Besluit vergunningaanvraag Wet op het consumentenkrediet

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2005

Besluit van 18 oktober 1991, houdende regels ter uitvoering van artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op het consumentenkrediet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 mei 1991, nr. 91046395 WJA/W, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet op het consumentenkrediet (Stb. 1990, 395);

Gehoord de Adviescommissie consumentenkrediet;

De Raad van State gehoord (advies van 1 oktober 1991, nr. W10.91.0274);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 oktober 1991, nr. 91087616 WJA/W, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op het consumentenkrediet (Stb. 1990, 395);

  • b. vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c. onderneming: de onderneming, waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij de aanvraag om een vergunning moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a. de naam en het adres van de aanvrager;

    • b. de rechtsvorm, de handelsnaam, en het adres van de onderneming alsmede de naam en het adres van de bedrijfsleiders en de beheerders, tenzij artikel 4, tweede lid, van toepassing is;

    • c. een opgave van het eigen vermogen dat binnen de onderneming beschikbaar is ten behoeve van het deelnemen aan krediettransacties;

    • d. de criteria die de aanvrager voornemens is ten grondslag te leggen aan het al dan niet inwilligen van kredietaanvragen;

    • e. gegevens die inzicht geven in het beleid dat de aanvrager voornemens is te voeren ten aanzien van kredietnemers die nalatig zijn in de nakoming van hun verplichting tot betaling ingevolge de krediettransactie.

  • 2 Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon, moeten daarbij voorts de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a. de naam en het adres van iedere bestuurder van die rechtspersoon, tenzij artikel 4, tweede lid, van toepassing is;

    • b. indien een vergunning wordt aangevraagd met het oog op toepassing van artikel 12 van de wet:

      • 1°. een opgave van de bij de rechtspersoon aangesloten instellingen waarvoor de vergunning mede dient te gelden;

      • 2°. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon beschikt over voldoende mogelijkheden tot deskundige ondersteuning van de aangesloten instellingen;

      • 3°. gegevens waaruit blijkt dat de rechtspersoon gemachtigd is de aangesloten instellingen bij de aanvraag en ook overigens voor de toepassing van hoofdstuk II van de wet te vertegenwoordigen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij de aanvraag moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

    • a. een ontwerp van het beschikbaar te stellen prospectus, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet;

    • b. een ontwerp van de akte, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet, alsmede van de schriftelijke bevestiging, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet;

    • c. indien de aanvrager voornemens is gebruik te maken van de diensten van een of meer kredietbemiddelaars: een ontwerp van de provisie-overeenkomst, bedoeld in het Besluit provisie kredietbemiddeling (Stb. 1991, 548).

  • 2 Indien de onderneming is ingeschreven in het handelsregister, moet bij de aanvraag voorts een uittreksel van het ter zake van de onderneming in het handelsregister ingeschrevene worden overgelegd.

  • 3 Indien de aanvraag wordt gedaan door een rechtspersoon, moeten daarbij voorts de statuten van die rechtspersoon worden overgelegd.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Bij de indiening van de aanvraag is een vergoeding verschuldigd van € 249,58.

  • 2 Het in het eerste lid genoemde bedrag kan, in verband met geldontwaarding, door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, worden gewijzigd. Een aldus bij ministeriële regeling vastgesteld bedrag treedt in de plaats van het in het eerste lid genoemde bedrag.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit vergunningaanvraag Wet op het consumentenkrediet.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 18 oktober 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Y. C. M. T. van Rooy

Uitgegeven de veertiende november 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven