Rijkswet van 23 juni 1977, tot goedkeuring van het op 29 december 1972 te Londen tot
stand gekomen Verdrag ter voorkoming van de verontreiniging van de zee door het storten
van afval en vuil, met Bijlagen (Trb. 1973, 172)
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 29 december 1972 te Londen tot stand
gekomen Verdrag ter voorkoming van de verontreiniging van de zee door het storten
van afval en vuil, met Bijlagen, ingevolge artikel 60, tweede lid, van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeft alvorens te kunnen worden bekrachtigd.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: