Wet van 3 mei 1989, houdende tijdelijke verlaging van de verschuldigde pensioenbijdrage
als bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet over 1986 en 1987
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat als gevolg van diverse wijzigingen in de
aanspraken van het overheidspersoneel krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet
en daarbij gevoegd het voortdurende gunstige verschil tussen opbrengsten uit vermogen
enerzijds en het achterwege blijven van pensioenaanpassingen anderzijds, ook over
de jaren 1986 en 1987 een voordelig saldo op de rekening van baten en lasten van het
Algemene burgerlijk pensioenfonds ontstaat dat kan terugvloeien naar de lichamen in
de zin van genoemde wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: