Regeling financiële voorzieningen overgang Surinaamse krijgsmacht

Toekomstige wijziging(en) op 09-04-1987. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 08-12-1982 t/m heden

Besluit van 27 februari 1987, houdende intrekking en vervanging van de Regeling financiële voorzieningen overgang Surinaamse krijgsmacht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 1 december 1986, Directie Juridische Zaken, nr. C 86/842;

Overwegende, dat door de regering bij nota van 16 december 1982 (Stcrt. van 20 december 1982, nr. 245) aan het Militair Gezag in Suriname onder meer is meegedeeld dat het koninklijk besluit van 9 december 1977 (Stb. 1977, 710), inzake de Regeling financiële voorzieningen overgang Surinaamse krijgsmacht zal worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuw besluit, zodat geen suppletiebetalingen zullen plaatsvinden aan militairen in actieve Surinaamse krijgsdienst;

De Raad van State gehoord (advies van 27 februari 1987, no. W07.86.0642);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 25 februari 1987, nr. C 86/842;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze minister: Onze Minister van Defensie;

  • b. regeling: de Regeling financiële voorzieningen overgang Surinaamse krijgsmacht;

  • c. uitkering: de uitkering, genoemd in de aanhef van artikel 3;

  • d. de gewezen militair: de gewezen militair, genoemd in artikel 3.

Artikel 3

Onze minister verstrekt een uitkering aan de gewezen militair van de Surinaamse krijgsmacht:

  • a. aan wie in de maand voorafgaande aan die van inwerkingtreding van dit besluit op grond van artikel 2 van de regeling een uitkering werd uitbetaald;

  • b. aan wie op grond van artikel 11 van de regeling een vervangende uitkering was toegekend.

Artikel 4

  • 1 De uitkering aan de gewezen militair, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, is gelijk aan de uitkering op grond van artikel 2 van de regeling in de maand voorafgaande aan die van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 De uitkering aan de gewezen militair, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, is gelijk aan en wordt onder dezelfde voorwaarden verstrekt als die vervangende uitkering.

Artikel 5

Het bedrag van de uitkering wordt maandelijks uitbetaald, met ingang van de eerste maand volgend op die van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 6

  • 1 Onze minister geeft zonodig nadere voorschriften met betrekking tot de betaalbaarstelling van de uitkering.

  • 2 Zo dikwijls als Onze minister zulks vordert, doch ten minste eenmaal per jaar, dient de gewezen militair binnen een door Onze minister te stellen termijn een bewijs van in leven zijn in te zenden.

    Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van een door Onze minister van de gewezen militair toe te zenden formulier.

  • 3 De gewezen militair, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, dient met gebruikmaking van een daartoe door Onze minister toegezonden formulier maandelijks opgave te doen van de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, die hij heeft genoten in de maand waarop de opgave betrekking heeft.

Artikel 7

  • 1 De uitkering vervalt met ingang van de dag waarop de gewezen militair:

    • a. recht heeft op pensioen krachtens de Algemene militaire pensioenwet (Stb. 1979, 305);

    • b. overlijdt.

  • 2 De uitbetaling van de uitkering wordt opgeschort indien en voor zolang de gewezen militair de verplichting genoemd in artikel 6, tweede lid, of die genoemd in het derde lid van dat artikel niet nakomt. De opgeschorte termijnen vervallen na een jaar.

  • 3 De uitkering vervalt indien de gewezen militair het formulier, genoemd in artikel 6, derde lid, niet naar waarheid heeft ingevuld.

Artikel 8

  • 1 Indien de gewezen militair overlijdt, heeft de weduwe recht op een bedrag gelijk aan driemaal het bedrag van de uitkering waarop de gewezen militair op de dag, voorafgaande aan zijn overlijden recht had.

  • 2 Laat de overledene geen weduwe na, doch wel minderjarige kinderen, dan hebben deze tezamen recht op het in het eerste lid bedoelde bedrag.

  • 3 Bij het ontbreken van rechthebbenden als bedoeld in het eerste en tweede lid kan dat bedrag door Onze minister geheel of ten dele worden uitgekeerd voor betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging.

Artikel 9

Indien aan een gewezen militair meer uitkering is betaald dan krachtens artikel 7, eerste lid, onderdeel b, had mogen plaatsvinden, wordt het teveel betaalde verrekend met de uitkering bedoeld in artikel 8.

Artikel 10

De kosten van de uitkering ingevolge dit besluit komen ten laste van Hoofdstuk X van de Rijksbegroting.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 8 december 1982, met dien verstande dat geen terugvordering plaatsvindt van hetgeen de gewezen militair na de genoemde datum op grond van de regeling heeft ontvangen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 27 februari 1987

Beatrix

De Staatssecretaris van Defensie,

J. van Houwelingen

Uitgegeven de zevende april 1987

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven