rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes en deeltjes van de aleuronlaag, het endosperm en de kiem

Ruwe celstof

1.11

Calciumcarbonaat-houdend rijstevoermeel

Bijproduct verkregen bij het slijpen van rijst, dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes, deeltjes van aleuronlaag, het endosperm en de kiem, en een veranderlijke hoeveelheid calciumcarbonaat dat tijdens de bewerking is toegevoegd

Ruwe celstof

Calciumcarbonaat

1.12

Voermeel van voorgekookte rijst

Bijproduct verkregen bij het slijpen van voorgekookte rijst dat in hoofdzaak bestaat uit zilverhuidjes, deeltjes van aleuronlaag, het endosperm en de kiem en een veranderlijke hoeveelheid calciumcarbonaat dat tijdens de bewerking is toegevoegd

Ruwe celstof

Calciumcarbonaat

1.13

Gemalen voerderrijst

Product verkregen door het malen van voerderrijst die bestaat uit hetzij groene onrijpe dan wel krijtachtige korrels die door zeven bij de bereiding van gepelde rijst zijn verkregen, hetzij normaal gevormde gepelde, gevlekte of gele rijstkorrels

Zetmeel

1.14

Rijstkiemschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de kiemen van rijst, waaraan nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

1.15

Rijstkiemschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de kiemen van rijst, waaraan nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

1.16

Rijstzetmeel

Technisch zuiver uit rijst verkregen zetmeel

Zetmeel

1.17

Millet (gierst)

Graankorrels van Panicum millaceum L..

 

1.18

Rogge

Graankorrels van Secale cereale L.

 

1.19

Roggevoerbloem1

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van het endosperm, en ook fijne schildelen en een geringe hoeveelheid andere bestanddelen van de korrel bevat

Zetmeel

1.20

Roggegries

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van de schil, voor het overige uit bestanddelen van de korrel, die niet zo vergaand van de endosperm ontdaan zijn als bij de roggezemelgrint

Ruwe celstof

1.21

Roggezemelgrint

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde rogge, dat overwegend bestaat uit deeltjes van de schil en uit korreldeeltjes waaruit het endosperm grotendeels is verwijderd

Ruwe celstof

1.22

Sorghum

Graankorrels van Sorghum bicolor (L.) Moench s.l.

 

1.23

Tarwe

Graankorrels van Triticum aestivum L., Triticum durum Dosf. en andere gecultiveerde tarwesoorten

 

1.24

Tarwevoerbloem2

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit deeltjes van het endosperm en voorts uit fijne schildelen en enkele andere delen van de korrel

Zetmeel

1.25

Tarwegries

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit delen van de schil en voorts uit korreldeeltjes waaruit minder endosperm is verwijderd dan bij tarwezemelgrint

Ruwe celstof

1.26

Tarwezemelgrint3

Bijproduct van de bereiding van bloem uit geschoonde tarwekorrels of ontdopte spelt, dat overwegend bestaat uit delen van de schil en uit korreldeeltjes waaruit het endosperm grotendeels is verwijderd

Ruwe celstof

1.27

Tarwekiemen

Bijproduct van de bereiding van bloem, dat overwegend bestaat uit al dan niet geplette tarwekiemen, waaraan eventueel nog delen van het endosperm en van de schil hechten

Ruw eiwit

Ruw vet

1.28

Tarwegluten

Gedroogd bijproduct van de bereiding van tarwezetmeel, dat overwegend bestaat uit glutenbestanddelen die verkregen worden bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

1.29

Tarweglutenvoer

Bijproduct van de bereiding van tarwezetmeel en tarwegluten. Het bestaat uit zemelen waarvan de kiem al dan niet gedeeltelijk verwijderd is, en gluten, waaraan zeer geringe hoeveelheden na het zeven overblijvende breukkorrels en zeer geringe hoeveelheden residuen van de zetmeelhydrolyse toegevoegd mogen zijn

Ruw eiwit

Zetmeel

1.30

Tarwezetmeel

Technisch zuiver, uit tarwe verkregen zetmeel

Zetmeel

1.31

Tarwezetmeel, voorverstijfseld

Tarwezetmeel dat door een hittebehandeling sterk voorverstijfseld is

Zetmeel

1.32

Spelt

Korrels van spelt Triticum spelta L., Triticum dioccum Schrank, Triticum monococcum

 

1.33

Triticale

Graankorrels van de Triticum X Secale hybride

 

1.34

Maïs

Korrels van Zea Mays L.

 

1.35

Maïsgries4

Bijproduct van de bereiding van bloem of griesmeel uit maïs, dat hoofdzakelijk bestaat uit delen van de schil en uit korreldeeltjes waaruit minder endosperm is verwijderd dan bij maïszemelgrint

Ruwe celstof

1.36

Maïszemelgrint

Bijproduct van de bereiding van bloem of griesmeel uit maïs, dat hoofdzakelijk bestaat uit delen van de schil en uit een geringe hoeveelheid maïskiemdeeltjes en aanhechtende deeltjes van het endosperm

Ruwe celstof

1.37

Maïskiemschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit door droge of natte verwerking verkregen maïskiemen, en waaraan eventueel nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

Ruw vet

1.38

Maïskiemschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit door droge of natte verwerking verkregen maïskiemen, en waaraan eventueel nog delen van het endosperm en de zaadhuid hechten

Ruw eiwit

1.39

Maïsglutenvoer5

Bijproduct van de bereiding van maïszetmeel door middel van de natte methode. Het bestaat uit zemelen en gluten, waaraan na het zeven van de maïs overblijvende residuen, tot ten hoogste 15 gewichtsprocent, en/of residuen van het zwelwater van maïs dat is gebruikt bij de vervaardiging van alcohol of andere zetmeelderivaten, zijn toegevoegd. Het product mag bovendien residuen bevatten van de extractie van olie uit maïskiemen door middel van de natte methode.

Ruw eiwit

Zetmeel

Ruw vet, wanneer > 4,5%

1.40

Maïsgluten

Gedroogd bijproduct van de bereiding van maïszetmeel, dat in hoofdzaak bestaat uit gluten verkregen bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

1.41

Maïszetmeel

Technisch zuiver, uit maïs verkregen zetmeel

Zetmeel

1.42

Maïszetmeel, voorverstijfseld6

Maïszetmeel dat door een hittebehandeling is voorverstijfseld

Zetmeel

1.43

Moutkiemen

Bijproduct van de mouterij, dat voornamelijk bestaat uit de gedroogde kiemwortels van gekiemde granen

Ruw eiwit

1.44

Gedroogde bierbostel

Bijproduct van de brouwerij, verkregen door het drogen van de residuen van gemoute en ongemoute granen en andere zetmeelhoudende producten

Ruw eiwit

1.45

Gedroogde spoeling7

Bijproduct van de alcoholdistilleerderij, verkregen door het drogen van de vaste residuen van gegiste granen

Ruw eiwit

1.46

Donkere gedroogde spoeling8

Bijproduct van de distilleerderij, verkregen door drogen van de vaste residuen van gegiste granen, waaraan een deel van de spoelingsiroop of de geëvaporeerde draf is toegevoegd

Ruw eiwit

 

1 Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40% mogen ‘rijk aan zetmeel’ worden genoemd.

2 Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40% mogen ‘rijk aan zetmeel’ worden genoemd.

3 Wanneer dit ingrediënt fijner is gemalen, mag aan de naam het woord ‘fijn’ worden toegevoegd of mag de naam door een overeenkomstige benaming worden vervangen.

4 Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40% mogen ‘rijk aan zetmeel’ worden genoemd.

5 Deze benaming mag worden vervangen door ‘maïsgluten feed’.

6 Deze benaming mag worden vervangen door ‘maïszetmeel geëxtrudeerd’.

7 De graansoort mag bij de benaming worden vermeld.

8 Wordt soms ook vermeld als ‘distillers, dried grains and solubles’.

2. Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

2.01

Grondnotenschilfers van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de gedeeltelijk ontdopte vruchten van de grondnoot Arachis hypogaea L. en andere Arachissoorten (maximumgehalte aan ruwe celstof: 16% in de droge stof

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.02

Grondnotenschroot van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de gedeeltelijk ontdopte vruchten van de grondnoot (maximumgehalte aan ruwe celstof: 16% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.03

Grondnotenschilfers van ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de ontdopte vruchten van de grondnoot

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.04

Grondnotenschroot van ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de ontdopte vruchten van de grondnoot

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.05

Kool- en raapzaad1

Zaden van koolzaad Brassica napus L. ssp. oleifera (Metzg.) Sinsk., van Indische sarson Brassica napus L. var. glauca (Roxb.) O.E. Schulz en van raapzaad Brassica campestris L. ssp. oleifera (Metzg.) Sinsk. (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

 

2.06

Kool- en raapzaad-schilfers1

Bijproduct van de winning van olie door persing van kool- en raapzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.07

Kool- en raapzaad-schroot1

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit kool- en raapzaad (botanische zuiverheidsgraad minimaal 94%)

Ruw eiwit

2.08

Kool- en raapzaad-schillen

Bijproduct verkregen bij het schillen van kool- en raapzaad

Ruwe celstof

2.09

Saffloerzaadschroot, gedeeltelijk ontdopt

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit gedeeltelijk ontdopt saffloerzaad Carthamus tinctorius L.

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.10

Kokosschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit het gedroogde, door de zaadhuid bedekte endosperm van het zaad van de kokospalm Cocos nucifera L.

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.11

Kokosschroot

Bijproduct van de winning olie door extractie uit het gedroogde door de zaaduid bedekte endosperm van het zaad van de kokospalm

Ruw eitwit

2.12

Palmpitschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de zoveel mogelijk van de steenschaal ontdane zaden van van de volgende soorten oliepalm: Elaeis guineensis Jacq., Corozo oleifera (H.B.K.) - L.H. Balley (Elaeis melanoccocca auct.)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.13

Palmpitschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit de zoveel mogelijk van de steenschaal ontdane zaden van de oliepalm

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.14

Sojabonen, getoast

Sojabonen Glycine max. (L.) Merr., die een passende hittebehandeling hebben ondergaan (ureasewerkzaamheid: maximaal 0,4 mg N/g x min.)

 

2.15

Sojaschroot, getoast

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit sojabonen die een adequate hittebehandeling hebben ondergaan (ureasewerkzaamheid: maximaal 0,4 mg

N/g x min.)

Ruw eiwit

Ruwe celstof,

wanneer > 8%

2.16

Sojaschroot, geschild, getoast

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit geschilde sojabonen die een passende hittebehandeling hebben ondergaan (maximumgehalte van ruwe celstof: 8% in de droge stof) (ureasewerkzaamheid: maximaal 0,5 mg N/g x min.)

Ruw eiwit

2.17

Soja-eiwitconcentraat

Product dat wordt verkregen uit geschilde sojabonen waaruit het vet is geëxtraheerd en dat verder is geëxtraheerd om het gehalte aan andere oplosbare bestanddelen dan eiwitten te verlagen

Ruw eiwit

2.18

Plantaardige olie2

Olie uit gewassen

Vochtgehalte,

wanneer > 1%

2.19

Soja(bonen)schillen

Bijproduct verkregen bij het schillen van sojabonen

Ruwe celstof

2.20

Katoenzaad

Zaden van de katoenplant Gossypium spp, die van zaadpluis zijn ontdaan

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.21

Katoenzaadschroot van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie uit de van zaadpluis ontdane en gedeeltelijk ontdopte zaden van de katoenplant (maximumgehalte aan ruwe celstof: 22,5% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.22

Katoenzaadschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit de van zaadpluis ontdane zaden van de katoenplant

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.23

Nigerzaadschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit nigerzaad Guizotia abyssinica (L.f.) Cass.

(in HCI onoplosbare as: max. 3,4%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.24

Zonnebloemzaad

Zaad van de zonnebloem Helianthus annuus L.

 

2.25

Zonnebloemzaad-schroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit zaad van zonnebloem

Ruw eiwit

2.26

Zonnebloemzaad-schroot van gedeeltelijk ontdopt zaad

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit gedeeltelijk ontdopt zaad van zonnebloemen

(maximumgehalte aan ruwe celstof: 27,5% in de droge stof)

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.27

Lijnzaad

Zaad van lijnzaad Linum usitatissimum L.

(botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

 

2.28

Lijnzaadschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit lijnzaad

(botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.29

Lijnzaadschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie uit lijnzaad

(botanische zuiverheidsgraad minimaal 93%)

Ruw eiwit

2.30

Olijfschroot

Bijproduct van de winning van olie door extractie van uitgeperste olijven Olea europaea L., waaruit delen van de pit zoveel mogelijk zijn verwijderd

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.31

Sesamschilfers

Bijproduct van de winning van olie door persing uit sesamzaad Sesamum Indicum L,

(in HCI onoplosbare as: max. 5%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe celstof

2.32

Cacaoschroot van gedeeltelijk ontdopte bonen

Bijproduct van de winning van olie, verkregen door extractie uit gedroogde en geroosterde gedeeltelijk ontdopte cacaobonen Theobroma cacao L.

Ruw eiwit

Ruwe celstof

2.33

Cacaodoppen

Zaadhuiden van de gedroogde en geroosterde cacaobonen Theobroma cacao L

Ruwe celstof

1 In voorkomend geval mag de benaming vergezeld gaan van de vermelding ‘met een laag glusinolaatgehalte’ (zoals gedefinieerd in de communautaire wetgeving)

2 Bij de benaming moet ook de plantensoort worden vermeld.

3. Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

3.01

Sissererwten

Zaden van Cicer arietinum L.

 

3.02

Guarschroot

Bijproduct verkregen na extractie van het bindmiddel uit de zaden van Cyamopsis tetragonoloba (L.) Taub.

Ruw eiwit

3.03

Linzenwikke

Zaden van Ervum ervilla L.

 

3.04

Zaailathyrus1

Zaden Lathyrus sativus L. die een gepaste hittebehandeling hebben ondergaan

 

3.05

Linzen

Zaden van Lens culinarus a.o. Modik

 

3.06

Niet-bittere lupinen

Zaden van Lupinus spp. met een laag bitterstofgehalte

 

3.07

Bonen, getoast

Zaden van Phaseolus of Vigna spp. die een gepaste hittebehandeling hebben ondergaan om de giftige licitinen te vernietigen

 

3.08

Erwten

Zaden van de Pisum spp.

 

3.09

Erwtenslijpmeel

Bijproduct van de bereiding van erwtenbloem dat overwegend bestaat uit deeltjes van de zaadlob en in mindere mate uit de schillen van erwten

Ruw eiwit

Ruwe celstof

3.10

Erwtenzemelen

Bijproduct van de bereiding van erwtenbloem dat overwegend bestaat uit de schillen die afgescheiden worden bij het schillen en schonen van de erwten

Ruwe celstof

3.11

Paardebonen

Zaden van Vicia faba L. ssp. faba var. equina Pers. en var. minuta (Alef.) Mansf.

 

3.12

Vicia articulata

Zaden van Vicia monanthos Dosf.

 

3.13

Wikken

Zaden van Vicia sativa L. var. sativa en andere variëteiten

 

1 Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de hittebehandeling.

4. Knollen en wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

4.01

(Suiker)bieten-pulp

Bijproduct van de suikerbereiding, dat bestaat uit de na extractie overgebleven gedroogde delen van suikerbieten Beta vulgaris L. ssp. vulgaris var. altissima Doell

(maximumgehalge aan in HCI onoplosbare as: 4,5% van de droge stof)

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

Totaal suikers (sacharose)

wanneer > 10,5%

4.02

(Suiker)bieten-melasse

Bijproduct, bestaande uit het stroopachtige residu dat wordt verkregen bij de bereiding of het raffineren van bietsuiker

Totaal suikers (sacharose)

Vochtgehalte,

wanneer > 28%

4.03

(Suiker)bieten-pulp (gemelasseerd)

Bijproduct van de bereiding van suiker, bestaande uit gedroogde suikerbietenpulp, waaraan melasse is toegevoegd

(maximumgehalte aan in HCI onoplosbare as: 4,5% in de droge stof)

Totaal suikers (sacharose)

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% in de droge stof

4.04

(Suiker)biet-vinasse

Bijproduct verkregen na de fermentatie van bietmelasse bij de productie van alcohol, gist, citroenzuur of andere organische stoffen

Ruw eiwit

Vochtgehalte wanneer > 35%

4.05

(Biet)suiker1

Uit suikerbieten gewonnen suiker

Sacharose

4.06

Bataten (zoete aardappelen)

Knollen van Ipomoea batatas (L.) Poir, ongeacht hun aanbiedingsvorm

Zetmeel

4.07

Maniok2

Wortelknollen van Manihot esculenta Crantz, ongeacht hun aanbiedingsvorm (maximumgehalte aan in HCI onoplosbare as: 4,5% (in de droge stof)

Zetmeel

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

4.08

Maniokzetmeel3, voorverstijfd

Uit maniokwortels verkregen zetmeel dat door een gepaste hittebehandeling vergaand is verstijfseld

Zetmeel

4.09

Aardappelvezels

Bijproduct van de bereiding van aardappelzetmeel Solanum tuberosum L.

 

4.10

Aardappelzetmeel

Technisch zuiver, uit aardappelen verkregen zetmeel

Zetmeel

4.11

Aardappeleiwit

Gedroogd bijproduct van de bereiding van aardappelzetmeel, dat hoofdzakelijk bestaat uit eiwitbestanddelen die verkregen worden bij het afscheiden van het zetmeel

Ruw eiwit

4.12

Aardappelvlokken

Product verkregen door het drogen op walsen van gewassen, al dan niet geschilde en gestoomde aardappelen

Zetmeel

Ruwe celstof

4.13

Ingedikt aardappelsap

Residu van de aardappelbereiding waaraan een deel van de eiwitten en van het water onttrokken zijn

Ruw eiwit

Ruwe as

4.14

Voorverstijfseld aardappelzetmeel

Sterk voorverstijfseld aardappelzetmeelproduct

Zetmeel

1 Deze benaming mag worden vervangen door ‘sacharose’.

2 Deze benaming mag worden vervangen door ‘tapioca’.

3 Deze benaming mag worden vervangen door ‘tapiocazetmeel’.

5. Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

5.01

Johannesbroodmeel

Product verkregen door het malen van gedroogde, van de zaden ontdane vruchten (peulen) van de Johannesbroodboom Ceratonia siliqua L.

Ruwe celstof

5.02

Citruspulp

Bijproduct dat overblijft na het persen van citrusvruchten Citrus ssp. bij de bereiding van citrussap

Ruwe celstof

5.03

Vruchtenpulp1

Bijproduct dat overblijft na het persen van pit- of steenvruchten bij de bereiding van vruchtensap

Ruwe celstof

5.04

Tomatenpulp

Bijproduct dat overblijft na het persen van tomaten Solanum lycopersicum Karst. bij de bereiding van tomatensap

Ruwe celstof

5.05

Druivenpitten-schroot

Bijproduct verkregen bij het extraheren van de olie uit de druivenpitten

Ruwe celstof,

wanneer > 45%

5.06

Druivenpulp

Na het extraheren van de alcohol snel gedroogde draf van druiven, die zoveel mogelijk van steeltjes en pitten ontdaan is

Ruwe celstof,

wanneer > 25%

5.07

Druivenpitten

Uit druivendraf geëxtraheerde, niet ontoliede pitten

Ruw vet

Ruwe celstof,

wanneer > 45%

1 De vruchtensoort mag bij de benaming worden vermeld.

6. Voedergewassen en ruwvoedergewassen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

6.01

Luzernemeel1

Product verkregen door het drogen en malen van jonge luzerne Medicago sativa L. en Medicago varia Martyn

Het mag echter maximaal 20% jonge klaver of andere voedergewassen bevatten, die gelijktijdig met de luzerne gedroogd en gemalen zijn

Ruw eiwit

Ruwe celstof

In HCI onoplosbare as,

wanneer > 3,5% van de droge stof

6.02

Luzernepulp

Gedroogd bijproduct verkregen door het persen van sap uit luzerne

Ruw eiwit

6.03

Luzerne-eiwit-concentraat

Product verkregen door kunstmatig drogen van fracties van geperst luzernesap, dat is gecentrifugeerd en dat een hittebehandeling heeft ondergaan om de eiwitten neer te slaan

Caroteen

Ruw eiwit

6.04

Klavermeel1

Product verkregen door het drogen en malen van jonge klaver Trifolium spp. Het mag echter van de droge stof maximaal 20% jonge luzerne of andere voerder-gewassen bevatten, die gelijktijdig met de klaver gedroogd en gemalen zijn

Ruw eiwit

Ruwe celstof

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

6.05

Grasmeel1, 2

Product verkregen door het drogen en malen van jong weidegras

Ruw eiwit

Ruwe celstof

In HCI onoplosbare as, wanneer > 3,5% van de droge stof

6.06

Stro3

Stro van granen

 

6.07

Behandeld stro4

Product verkregen door een passende behandeling van stro

Natrium, indien behandeld met NaOH

1 De term ‘meel’ mag worden vervangen door ‘pellets’. Bij de benaming mag ook de droogmethode worden vermeld.

2 Het voedergewas mag bij de benaming worden vermeld.

3 De graansoort moet bij de benaming worden genoemd.

4 Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de toegepaste chemische behandeling.

7. Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

7.01

(Suiker)rietmelasse

Bijproduct bestaande uit het stroopachtige residu van het bereiden of raffineren van suiker uit suikerriet Saccharum officinarum L.

Totaal suiker (Sacharose)

Vochtgehalte, wanneer > 30%

7.02

(Suiker)rietvinasse

Bijproduct verkregen na fermentatie van suikerriet-melasse bij de bereiding van alcohol, gist, citroenzuur of andere organische stoffen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 35%

7.03

(Riet)suiker1

Uit suikerriet gewonnen suiker

Sacharose

7.04

Zeewier, gedroogd

Product verkregen door het drogen en malen van zeewier, vooral bruinwieren. Het product kan zijn gewassen om het jodiumgehalte te verlagen

Ruwe as

1 Deze benaming mag worden vervangen door ‘sacharose’.

8. Melkproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

8.01

Magere melkpoeder

Product verkregen door het onttrekken van vocht aan ontvette melk

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 5%

8.02

Karnemelk-poeder

Product verkregen door het onttrekken van vocht aan de vloeistof die overblijft na het karnen van boter

Ruw eiwit

Ruw vet

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 6%

8.03

Weipoeder

Product verkregen door het drogen van de vloeistof die overblijft na de bereiding van kaas, kwark of caseïne, of na een ander soortgelijk proces

Ruw eiwit

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.04

Weipoeder, melksuikerarm

Product verkregen door het drogen van wei waaraan een deel van de melksuiker is onttrokken

Ruw eiwit

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.05

Gedroogd melkeiwit1

Product verkregen door het drogen van uit wei of melk langs chemische of fysische weg afgescheiden eiwitverbindingen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 8%

8.06

Caseïnepoeder

Product verkregen uit magere melk of karnemelk door het drogen caseïne, die door middel van zuren of stremsel is neergeslagen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 10%

8.07

Lactosepoeder

Door middel van zuiveren en drogen aan melk of wei onttrokken suiker

Lactose

Vochtgehalte, wanneer > 5%

1 Deze benaming mag worden vervangen door ‘gedroogde melkalbumine’

9. Producten van landdieren

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

9.01

Diermeel1

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van warmbloedige landdieren of delen daarvan, al dan niet gedeeltelijk ontvet door middel van extractie of langs fysische weg. Het product moet nagenoeg vrij zijn van hoeven en hoorn, borstels, haren en veren, almede van maag- en darminhoud

(minimumgehalte aan ruw eiwit 50% in de droge stof) (totaal fosforgehalte: max. 8%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.02

Vleesbeendermeel1

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van warmbloedige landdieren of delen daarvan, al dan niet gedeeltelijk ontvet door middel van extractie of langs fysische weg. Het product moet vrij zijn van hoorn en hoeven, borstels, haren en veren. alsmede van maag- en darminhoud

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.03

Beendermeel

Product verkregen door het drogen, verhitten en fijnmalen van – door middel van extractie of langs fysische weg – vergaand ontvette beenderen van warmbloedige landdieren. Het product moet vrij zijn van hoorn en hoeven, borstels, haren en veren. alsmede van maag- en darminhoud

Ruw eiwit

Ruwe as

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.04

Vetkanen

Product dat overblijft na de winning van talg, reuzel en andere, door middel van extractie of langs fysische weg verkregen vetten van dierlijke oorsprong

Ruw eiwit

Ruw vet

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.05

Pluimveemeel1

Product verkregen door het verhitten, drogen en malen van bijproducten van geslacht pluimvee. Het product moet nagenoeg vrij zijn van veren

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as

In HCI onoplosbare as,

wanneer > 3,3%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.06

Verenmeel, gehydrolyseerd

Product verkregen door hydrolyseren, drogen en malen van veren van pluimvee

Ruw eiwit

In HCI onoplosbare as,

wanneer > 3,4%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.07

Bloedmeel

Product verkregen door het drogen van bloed van geslachte warmbloedige dieren. Het product moet nagenoeg vrij zijn van vreemde bestanddelen

Ruw eiwit

Vochtgehalte, wanneer > 8%

9.08

Dierlijk vet2

Product dat bestaat uit vet van warmbloedige landdieren

Vochtgehalte, wanneer > 1%

1 Producten met een vetgehalte van meer dan 13% in de droge stof moeten ‘vetrijk’ worden genoemd.

2 Daarnaast mag ook de soort dierlijk vet worden vermeld naargelang van de oorsprong of de wijze waarop het verkregen is (talg, reuzel, beendervet, enz.).

10. Vis en andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en bijproducten

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

10.01

Vismeel1

Product verkregen door de bewerking van vissen of delen van vissen, waaraan een deel van de olie kan zijn onttrokken, maar waaraan het visperssap weer kan zijn toegevoegd

(in HCI onoplosbare as: max. 2,2%)

Ruw eiwit

Ruw vet

Ruwe as, wanneer > 20%

Vochtgehalte, wanneer > 8%

10.02

Visperssap, ingedikt

Bij de vervaardiging van vismeel verkregen product dat door drogen of verzuren afgescheiden en gestabiliseerd is

Ruw eiwit

Ruw vet

Vochtgehalte, wanneer > 5%

10.03

Visolie

Uit vis of delen van vis verkregen olie

Vochtgehalte, wanneer > 1%

10.04

Visolie, geraffineerd, gehard

Uit vis of delen van vis verkregen olie die is geraffineerd en gehydrogeerd

Joodgetal

Vochtgehalte, wanneer > 1%

1 Producten met een ruw eiwitgehalte van meer dan 75% in de droge stof mogen ‘eiwitrijk’ genoemd worden.

11. Mineralen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

11.01

Koolzure voederkalk

(calciumcarbonaat)1

Product verkregen door het malen van stoffen die calciumcarbonaat opleveren, bijvoorbeeld kalksteen, krijt, schelpen van mosselen of oesters, of door precipitatie uit een zuuroplossing

Calcium

In HCI onoplosbare as,

wanneer > 5%

11.02

Koolzure magnesiavoerderkalk (calcium-magnesium-carbonaat)

Natuurlijk mengsel van calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat

Calcium

Magnesium

11.03

Koolzure algenkalk

In de natuur voorkomend, uit kalkalgen ontstaan product, gemalen of gekorreld

Calcium

In HCI onoplosbare as,

wanneer > 5%

11.04

Magnesiumoxide

Technisch zuiver magnesiumoxide (MgO)

Magnesium

11.05

Magnesiumsulfaat

Technisch zuiver magnesiumsulfaat (MgSO4.7H2O)

Magnesium

Zwavel

11.06

Dicalcium-fosfaat2

Geprecipiteerd calciummonowaterstoffosfaat uit beenderen of anorganisch materiaal (CaHPO4.XH2O)

Calcium

Totaal fosfor

11.07

Mono-dicalcium-fosfaat

Langs chemische weg verkregen product dat is samengesteld uit gelijke delen dicalciumfosfaat en monocalciumfosfaat CaHPO4.-Ca(H2PO4)2.H2O

Totaal fosfor

Calcium

11.08

Natuurlijk voerder-fosfaat, gedefluoreerd

Product verkregen door het malen van in de natuur voorkomende fosfaten die zijn gezuiverd en op gepaste wijze gedefluoreerd

Totaal fosfor

Calcium

11.09

Beendermeel, ontlijmd

Ontvette, ontlijmde, gesteriliseerde, gemalen beenderen

Totaal fosfor

Calcium

11.10

Monocalcium-fosfaat

Technishc zuiver calcium-bis (diwaterstoffosfaat)

(Ca(H2PO4)2.XH2O)

Totaal fosfor

Calcium

11.11

Calcium-magnesiumfosfaat

Technisch zuiver calcium-magnesiumfosfaat

Calcium

Magnesium

Totaal fosfor

11.12

Monoammonium-fosfaat

Technisch zuiver monoammoniumfosfaat

(NH4H2PO4)

Totaal stikstof

Totaal fosfor

11.13

Natriumchloride1

Technisch zuiver natriumchloride of product verkregen door het malen van natuurlijke natriumchloridebronnen, bijvoorbeeld steenzout en zeezout

Natrium

11.14

Magnesium-propionaat

Technisch zuiver magnesiumpropionaat

Magnesium

11.15

Magnesiumfosfaat

Technisch zuiver dimagesiumfosfaat

(MgHPO4.xH2)

Totaal fosfor

Magnesium

11.16

Natriumcalcium-magnesiumfosfaat

Product dat bestaat uit natriumcalciummagnesium-fosfaat

Totaal fosfor

Magnesium

Calcium

Natrium

11.17

Monoatriumfosfaat

Technisch zuiver mononatriumfosfaat

(MaH2PO.H2O)

Totaal fosfor

Natrium

11.18

Natrium-bicarbonaat

Technisch zuiver natriumbicarbonaat

(NaHCO3)

Natrium

1 De aard van de herkomst mag bij of in plaats van de benaming worden vermeld.

2 De bereidingswijze mag in de benaming worden aangegeven.

12. Diversen

[Regeling vervallen per 14-02-2009 met terugwerkende kracht tot en met 09-02-2009]

Nr.

Benaming

Omschrijving

Verplichte vermeldingen

1

2

3

4

12.01

Bakkerij- en deeg-warenproducten en bijproducten

Product of bijproduct verkegen bij de bereiding van brood, met inbegrip van fijn bakkerswerk, biscuits en deegwaren

Zetmeel

Totaal suikers

(sacharose)

12.02

Producten en bijproducten van de zoetwarenindustrie

Product of bijproduct verkregen bij de bereiding van suikerwerk, inclusief chocolade

Totaal suikers

(sacharose)

12.03

Producten en bijproducten van de banketbakkerij en consumptieijs-bereiding1

Bij de vervaardiging van gebak, taarten of consumptieijs verkregen product of bijproduct

Zetmeel

Totaal suikers

(sacharose)

Ruw vet

12.04

Vetzuren

Bijproduct verkregen bij het ontzuren, door middel van loog of door distillatie, van oliën en vetten van onbepaalde plantaardige of dierlijke oorsprong

Ruw vet

Vochtgehalte, wanneer > 1%

12.05

Vetzuurzouten2

Product verkregen door vetzuren in zout om te zetten met calcium-, natrium- of kaliumhydroxide

Ruw vet

Ca (of Na of K, naar gelang van het geval)

1 De benaming moet gewijzigd of aangevuld worden met de vermelding van het levensmiddelenbereidingsprocédé waarmee het voedermiddel verkregen is.

2 In de benaming mag het desbetreffende zout worden aangegeven.

Naar boven