Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 juli 1989, DGVgz/VVP/P-685271, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Overwegende, dat het wenselijk is met betrekking tot de veiligheid van kinderbedden en -boxen regelen te stellen ter voorkoming van lichamelijk letsel;
Gelet op de artikelen 1, 6, 8, 12 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
De Adviescommissie Warenwet gehoord (advies van 26 april 1984, nr. 13555/(11)15);
De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1989, no. W13.89.0378);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 19 januari 1990, VVP/P/U-686200 uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. kinderbed: een slaapmeubel, niet zijnde een wieg, dat bestemd is voor kinderen tot de leeftijd van ongeveer 4 jaar;
b. kinderbox: een meubel bestaande uit of voorzien van één of meerdere opstaande zijde(n) dat bestemd is om de actieradius van een hierin geplaatst kind te beperken;
c. bodem: het horizontale onderdeel van een kinderbed of -box dat bestemd is om als lig-, zit- of stavlak te dienen;
d. kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
1 Kinderbedden en -boxen moeten zodanig zijn samengesteld, geconstrueerd en uitgevoerd en een zodanige uitwendige staat en beziging van materiaal hebben, dat zij bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijze te verwachten gebruik, geen gevaar opleveren voor de veiligheid en gezondheid van een daarin geplaatst kind.
2 Met betrekking tot de samenstelling, constructie, uitvoering, uitwendige staat en beziging van materialen van kinderbedden en -boxen, kunnen bij regeling van Onze Minister nadere regels worden gesteld. Ten aanzien van kinderbedden en -boxen die tot doel hebben te worden gebezigd in het kader van kinderopvang, kunnen afwijkende nadere regels worden gesteld.
3 Kinderbedden en -boxen welke voldoen aan de door Onze Minister aangewezen geharmoniseerde normen, alsmede in voorkomend geval de nadere regels, bedoeld in het tweede lid, worden in zoverre vermoed te voldoen aan het eerste lid.
Artikel 4
[Vervallen per 10-10-2007]
Artikel 5
[Vervallen per 10-10-2007]
Artikel 6
[Vervallen per 10-10-2007]
Kinderbedden en -boxen moeten zijn vergezeld van waarschuwingen voor mogelijke gevaarsrisico’s, waaronder met name een waarschuwing voor het beklemminggevaar van kinderen door toepassing van te kleine matrassen.
Op verzoek van de belanghebbende worden door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport normen die gelijkwaardig zijn aan het in het in artikel 3 bepaalde, met het in dit artikel bepaalde gelijkgesteld.
Dit besluit is tot en met 3 maanden na de datum van inwerkingtreding niet van toepassing op kinderbedden en -boxen welke vóór die datum in de handel zijn gebracht.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de zevende kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit kan worden aangehaald als "Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen".