Regeling medeverzekering ziekenfondsverzekering

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 13-07-2002 t/m 31-12-2005

Regeling medeverzekering ziekenfondsverzekering

De staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, in overeenstemming met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 4, negende, elfde, twaalfde, veertiende, vijftiende en zeventiende lid, van de Ziekenfondswet;

Gehoord de Ziekenfondsraad (advies van 31 oktober 1986, nr. SVV/VERZ/35639), de Sociaal-Economische Raad (advies van 16 januari 1987) en de Emancipatieraad (advies van 5 februari 1987);

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Als medeverzekerde ingevolge artikel 4, negende lid, van de Ziekenfondswet wordt aangewezen:

  • a. [Red: vervallen.]

  • b. het kind van de persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie de verzekerde duurzaam een gezamenlijke huishouding voert zonder met hem of haar gehuwd te zijn en de verzekerde als kostwinner van dat kind is aan te merken. Voor de medeverzekering van dit kind gelden dezelfde voorwaarden als voor een aangehuwd kind van een verzekerde.

  • c. het kind van de verzekerde dat in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak onder de verantwoordelijkheid, waaronder begrepen de financiële verantwoordelijkheid, van de minister van Justitie, dan wel zonder rechterlijke tussenkomst onder de verantwoordelijkheid, waaronder begrepen de financiële verantwoordelijkheid, van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport buiten diens gezin is geplaatst, voor de duur van de plaatsing.

  • d. het kind dat in het kader van de uitvoering van een rechterlijke uitspraak onder de verantwoordelijkheid, waaronder begrepen de financiële verantwoordelijkheid, van de minister van Justitie, dan wel zonder rechterlijke tussenkomst onder de verantwoordelijkheid, waaronder begrepen de financiële verantwoordelijkheid, van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in huis is geplaatst van de verzekerde, voor de duur van de plaatsing, tenzij het kind is medeverzekerd krachtens onderdeel c.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien bij ontstentenis in een huishouden van een of beide van de ouders een tot het huishouden behorend, verzekerd eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind van die ouders een bijdrage levert in het onderhoud van andere tot dat huishouden behorende of behoord hebbende eigen kinderen, aangehuwde kinderen of pleegkinderen van die ouders, worden deze kinderen ten aanzien van die verzekerde gelijkgesteld met pleegkinderen, voor zover deze kinderen niet reeds op grond van de verzekering van een andere verzekerde voor medeverzekering in aanmerking komen.

  • 3 De in de vorige leden bedoelde kinderen die jonger zijn dan 16 jaar, worden geacht tot het huishouden van de verzekerde te behoren.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Een kind van een medeverzekerd kind wordt ten aanzien van de verzekerde gelijkgesteld met een pleegkind voor zover dat kind niet reeds op grond van de verzekering van een andere verzekerde voor medeverzekering in aanmerking komt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De echtegenote of echtegenoot van een verzekerde met wie de verzekerde nog niet samenwoont wordt, indien en zolang de samenwoning wordt verhinderd door woningnood, het vervullen van militaire dienstplicht of andere hiermede vergelijkbare omstandigheden, onafhankelijk van de wil der echtegenoten, geacht tot het huishouden van de verzekerde te behoren. Het College zorgverzekeringen kan ter zake nadere regelen stellen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Indien een kind als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, van de Ziekenfondswet vóór zijn ongeschiktheid tot werken arbeid heeft verricht, wordt als hetgeen lichamelijke en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, beschouwd het loon, dat een arbeider van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht in het beroep van het kind voor zijn ongeschiktheid tot werken pleegt te verdienen in de gemeente, waarin het kind woonachtig is, of in een naburig soortgelijke gemeente.

  • 2 Indien een kind, bedoeld in het vorige lid, voor zijn ongeschiktheid tot werken geen arbeid heeft verricht, wordt als hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, beschouwd het minimum salaris in een gemeente, waarin het kind woonachtig is, voor een kind van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht, volgens de salarisregeling geldende voor het bankbedrijf.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, eerste volzin, wordt onder loon verstaan hetgeen wordt genoten uit een of meer arbeidsverhoudingen, waarop de verzekering steunt, alsmede een uitkering waarop de verzekering steunt, alsook alle overige inkomsten waarover premie ingevolge de Ziekenfondswet verschuldigd is.

    Indien een in de vorige volzin bedoelde uitkering slechts ten dele wordt uitbetaald wegens samenloop met een uitkering ingevolge de artikelen 11 of 19 van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders dan wel de sociale wetgeving van een andere mogendheid, wordt deze voor de toepassing van het eerste lid geacht ten volle te worden uitbetaald.

    Niet als loon wordt aangemerkt kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of een andere kinderbijslagregeling in welke vorm of onder welke benaming ook, die geldt voor de groep, waartoe de betrokkene behoort, alsmede loon, dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 of artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal andere wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen verstaan het inkomen, uitgezonderd kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of een andere kinderbijslagregeling in welke vorm of onder welke benaming ook, die geldt voor de groep waartoe de betrokkene behoort, alsmede loon, dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 of artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal andere wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt de verzekerde, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c en d, aangemerkt als kostwinner van het in die onderdelen bedoelde kind.

  • 5 Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon als gevolg van het genieten van onbetaald verlof in de zin van artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet dan wel de op de verzekerde of zijn echtgenote dan wel haar echtgenoot van toepassing zijnde publiekrechtelijke regeling inzake onbetaald verlof of ouderschapsverlof.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid wordt geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon als gevolg van een verhindering de arbeid te verrichten ten gevolge van ziekte, tenzij de betrokkene ter zake van de verhindering inmiddels een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare uitkering geniet.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste lid wordt met ingang van de dag voorafgaand aan de dag waarop de verzekerde ingevolge artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, gedurende een jaar geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon als gevolg van het niet verrichten van arbeid wegens werkloosheid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Onder inkomen van het kind als bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van de Ziekenfondswet wordt mede verstaan gelden, welke aan de verzekerde die voor een kind aanspraak maakt op medeverzekering, ten behoeve van dat kind zijn uitgekeerd.

  • 3 Onder vakantiewerk als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan het verrichten van werkzaamheden, welke voor een beperkte duur zijn aangegaan en in de zomervakantie worden verricht, mits deze werkzaamheden geen deel uitmaken van het onderwijs of de beroepsopleiding van het kind.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Een kind dat medeverzekerd is op grond van de verzekering van meer dan één persoon, geldt als medeverzekerd op grond van de verzekering van degene tot wiens huishouden het kind behoort.

Indien meer dan één van de vorenbedoelde personen deel uitmaken van het huishouden waartoe het kind behoort, dan wel indien het kind niet behoort tot het huishouden van een van vorenbedoelde personen, geldt het kind als medeverzekerd op grond van de verzekering van slechts één van die personen. De betreffende personen bepalen in overleg met het ziekenfonds op grond van wiens verzekering het kind als medeverzekerde geldt.

Ingeval het kind behoort tot het huishouden van één van zijn ouders en het kind dat huishouden verlaat, blijft het gelden als medeverzekerde bij de verzekering van die ouder, zolang het niet is gaan behoren tot het huishouden van een ander van de in de eerste volzin bedoelde personen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1988.

Rijswijk, 4 november 1987

De

staatssecretaris

voornoemd,

D.J.D. Dees

Naar boven