Besluit van 18 april 1991, houdende toepassing van artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke
stoffen, met betrekking tot polychloorbifenylen, polychloorterfenylen en chlooretheen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 18 juli 1989, no. MJZ 18789009, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Overwegende, dat het - ten einde uitvoering te geven aan de Richtlijn van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 (76/769/EEG, PbEG 1976 L 262), betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het
gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, zoals gewijzigd bij de Richtlijn
van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1989 (89/677/EEG, PbEG L 389) - noodzakelijk is de geldende regels ter bescherming van mens en milieu tegen
verontreiniging door polychloorbifenylen (P.C.B.'s) en polychloorterfenylen (P.C.T.'s)
en chlooretheen aan te vullen en opnieuw vast te stellen;
Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1985, 639);
Gezien het advies van de Centrale raad voor de milieuhygiëne (advies van 2 november
1988 no. 88/1061);
De Raad van State gehoord (advies van 4 december 1989, no.W08.89 0438);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 9 april 1991, nr. MJZ09491029, Centrale Directie Juridische Zaken,
Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: