Besluit van 25 april 1991, houdende wijziging van het Cosmeticabesluit (Warenwet)
1979 (Stb. 258)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
24 juli 1990, VVP/P/U-688403 mede namens Onze Minister van Economische Zaken;
Overwegende dat regelen moeten worden gesteld ter uitvoering van de Richtlijn van
de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 (88/667/EEG) (Pb. EG L 382) houdende vierde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten inzake
cosmetische producten;
Gelet op de artikelen 14 en 14 a van de Warenwet (Stb. 1935, 793) zoals deze artikelen luidden vóór 1 augustus 1988, en artikel II van de
Wet van 21 april 1988, tot wijziging van de Warenwet (Stb. 1988, 358);
Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 19 december 1989, no. 14173/(48)5;
De Raad van State gehoord (advies van 5 november 1990, no. W13.90.0377);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 10 april 1991, VVP/P/U-690444, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: