Wet van 4 juli 1990, houdende regels met betrekkking tot het consumentenkrediet 
                               
                              
                                 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
                                    enz. enz. enz. 
                                 Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 
                                 Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te geven
                                    met betrekking tot het consumentenkrediet, mede ter vervanging van de bepalingen van
                                    de Wet op het consumptief geldkrediet (Stb. 1972, 399) en de Wet op het afbetalingsstelsel 1961 (Stb. 1976, 515) en, in verband daarmee, de Colportagewet (Stb. 1973, 438) te wijzigen en voorts, dat de richtlijn (EEG) nr. 87/102 van de Raad van de Europese Gemeenschappen, van 22 december 1986, betreffende de
                                    harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake
                                    het consumentenkrediet (PbEG L 42), noodzaakt tot het vaststellen van een aantal wettelijke bepalingen met betrekking
                                    tot het consumentenkrediet; 
                                 
                                    
                                    Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
                                       hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: