Titel 1. Algemene bepalingen 
                                       
                                     
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan
                                                krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts
                                                rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met
                                                de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing
                                                daarvan is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard
                                                der onderlinge verhoudingen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen,
                                          besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.
                                          
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een rechtspersoon ontstaat niet bij het ontbreken van een door een notaris ondertekende
                                                akte of een verklaring van geen bezwaar, voor zover door de wet voor de totstandkoming
                                                vereist. Het ontbreken van kracht van authenticiteit aan een door een notaris ondertekende
                                                akte verhindert het ontstaan van de rechtspersoon slechts, indien die rechtspersoon
                                                in een bij die akte gemaakte uiterste wilsbeschikking in het leven zou zijn geroepen.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Het vermogen wordt vereffend als dat van een ontbonden rechtspersoon in de voorgewende
                                                rechtsvorm. Degenen die zijn opgetreden als bestuurders, zijn hoofdelijk verbonden
                                                voor de tot dit vermogen behorende schulden die opeisbaar zijn geworden in het tijdvak
                                                waarin zij dit deden. Zij zijn eveneens verbonden voor de schulden die voortspruiten
                                                uit in die tijd ten behoeve van dit vermogen verrichte rechtshandelingen, voor zover
                                                daarvoor niemand ingevolge de vorige zin verbonden is. Ontbreken personen die ingevolge
                                                de vorige twee zinnen verbonden zijn, dan zijn degenen die handelden, hoofdelijk verbonden.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een rechtspersoon staat wat het vermogensrecht betreft, met een natuurlijk persoon
                                          gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Op wijzigingen in statuten en reglementen en op ontbinding van de rechtspersoon, die
                                                krachtens dit boek moeten worden openbaar gemaakt, kan voordat deze openbaarmakingen
                                                en, in geval van statutenwijziging, de voorgeschreven openbaarmaking van de gewijzigde
                                                statuten zijn geschied, geen beroep worden gedaan tegen een wederpartij en derden
                                                die daarvan onkundig waren. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een door de wet toegelaten beroep op statutaire onbevoegdheid van het bestuur of
                                                van een bestuurder tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon bij een rechtshandeling
                                                kan tegen een wederpartij die daarvan onkundig was, niet worden gedaan, indien de
                                                beperking of uitsluiting van de bevoegdheid niet ten tijde van het verrichten van
                                                die rechtshandeling op de door de wet voorgeschreven wijzen was openbaar gemaakt.
                                                Hetzelfde geldt voor een beroep op een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid
                                                van anderen dan bestuurders, aan wie die bevoegdheid bij de statuten is toegekend.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  De rechtspersoon kan tegen een wederpartij die daarvan onkundig was, niet de onjuistheid
                                                of onvolledigheid van de in het register opgenomen gegevens inroepen. Juiste en volledige
                                                inschrijving elders of openbaarmaking van de statuten is op zichzelf niet voldoende
                                                bewijs dat de wederpartij van de onjuistheid of onvolledigheid niet onkundig was.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Voor zover de wet niet anders bepaalt, kan de wederpartij van een rechtspersoon zich
                                                niet beroepen op onbekendheid met een feit dat op een door de wet aangegeven wijze
                                                is openbaar gemaakt, tenzij die openbaarmaking niet is geschied op elke wijze die
                                                de wet vereist of daarvan niet de voorgeschreven mededeling is gedaan. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een door een rechtspersoon verrichte rechtshandeling is vernietigbaar, indien daardoor
                                          het doel werd overschreden en de wederpartij dit wist of zonder eigen onderzoek moest
                                          weten; slechts de rechtspersoon kan een beroep op deze grond tot vernietiging doen.
                                          
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een tussen hen krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende
                                                regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven
                                                van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling
                                          van de hem opgedragen taak. Indien het een aangelegenheid betreft die tot de werkkring
                                          van twee of meer bestuurders behoort, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk
                                          terzake van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig
                                          is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de rechtspersoon en van alles
                                                betreffende de werkzaamheden van de rechtspersoon, naar de eisen die voortvloeien
                                                uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe
                                                behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren,
                                                dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden
                                                gekend. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde
                                                balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht
                                                en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens
                                                en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke
                                                tijd leesbaar kunnen worden gemaakt. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Het boekjaar van een rechtspersoon is het kalenderjaar, indien in de statuten geen
                                          ander boekjaar is aangewezen. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon
                                          rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid
                                          van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Het stemrecht over besluiten waarbij de rechtspersoon aan bepaalde personen, anders
                                          dan in hun hoedanigheid van lid, aandeelhouder of lid van een orgaan, rechten toekent
                                          of verplichtingen kwijtscheldt, kan door de statuten aan die personen en aan hun echtgenoot,
                                          geregistreerde partner, en bloedverwanten in de rechte lijn worden ontzegd. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een onbekwame die lid is van een vereniging, kan zijn stemrecht daarin zelf uitoefenen,
                                                voor zover de statuten zich daartegen niet verzetten; in andere gevallen komt de uitoefening
                                                van het stemrecht toe aan zijn wettelijke vertegenwoordiger. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Tenzij de statuten anders bepalen, is het in de vergadering van een orgaan van een
                                                rechtspersoon uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming
                                                beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd
                                                gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid
                                                daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid der vergadering
                                                of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde,
                                                een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de
                                                rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de
                                                statuten, is nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Is een besluit nietig, omdat het is genomen ondanks het ontbreken van een door de
                                                wet of de statuten voorgeschreven voorafgaande handeling van of mededeling aan een
                                                ander dan het orgaan dat het besluit heeft genomen, dan kan het door die ander worden
                                                bekrachtigd. Is voor de ontbrekende handeling een vereiste gesteld, dan geldt dat
                                                ook voor de bekrachtiging. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Indien een bestuurder in eigen naam de vordering instelt, verzoekt de rechtspersoon
                                                de voorzieningenrechter van de rechtbank iemand aan te wijzen, die terzake van het
                                                geding in de plaats van het bestuur treedt. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  De bevoegdheid om vernietiging van het besluit te vorderen, vervalt een jaar na het
                                                einde van de dag, waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij
                                                de belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen of daarvan is verwittigd. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
6  Een besluit dat vernietigbaar is op grond van lid 1 onder a, kan door een daartoe strekkend besluit worden bevestigd; voor dit besluit gelden
                                                de zelfde vereisten als voor het te bevestigen besluit. De bevestiging werkt niet
                                                zolang een tevoren ingestelde vordering tot vernietiging aanhangig is. Indien de vordering
                                                wordt toegewezen, geldt het vernietigde besluit als opnieuw genomen door het latere
                                                besluit, tenzij uit de strekking van dit besluit het tegendeel voortvloeit. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De onherroepelijke uitspraak die de nietigheid van een besluit van een rechtspersoon
                                                vaststelt of die zulk een besluit vernietigt, is voor een ieder, behoudens herroeping
                                                of derdenverzet, bindend, indien de rechtspersoon partij in het geding is geweest.
                                                Herroeping komt ieder lid of aandeelhouder toe. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Is het besluit een rechtshandeling van de rechtspersoon, die tot een wederpartij
                                                is gericht, of is het een vereiste voor de geldigheid van zulk een rechtshandeling,
                                                dan kan de nietigheid of vernietiging van het besluit niet aan die wederpartij worden
                                                tegengeworpen, indien deze het gebrek dat aan het besluit kleefde, kende noch behoefde
                                                te kennen. Niettemin kan de nietigheid of vernietiging van een besluit tot benoeming
                                                van een bestuurder of een commissaris aan de benoemde worden tegengeworpen; de rechtspersoon
                                                vergoedt echter diens schade, indien hij het gebrek in het besluit kende noch behoefde
                                                te kennen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een rechtspersoon wordt opgericht voor onbepaalde tijd. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  Slechts de rechtspersoon kan machtiging tot omzetting verzoeken aan de rechtbank,
                                                onder overlegging van een notarieel ontwerp van de akte. Zij wordt in elk geval geweigerd,
                                                indien een vereist besluit nietig is of indien een rechtsvordering tot vernietiging
                                                daarvan aanhangig is. Zij wordt geweigerd, indien de belangen van stemgerechtdigden
                                                die niet hebben ingestemd of van anderen van wie ten minste iemand zich tot de rechter
                                                heeft gewend, onvoldoende zijn ontzien. Indien voor de omzetting machtiging van de
                                                rechter is vereist, verklaart de notaris in de akte van omzetting dat de machtiging
                                                op het ontwerp van de akte is verleend. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De rechtbank verklaart op verzoek van het bestuur, een belanghebbende of het openbaar
                                                ministerie, of en op welk tijdstip de rechtspersoon is ontbonden in een geval als
                                                bedoeld in lid 1 onder b of d. De beschikking is voor een ieder bindend. Is de rechtspersoon in een register ingeschreven,
                                                dan wordt de in kracht van gewijsde gegane uitspraak, inhoudende de verklaring, door
                                                de zorg van de griffier aldaar ingeschreven.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Aan de registers waar de rechtspersoon is ingeschreven wordt van de ontbinding opgaaf
                                                gedaan: in de gevallen als bedoeld in lid 1, onder a, b en d door de vereffenaar, indien deze er is en anders door het bestuur, in het geval als
                                                bedoeld in lid 1, onder c door de faillissementscurator, in het geval als bedoeld in lid 1, onder e door de Kamer van Koophandel en Fabrieken en in het geval als bedoeld in lid 1 onder
                                                f door de griffier van het betrokken gerecht.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft,
                                                houdt hij alsdan op te bestaan. In dat geval doet het bestuur of, bij toepassing van
                                                artikel 19a, de Kamer van Koophandel en Fabrieken, daarvan opgaaf aan de registers waar de rechtspersoon
                                                is ingeschreven.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een in het handelsregister ingeschreven naamloze vennootschap, besloten vennootschap
                                                met beperkte aansprakelijkheid, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij wordt
                                                door een beschikking van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, waar die rechtspersoon
                                                is ingeschreven, ontbonden, indien de Kamer is gebleken dat ten minste twee van de
                                                hiernavolgende omstandigheden zich voordoen: 
                                             
