Wijzigingswet Wet op de omzetbelasting 1968 (afschaffing van de fiscale grenzen)

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-1993 t/m heden

Wet van 24 december 1992, tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wetgeving inzake omzetbelasting dient te worden aangepast aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG (nr. 91/680/EEG, PbEG L 376);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 1 Tot 1 januari 1994 kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere, zonodig van de Wet op de omzetbelasting 1968 afwijkende regels worden gesteld.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing voor zover de in die bepaling bedoelde regels:

    • a. noodzakelijk zijn ter uitvoering van door de Raad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde richtlijnen of verordeningen die strekken tot aanvulling of vereenvoudiging van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging, met het oog op de afschaffing van de fiscale grenzen, van Richtlijn 77/388/EEG (nr. 91/680/EEG, PbEG L 376);

    • b. strekken tot wijziging of aanvulling van bepalingen die zijn gebaseerd op communautaire regelgeving in verband met de afschaffing van de fiscale grenzen.

  • 3 Na het tot stand komen van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden waarbij de in het eerste lid bedoelde regels worden opgenomen in de Wet op de omzetbelasting 1968.

  • 4 Indien naar het oordeel van Onze Minister van Financiën het spoedeisende karakter van de in het eerste lid bedoelde regels zulks rechtvaardigen kunnen deze regels, in afwijking van het eerste lid, worden gesteld bij ministeriële regeling. Alsdan is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Het Oude Loo, 24 december 1992

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de dertigste december 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven