Verplichting voor uitkeringsgerechtigden inkomsten/vermogen op te geven

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 24-02-1981 t/m heden

Verplichting voor uitkeringsgerechtigden inkomsten/vermogen op te geven

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

Gelet op de artikelen 39, 40 en55 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945;

Gezien de adviezen van de Uitkeringsraad, de Stichting Joods Maatschappelijk Werk, de Stichting Pelita en de Stichting 1940–1945,

Besluit:

Artikel II

Gelet op en onverminderd de verplichting, bedoeld in de artikelen 39 en 40 der wet, doet de uitkeringsgerechtigde aan wie een uitkering en/of een tegemoetkoming krachtens de wet wordt uitbetaald, al dan niet door zijn wettelijke vertegenwoordiger, jaarlijks op een door de Uitkeringsraad te bepalen tijdstip en wijze, opgave van alle door hem in het voorafgaande kalenderjaar, anders dan uit vermogen, genoten inkomsten, en indien zulks door de Uitkeringsraad wordt verlangd, van de hoogte en samenstelling van zijn vermogen.

Artikel III

De Uitkeringsraad kan, voor zover zulks naar zijn oordeel nodig is, de financiële gegevens, die door een persoon bij de aanvrage voor een uitkering of tegemoetkoming krachtens de wet zijn overgelegd, alsmede die welke op grond van het vorige artikel zijn verstrekt, ter controle aan de Belastingdienst (doen) voorleggen.

De Uitkeringsraad is gehouden de belanghebbenden van deze mogelijkheid in kennis te stellen.

Artikel IV

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van plaatsing in de Nederlandse Staatscourant.

De

Staatssecretaris

voornoemd,

J. G. Kraaijeveld-Wouters

Naar boven