Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

[Regeling vervallen per 01-10-2004.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-1997 t/m 30-09-2004

Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

De staatssecretaris van Financiën,

In overeenstemming met de Bondsminister voor Financiën van Oostenrijk;

Gelet op artikel 10, vierde lid, van het op 1 september 1970 te Wenen tussen Nederland en Oostenrijk gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1970, nr. 169), zoals dit is gewijzigd bij het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage gesloten Protocol tot wijziging van het genoemde Verdrag (Trb. 1990, nr. 13) met inachtneming van de bij brieven van 30 november 1990 en 4 december 1990 tussen Nederland en Oostenrijk getroffen ministeriële regeling:

Besluit:

Artikel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Deze regeling verstaat onder:

    • a. Verdrag: het op 1 september 1970 te Wenen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met slotprotocol, zoals dit Verdrag is gewijzigd bij het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage gesloten Protocol tot wijziging van voornoemd Verdrag met inachtneming van de bij brieven van 30 november 1990 en 4 december 1990 tussen Nederland en Oostenrijk getroffen ministeriële regeling.

    • b. vennootschap: een naamloze vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of andere vennootschap waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, die inwoner van Nederland is.

  • 2 Deze regeling neemt verder de begrippen van het Verdrag over.

Artikel 2. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een inwoner van Oostenrijk die ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Verdrag aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting of die ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Verdrag aanspraak heeft op algehele vrijstelling van dividendbelasting, levert voor het geldend maken van die aanspraak bij het belastingbestuur (Finanzamt) over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 OST’) 1. Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, legt hij dit over bij het innen van de dividenden.

  • 2 De vennootschap die dividend verschuldigd is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is gesteld, het administratiekantoor dat de opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en degene tot wiens beroep het kopen of innen van dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn bevoegd die opbrengst uit te betalen:

    onder aftrek van 15 percent dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van aandelen of winstbewijzen;

    zonder aftrek van dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van winstdelende obligaties;

    een en ander indien de gerechtigde tot de opbrengst het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.

  • 3 Voor zover dividendbelasting, welke is ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in aftrek is gebracht, wordt deze aan de vennootschap teruggegeven na indiening van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging van het van een ondertekende bevestiging voorziene exemplaar van de in het eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4 Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij uit hoofde van zijn eigendomsrechten met betrekking tot de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 OST’ vermelde effecten, op de in dat punt vermelde datum(s) van betaalbaarstelling gerechtigd is (was, zal zijn) tot de in dat punt vermelde inkomsten, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 OST’ slechts worden gebruikt als verzoek om gehele of gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

  • 5 Indien de verzoeker niet kan bevestigen dat hij de in punt 2 van het formulier ‘IB 92 OST’ vermelde effecten niet heeft verkregen ingevolge enige overeenkomst, optie of regeling, waarbij hij is overeengekomen of kan worden verplicht de effecten weer te verkopen of over te dragen, dient hij hiervan uitdrukkelijk melding te maken in punt 8 van het formulier en daarbij zijn specifieke omstandigheden nader toe te lichten. In dat geval mag het formulier ‘IB 92 OST’ slechts worden gebruikt als verzoek om gehele of gedeeltelijke teruggaaf van dividendbelasting.

Artikel 3. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot portfoliodividenden (teruggaafprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een inwoner van Oostenrijk die ingevolge artikel 10, tweede lid, van het Verdrag aanspraak heeft op vermindering van dividendbelasting of die ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Verdrag aanspraak heeft op algehele vrijstelling van dividendbelasting, en die zijn aanspraak niet op de voet van artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft recht op teruggaaf van:

    hetgeen aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 15 percent indien het gaat om de opbrengst van aandelen of winstbewijzen;

    het volle bedrag van de ingehouden dividendbelasting indien het gaat om opbrengst van winstdelende obligaties.

  • 2 Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert de belanghebbende bij het belastingbestuur (Finanzamt) over zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud in op een formulier volgens het in de bijlage opgenomen model (formulier ‘IB 92 OST’) 2. Nadat hij een exemplaar van de verklaring, voorzien van dagtekening en ondertekening van de daarop voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats, van vorenbedoeld bestuur heeft terugontvangen, handelt hij overeenkomstig het derde of het vierde lid.

  • 3 Indien de opbrengst is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon die de in artikel 9 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota, waaruit van de betaling van de terug te geven belasting door de belanghebbende blijkt, heeft uitgereikt, levert de belanghebbende het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring in bij de hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk, dan voegt de persoon die de dividendnota heeft uitgereikt bij de verklaring een door hem gewaarmerkt afschrift van de dividendnota. Degene die de dividendnota heeft uitgereikt zendt, met een begeleidende brief, waaruit blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt, de bij hem ingeleverde verklaring, te zamen met de dividendnota of het afschrift daarvan, aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, die op het verzoek beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland ten behoeve van de belanghebbende overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft uitgereikt.

  • 4 Indien de opbrengst niet is uitbetaald door een in Nederland wonende of gevestigde persoon en de belanghebbende dientengevolge niet in het bezit is van een in het derde lid bedoelde dividendnota, zendt hij het van een ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats voorziene exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland, onder bijvoeging van een dividendnota of ander bewijsstuk waaruit blijken:

    • a. de desbetreffende opbrengst, en

    • b. het feit dat de terug te geven belasting door de belanghebbende is betaald.

    De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger van de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.

Artikel 4. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Een lichaam dat aan een lichaam dat inwoner van Oostenrijk is, dividenden betaalt waarop ingevolge artikel 10, derde lid, van het Verdrag ten hoogste 5 percent dividendbelasting mag worden ingehouden, kan bij de inspecteur binnen wiens ambtsgebied het is gevestigd, het verzoek indienen ontslagen te worden van de verplichting tot inhouding van die belasting, voor zover deze meer dan 5 percent bedraagt.

  • 2 In het verzoek wordt opgaaf verstrekt van:

    a) de naam, de plaats van vestiging en het adres van het in het eerste lid bedoelde Oostenrijkse lichaam;

    b) het bedrag van het geplaatste en gestorte kapitaal van het Nederlandse lichaam;

    c) het gedeelte van dat kapitaal dat het in het eerste lid bedoelde Oostenrijkse lichaam onmiddellijk of middellijk bezit.

    In het verzoek wordt voorts verklaard dat het kapitaal van het Oostenrijkse lichaam waarop het verzoek betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld.

  • 3 Indien de inspecteur gunstig op het verzoek beslist, blijft zijn beslissing van kracht met betrekking tot elk daarin genoemd lichaam, zolang

    • -

      het lichaam inwoner van Oostenrijk is,

    • -

      het lichaam onmiddellijk of middellijk ten minste 25 percent van het kapitaal van het Nederlandse lichaam blijft bezitten, en

    • -

      de in de laatste volzin van het tweede lid bedoelde verklaring op het Oostenrijkse lichaam van toepassing blijft.

    De bestuurder van het Nederlandse lichaam aan wie blijkt of die redelijkerwijs moet vermoeden dat zulks in enig opzicht niet meer het geval is, is gehouden daarvan aan de inspecteur schriftelijk mededeling te doen vóór de eerstvolgende vaststelling van dividend.

Artikel 5. Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Indien meer dan 5 percent dividendbelasting is ingehouden van dividenden, betaald door een lichaam aan een lichaam dat inwoner van Oostenrijk is, waarop ingevolge artikel 10, derde lid, van het Verdrag niet meer dan 5 percent dividendbelasting mag worden ingehouden, kan dat Oostenrijkse lichaam een verzoek om teruggaaf van hetgeen meer is ingehouden richten tot de inspecteur binnen wiens ambtsgebied het Nederlandse lichaam is gevestigd.

  • 2 Het verzoek wordt ingeleverd bij het lichaam dat de dividenden heeft betaald. Dit zendt het verzoek, nadat het daaraan de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens en de in dat lid bedoelde verklaring heeft toegevoegd, aan de in het eerste lid bedoelde inspecteur, die op het verzoek beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 3 Het terug te geven bedrag wordt door de ontvanger ten behoeve van het Oostenrijkse lichaam aan het Nederlandse lichaam overgemaakt.

Artikel 6. Formele bepaling

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

De in deze regeling bedoelde verklaringen, verzoeken, gegevens en mededelingen moeten duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden gedaan of verstrekt.

Artikel 7. Verjaringstermijn

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

Verzoeken om teruggaaf van belasting als bedoeld in de artikelen 3 en 5 moeten bij de bevoegde inspecteur zijn ingediend binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

Artikel 8. Formulieren

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

Het in de artikelen 2, eerste lid, en 3, tweede lid, bedoelde formulier wordt van rijkswege verstrekt. De formulieren zijn voor bankiers, commissionairs in effecten en andere belanghebbenden op aanvraag kosteloos verkrijgbaar, in Nederland bij de Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN Apeldoorn, en in Oostenrijk bij de Finanzlandesdirektionen.

Artikel 9. Intrekking

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

De beschikking van de staatssecretaris van Financiën van 13 oktober 1971, nr. B71/18267 (Stcrt. van 15 oktober 1971, nr. 200), wordt ingetrokken. Artikel 5 van die beschikking blijft evenwel van toepassing met betrekking tot deelnemingsdividenden als bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Verdrag, die betaald of betaalbaar zijn gesteld vóór 1 januari 1991.

Artikel 10. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-10-2004]

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als: Nederlandse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk.

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

  • 3 Zij vindt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7 en 9 toepassing met betrekking tot dividenden die betaald of betaalbaar zijn gesteld op of na 1 januari 1969.

De

staatssecretaris

van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

  1. Deze bijlage is hier niet opgenomen. Zij ligt voor belanghebbenden ter inzage bij het ministerie van Financiën, directie Internationale Fiscale Zaken. ^ [1]
  2. Deze bijlage is hier niet opgenomen. Zij ligt voor belanghebbenden ter inzage bij het ministerie van Financiën, directie Internationale Fiscale Zaken. ^ [2]
Naar boven