                                                - 
                                                   
a. de rechtspersoon heeft het voor zijn inschrijving in het handelsregister of voor de
                                                      inschrijving van een aan hem toebehorende onderneming verschuldigde bedrag niet voldaan
                                                      gedurende ten minste een jaar na de datum waarvoor hij dat bedrag had moeten voldoen;
                                                      
                                                 
                                                - 
                                                   
b. er staan gedurende ten minste een jaar geen bestuurders van de rechtspersoon in het
                                                      register ingeschreven, terwijl ook geen opgaaf tot inschrijving is gedaan, dan wel
                                                      er doet zich, indien er wel bestuurders staan ingeschreven, met betrekking tot alle
                                                      ingeschreven bestuurders een van de navolgende omstandigheden voor: 
                                                   
                                                      - 
                                                         
1°. bestuurder is overleden, 
                                                       
                                                      - 
                                                         
2°. de bestuurder is ten minste een jaar niet bereikbaar gebleken op het in het register
                                                            vermelde adres, en evenmin op het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
                                                            ingeschreven adres, dan wel in die administratie staat ten minste een jaar geen adres
                                                            van de bestuurder vermeld; 
                                                       
                                                   
                                                 
                                                - 
                                                   
c. de rechtspersoon is ten minste een jaar in gebreke met de nakoming van de verplichting
                                                      tot openbaarmaking van de jaarrekening of de balans en de toelichting overeenkomstig
                                                      de  artikelen 394, 396 of 397; 
                                                 
                                                - 
                                                   
d. de rechtspersoon heeft ten minste een jaar geen gevolg gegeven aan een aanmaning als
                                                      bedoeld in artikel 9, lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot het doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting. 
                                                 
                                             
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een in het handelsregister ingeschreven vereniging of stichting, die niet een onderneming
                                                drijft die in het handelsregister staat ingeschreven, wordt door een beschikking van
                                                de Kamer van Koophandel en Fabrieken, waar de rechtspersoon is ingeschreven, ontbonden,
                                                indien de Kamer is gebleken dat de omstandigheid, genoemd in het lid 1 onder b, zich voordoet en zij ten minste een jaar in gebreke is het voor inschrijving in
                                                het handelsregister verschuldigde bedrag te voldoen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Indien de Kamer op grond van haar bekende gegevens gebleken is dat een rechtspersoon
                                                als bedoeld in de leden 1 en 2 voor ontbinding in aanmerking komt, deelt zij de rechtspersoon
                                                en de ingeschreven bestuurders bij aangetekende brief aan hun laatst bekende adres
                                                mee, dat zij voornemens is tot ontbinding van de rechtspersoon over te gaan, met vermelding
                                                van de omstandigheden waarop het voornemen is gegrond. De Kamer schrijft deze mededeling
                                                in het register. Als de omstandigheid, bedoeld in lid 1, onder b zich voordoet, doet de Kamer van het voornemen tot ontbinding tevens een mededeling
                                                opnemen in de Nederlandse Staatscourant. Voor zover de kosten van deze publikatie niet uit het vermogen van de rechtspersoon
                                                kunnen worden voldaan, komen deze ten laste van Onze Minister van Justitie. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Na verloop van acht weken na de dagtekening van de aangetekende brief ontbindt de
                                                Kamer de rechtspersoon bij beschikking, tenzij voordien is gebleken dat de omstandigheden
                                                die ingevolge het derde lid zijn vermeld, zich niet of niet meer voordoen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
7  Als op grond van artikel 23, lid 1 geen vereffenaars kunnen worden aangewezen, treedt de Kamer op als vereffenaar van
                                                het vermogen van de ontbonden rechtspersoon, behoudens het bepaalde in artikel 19, lid 4. Op verzoek van de Kamer benoemt de rechtbank in haar plaats een of meer andere vereffenaars.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
8  Indien tegen een beschikking als bedoeld in lid 4, beroep wordt ingesteld bij het
                                                College van Beroep voor het bedrijfsleven schrijft de Kamer dat in het register in.
                                                De beslissing op het beroep wordt tevens ingeschreven. Indien de beslissing strekt
                                                tot vernietiging van de beschikking doet de Kamer een mededeling daarvan opnemen in
                                                de Nederlandse Staatscourant. Gedurende het tijdvak waarin de rechtspersoon na de beschikking tot ontbinding had
                                                opgehouden te bestaan, is er een verlengingsgrond als bedoeld in artikel 320 van Boek 3 ten aanzien van de verjaring van rechtsvorderingen van of tegen de rechtspersoon.
                                                
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde, wordt door
                                                de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie ontbonden. Alvorens de ontbinding
                                                uit te spreken kan de rechtbank de rechtspersoon in de gelegenheid stellen binnen
                                                een door haar te bepalen termijn zijn doel zodanig te wijzigen dat het niet meer in
                                                strijd is met de openbare orde. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
6  Een rechtshandeling die de rechtspersoon ondanks zijn uit het bewind voortvloeiende
                                                onbevoegdheid vóór de inschrijving heeft verricht, is niettemin geldig, indien de
                                                wederpartij het bewind kende noch behoorde te kennen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Voor of bij het doen van een verzoek door het openbaar ministerie tot ontbinding van
                                                een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
                                                kan het openbaar ministerie de rechter bij verzoekschrift vragen te bevelen dat, tot
                                                de uitspraak op genoemd verzoek in kracht van gewijsde gaat, aan de aandeelhouders
                                                de bevoegdheid tot het vervreemden, verpanden of met vruchtgebruik belasten van aandelen
                                                wordt ontzegd. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3 De beschikking wordt onverwijld, zo mogelijk op dezelfde dag, betekend aan de aandeelhouders
                                                en de vennootschap. De griffier draagt zorg voor de inschrijving van de beschikking
                                                in het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4 Binnen acht dagen na de betekening in het vorige lid vermeld kunnen de aandeelhouders
                                                tegen de beschikking in verzet komen. Het verzet schorst het bevel niet, behoudens
                                                de bevoegdheid van de aandeelhouders om daarop in kort geding door de president van
                                                de rechtbank te doen beslissen. Verzet tegen de beschikking kan niet gegrond zijn
                                                op de bewering dat de aandeelhouder zijn aandelen wil overdragen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd en de statuten geen andere
                                                vereffenaars aanwijzen, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van een
                                                ontbonden rechtspersoon. Op vereffenaars die niet door de rechter worden benoemd,
                                                zijn de bepalingen omtrent de benoeming, de schorsing, het ontslag en het toezicht
                                                op bestuurders van toepassing, voor zover de statuten niet anders bepalen. Het vermogen
                                                van een door de rechter ontbonden rechtspersoon wordt vereffend door een of meer door
                                                hem te benoemen vereffenaars. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Ontslaat de rechter een vereffenaar, dan kan hij een of meer andere benoemen. Ontbreken
                                                vereffenaars, dan benoemt de rechtbank een of meer vereffenaars op verzoek van een
                                                belanghebbende of het openbaar ministerie. De vereffenaar die door de rechter is benoemd,
                                                heeft recht op de beloning welke deze hem toekent. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Een benoeming tot vereffenaar door de rechter gaat in daags nadat de griffier de
                                                benoeming aan de vereffenaar heeft meegedeeld; de griffier doet de mededeling terstond,
                                                indien de beslissing die de benoeming inhoudt, bij voorraad uitvoerbaar is en anders,
                                                zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  De rechtbank kan een vereffenaar met ingang van een door haar bepaalde dag ontslaan,
                                                het zij op diens verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen op verzoek van een medevereffenaar,
                                                het openbaar ministerie of ambtshalve. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een vereffenaar heeft, tenzij de statuten anders bepalen, dezelfde bevoegdheden, plichten
                                                en aansprakelijkheid als een bestuurder, voor zover deze verenigbaar zijn met zijn
                                                taak als vereffenaar. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Zijn er twee of meer vereffenaars, dan kan ieder van hen alle werkzaamheden verrichten,
                                                tenzij anders is bepaald. Bij verschil van mening tussen de vereffenaars beslist op
                                                verzoek van een hunner de rechter die bij de vereffening is betrokken, en anders de
                                                kantonrechter. De rechter bedoeld in de vorige zin, kan ook een verdeling van het
                                                loon vaststellen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Zowel de rechtbank als een door haar in de vereffening benoemde rechter-commissaris
                                                kan voor de vereffening nodige bevelen geven, al dan niet in de vorm van een bevelschrift
                                                in executoriale vorm. De vereffenaar is verplicht hun aanwijzingen op te volgen. Tegen
                                                de bevelen en aanwijzingen staan geen rechtsmiddelen open. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Blijkt de vereffenaar dat de schulden de baten vermoedelijk zullen overtreffen, dan
                                                doet hij aangifte tot faillietverklaring, tenzij alle bekende schuldeisers desgevraagd
                                                instemmen met voortzetting van de vereffening buiten faillissement. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De vereffenaar draagt hetgeen na de voldoening der schuldeisers van het vermogen van
                                                de ontbonden rechtspersoon is overgebleven, in verhouding tot ieders recht over aan
                                                hen die krachtens de statuten daartoe zijn gerechtigd, of anders aan de leden of aandeelhouders.
                                                Heeft geen ander recht op het overschot, dan keert hij het uit aan de Staat, die het
                                                zoveel mogelijk overeenkomstig het doel van de rechtspersoon besteedt. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De vereffenaar stelt een rekening en verantwoording op van de vereffening, waaruit
                                                de omvang en samenstelling van het overschot blijken. Zijn er twee of meer gerechtigden
                                                tot het overschot, dan stelt de vereffenaar een plan van verdeling op dat de grondslagen
                                                der verdeling bevat. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  De vereffenaar legt de rekening en verantwoording en het plan van verdeling neer
                                                ten kantore van de registers waarin de rechtspersoon is ingeschreven, en in elk geval
                                                ten kantore van de rechtspersoon, als dat er is, of op een andere plaats in het arrondissement
                                                waar de rechtspersoon woonplaats heeft. De stukken liggen daar twee maanden voor ieder
                                                ter inzage. De vereffenaar maakt in een nieuwsblad bekend waar en tot wanneer zij
                                                ter inzage liggen. De rechter kan aankondiging in de Staatscourant bevelen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  Binnen twee maanden nadat de rekening en verantwoording en het plan zijn neergelegd
                                                en de nederlegging overeenkomstig lid 4 is bekendgemaakt en aangekondigd, kan iedere
                                                schuldeiser of gerechtigde daartegen door een verzoekschrift aan de rechtbank in verzet
                                                komen. De vereffenaar doet van gedaan verzet mededeling op de zelfde wijze als waarop
                                                de nederlegging van de rekening en verantwoording en het plan van verdeling zijn medegedeeld.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
7  Zodra de intrekking van of beslissing op elk verzet onherroepelijk is, deelt de vereffenaar
                                                dit mede op de wijze waarop het verzet is medegedeeld. Brengt de beslissing wijziging
                                                in het plan van verdeling, dan wordt ook het gewijzigde plan van verdeling op deze
                                                wijze meegedeeld. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Indien na het tijdstip waarop de rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser
                                                of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, kan de
                                                rechtbank op verzoek van een belanghebbende de vereffening heropenen en zo nodig een
                                                vereffenaar benoemen. In dat geval herleeft de rechtspersoon, doch uitsluitend ter
                                                afwikkeling van de heropende vereffening. De vereffenaar is bevoegd van elk der gerechtigden
                                                terug te vorderen hetgeen deze te veel uit het overschot heeft ontvangen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van een ontbonden rechtspersoon moeten
                                                worden bewaard gedurende zeven jaren nadat de rechtspersoon heeft opgehouden te bestaan.
                                                Bewaarder is degene die bij of krachtens de statuten, dan wel door de algemene vergadering
                                                of, als de rechtspersoon een stichting was, door het bestuur als zodanig is aangewezen.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Ontbreekt een bewaarder en is de laatste vereffenaar niet bereid te bewaren, dan
                                                wordt een bewaarder, zo mogelijk uit de kring dergenen die bij de rechtspersoon waren
                                                betrokken, op verzoek van een belanghebbende benoemd door de kantonrechter van de
                                                rechtbank van het arrondissement waarin de rechtspersoon woonplaats had. Rechtsmiddelen
                                                staan niet open. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  De in lid 2 genoemde kantonrechter kan desverzocht machtiging tot raadpleging van
                                                de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers geven aan iedere belanghebbende, indien
                                                de rechtspersoon een stichting was, en overigens aan ieder die aantoont bij inzage
                                                een redelijk belang te hebben in zijn hoedanigheid van voormalig lid of aandeelhouder
                                                van de rechtspersoon of houder van certificaten van diens aandelen, dan wel als rechtverkrijgende
                                                van een zodanige persoon. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Voor de toepassing van lid 1 worden aan aandelen verbonden rechten niet toegerekend
                                                aan degene die de aandelen voor rekening van anderen houdt. Aan aandelen verbonden
                                                rechten worden toegerekend aan degene voor wiens rekening de aandelen worden gehouden,
                                                indien deze bevoegd is te bepalen hoe de rechten worden uitgeoefend dan wel zich de
                                                aandelen te verschaffen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Voor de toepassing van lid 1 worden stemrechten, verbonden aan verpande aandelen,
                                                toegerekend aan de pandhouder, indien hij mag bepalen hoe de rechten worden uitgeoefend.
                                                Zijn de aandelen evenwel verpand voor een lening die de pandhouder heeft verstrekt
                                                in de gewone uitoefening van zijn bedrijf, dan worden de stemrechten hem slechts toegerekend,
                                                indien hij deze in eigen belang heeft uitgeoefend. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch
                                          zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met
                                          elkaar in een groep zijn verbonden. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een rechtspersoon of vennootschap heeft een deelneming in een rechtspersoon, indien
                                                hij of een of meer van zijn dochtermaatschappijen alleen of samen voor eigen rekening
                                                aan die rechtspersoon kapitaal verschaffen of doen verschaffen teneinde met die rechtspersoon
                                                duurzaam verbonden te zijn ten dienste van de eigen werkzaamheid. Indien een vijfde
                                                of meer van het geplaatste kapitaal wordt verschaft, wordt het bestaan van een deelneming
                                                vermoed. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Bij de vaststelling in hoeverre de leden of aandeelhouders stemmen, aanwezig of vertegenwoordigd
                                          zijn, of in hoeverre het aandelenkapitaal verschaft wordt of vertegenwoordigd is,
                                          wordt geen rekening gehouden met lidmaatschappen of aandelen waarvan de wet bepaalt
                                          dat daarvoor geen stem kan worden uitgebracht.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Van de bepalingen van dit boek kan slechts worden afgeweken, voor zover dat uit de
                                          wet blijkt. 
                                        
                                  
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  De statuten houden in: 
                                             
                                                - 
                                                   
a. de naam van de vereniging en de gemeente in Nederland waar zij haar zetel heeft; 
                                                 
                                                - 
                                                   
b. het doel van de vereniging; 
                                                 
                                                - 
                                                   
c. de verplichtingen die de leden tegenover de vereniging hebben, of de wijze waarop
                                                      zodanige verplichtingen kunnen worden opgelegd; 
                                                 
                                                - 
                                                   
d. de wijze van bijeenroeping van de algemene vergadering; 
                                                 
                                                - 
                                                   
e. de wijze van benoeming en ontslag van de bestuurders; 
                                                 
                                                - 
                                                   
f. de bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding, of de
                                                      wijze waarop de bestemming zal worden vastgesteld. 
                                                 
                                             
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  De notaris, ten overstaan van wie de akte wordt verleden, draagt zorg dat de akte
                                                voldoet aan het in de leden 2-4 bepaalde. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens hen
                                                die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De bestuurders van een vereniging waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële
                                                akte, zijn verplicht haar te doen inschrijven in het handelsregister en een authentiek
                                                afschrift van de akte, dan wel een authentiek uittreksel van de akte bevattende de
                                                statuten, ten kantore van dat register neer te leggen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Zolang de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, is iedere
                                                bestuurder voor een rechtshandeling waardoor hij de vereniging verbindt, naast de
                                                vereniging hoofdelijk aansprakelijk. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De bestuurders zijn hoofdelijk naast de vereniging verbonden voor schulden uit een
                                                rechtshandeling die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. Na hun aftreden zijn zij
                                                voorts hoofdelijk verbonden voor schulden, voortspruitend uit een tijdens hun bestuur
                                                verrichte rechtshandeling, voor zover daarvoor niemand ingevolge de vorige zin naast
                                                de vereniging is verbonden. Aansprakelijkheid ingevolge een der voorgaande zinnen
                                                rust niet op degene die niet tevoren over de rechtshandeling is geraadpleegd en die
                                                heeft geweigerd haar, toen zij hem bekend werd, als bestuurder voor zijn verantwoording
                                                te nemen. Ontbreken personen die ingevolge de eerste of tweede zin naast de vereniging
                                                zijn verbonden, dan zijn degenen die handelden, hoofdelijk verbonden. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Heeft de inschrijving, bedoeld in het vorige lid, plaatsgevonden, dan is degene die
                                                uit hoofde van lid 2 wordt verbonden slechts aansprakelijk, voor zover de wederpartij
                                                aannemelijk maakt dat de vereniging niet aan de verbintenis zal voldoen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 31 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-1992]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 32 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-09-1994]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Tenzij de statuten anders bepalen, beslist het bestuur over de toelating van een lid
                                          en kan bij niet-toelating de algemene vergadering alsnog tot toelating besluiten.
                                          
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2 Tenzij de statuten van de vereniging anders bepalen, gaat het lidmaatschap van een
                                                rechtspersoon die door fusie of splitsing ophoudt te bestaan, over op de verkrijgende
                                                rechtspersoon onderscheidenlijk overeenkomstig de aan de akte van splitsing gehechte
                                                beschrijving op een van de verkrijgende rechtspersonen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Verbintenissen kunnen slechts bij of krachtens de statuten aan het lidmaatschap worden
                                          verbonden. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De vereniging kan het lidmaatschap opzeggen in de gevallen in de statuten genoemd,
                                                voorts wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten door de statuten voor het
                                                lidmaatschap gesteld, te voldoen, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging
                                                niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Tenzij de statuten dit
                                                aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de opzegging door het bestuur. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Tenzij de statuten dit aan een ander orgaan opdragen, geschiedt de ontzetting door
                                                het bestuur. Het lid wordt ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave
                                                van redenen, in kennis gesteld. Hem staat, behalve wanneer krachtens de statuten het
                                                besluit door de algemene vergadering is genomen, binnen één maand na ontvangst van
                                                de kennisgeving van het besluit, beroep op de algemene vergadering of een daartoe
                                                bij de statuten aangewezen orgaan of derde open. De statuten kunnen een andere regeling
                                                van het beroep bevatten, doch de termijn kan niet korter dan op één maand worden gesteld.
                                                Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  Wanneer het lidmaatschap in de loop van een boekjaar eindigt, blijft, tenzij de statuten
                                                anders bepalen, desniettemin de jaarlijkse bijdrage voor het geheel verschuldigd.
                                                
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Tenzij de statuten anders bepalen, kan opzegging van het lidmaatschap slechts geschieden
                                                tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van
                                                vier weken; op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing. In ieder geval kan het lidmaatschap worden beëindigd door opzegging
                                                tegen het eind van het boekjaar, volgend op dat waarin wordt opgezegd, of onmiddellijk,
                                                indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Een lid kan voorts zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een
                                                maand nadat een besluit waarbij zijn rechten zijn beperkt of zijn verplichtingen zijn
                                                verzwaard, hem is bekend geworden of medegedeeld; het besluit is alsdan niet op hem
                                                van toepassing. Deze bevoegdheid tot opzegging kan de leden bij de statuten worden
                                                ontzegd voor het geval van wijziging van de daar nauwkeurig omschreven rechten en
                                                verplichtingen en voorts in het algemeen voor het geval van wijziging van geldelijke
                                                rechten en verplichtingen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  De statuten kunnen bepalen, dat een of meer der bestuursleden, mits minder dan de
                                                helft, door andere personen dan de leden worden benoemd. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Is in de statuten bepaald dat een bestuurder in een vergadering uit een bindende
                                                voordracht moet worden benoemd, dan kan aan die voordracht het bindend karakter worden
                                                ontnomen door een met ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen genomen besluit
                                                van die vergadering. In de statuten kan worden bepaald dat op deze vergadering ten
                                                minste een bepaald aantal stemmen moet kunnen worden uitgebracht; dit aantal mag niet
                                                hoger worden gesteld dan twee derden van het aantal stemmen dat door de stemgerechtigden
                                                gezamenlijk kan worden uitgebracht. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  Indien ingevolge de statuten een bestuurslid door leden of afdelingen buiten een
                                                vergadering wordt benoemd, dan moet aan de leden gelegenheid worden geboden kandidaten
                                                te stellen. De statuten kunnen bepalen dat dit recht slechts aan een aantal leden
                                                gezamenlijk toekomt, mits hun aantal niet hoger wordt gesteld dan een vijfde van het
                                                aantal leden dat aan de verkiezing kan deelnemen. De statuten kunnen voorts bepalen
                                                dat aldus gestelde kandidaten slechts zijn benoemd, indien zij ten minste een bepaald
                                                aantal stemmen op zich hebben verenigd, mits dit aantal niet groter is dan twee derden
                                                van het aantal der uitgebrachte stemmen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
6  Een bestuurslid kan, ook al is hij voor een bepaalde tijd benoemd, te allen tijde
                                                door het orgaan dat hem heeft benoemd, worden ontslagen of geschorst. Een veroordeling
                                                tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de vereniging en bestuurder kan door
                                                de rechter niet worden uitgesproken. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst
                                                zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst
                                                lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld,
                                                en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden
                                                meer dan één stem toekennen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  De statuten kunnen bepalen dat personen die deel uitmaken van andere organen der
                                                vereniging en die geen lid zijn, in de algemene vergadering stemrecht kunnen uitoefenen.
                                                Het aantal der door hen gezamenlijk uitgebrachte stemmen zal echter niet meer mogen
                                                zijn dan de helft van het aantal der door de leden uitgebrachte stemmen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De statuten kunnen bepalen dat bepaalde besluiten van de algemene vergadering aan
                                                een referendum zullen worden onderworpen. De statuten regelen de gevallen waarin,
                                                de tijd waarbinnen, en de wijze waarop het referendum zal worden gehouden. Hangende
                                                de uitslag van het referendum wordt de uitvoering van het besluit geschorst. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Een eenstemmig besluit van alle leden of afgevaardigden, ook al zijn deze niet in
                                                een vergadering bijeen, heeft, mits met voorkennis van het bestuur genomen, dezelfde
                                                kracht als een besluit van de algemene vergadering. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Het bestuur roept de algemene vergadering bijeen, zo dikwijls het dit wenselijk oordeelt,
                                                of wanneer het daartoe volgens de wet of de statuten verplicht is. De statuten kunnen
                                                deze bevoegdheid ook aan anderen dan het bestuur verlenen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Op schriftelijk verzoek van ten minste een zodanig aantal leden of afgevaardigden
                                                als bevoegd is tot het uitbrengen van een tiende gedeelte der stemmen in de algemene
                                                vergadering of van een zoveel geringer aantal als bij de statuten is bepaald, is het
                                                bestuur verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn
                                                van niet langer dan vier weken na indiening van het verzoek. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen, tenzij
                                                in de statuten de wijze van bijeenroeping der algemene vergadering voor dit geval
                                                anders is geregeld, de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan op de wijze
                                                waarop het bestuur de algemene vergadering bijeenroept of bij advertentie in ten minste
                                                één ter plaatse waar de vereniging gevestigd is, veelgelezen dagblad. De verzoekers
                                                kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding der vergadering en
                                                het opstellen der notulen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                        De artikelen 37-41 zijn van overeenkomstige toepassing op de afdelingen van een vereniging die geen
                                          rechtspersonen zijn en die een algemene vergadering en een bestuur hebben; hetgeen
                                          in die artikelen omtrent de statuten is bepaald, kan in een afdelingsreglement worden
                                          neergelegd. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 In de statuten van de vereniging kan geen verandering worden gebracht dan door een
                                                besluit van een algemene vergadering, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat
                                                aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld. De termijn voor oproeping
                                                tot een zodanige vergadering bedraagt ten minste zeven dagen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Zij die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel
                                                tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen vóór de vergadering
                                                een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen,
                                                op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na afloop van
                                                de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Aan de afdelingen waaruit de vereniging
                                                bestaat en aan afgevaardigden moet het voorstel ten minste veertien dagen vóór de
                                                vergadering ter kennis zijn gebracht; de vorige zin is alsdan niet van toepassing.
                                                
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Voor zover de bevoegdheid tot wijziging bij de statuten mocht zijn uitgesloten, is
                                                wijziging niettemin mogelijk met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle
                                                leden of afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
4  Een bepaling in de statuten, welke de bevoegdheid tot wijziging van een of meer andere
                                                bepalingen uitsluit, kan slechts worden gewijzigd met algemene stemmen in een vergadering,
                                                waarin alle leden of afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
6  De bestuurders van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid, waarvan de statuten
                                                overeenkomstig artikel 30 lid 3 van dit Boek in afschrift ten kantore van het handelsregister zijn nedergelegd, zijn
                                                verplicht aldaar tevens een afschrift van de wijziging en van de gewijzigde statuten
                                                neder te leggen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten
                                                tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van
                                                registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de vereniging zich
                                                als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of
                                                zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen
                                                deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen
                                                en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vereniging
                                                ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt,
                                                is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een
                                                wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid
                                                tot vertegenwoordiging kan slechts door de vereniging worden ingeroepen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De vereniging kan, voor zover uit de statuten niet het tegendeel voortvloeit, ten
                                          behoeve van de leden rechten bedingen en, voor zover dit in de statuten uitdrukkelijk
                                          is bepaald, te hunnen laste verplichtingen aangaan. Zij kan nakoming van bedongen
                                          rechten jegens en schadevergoeding aan een lid vorderen, tenzij dit zich daartegen
                                          verzet. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       In alle gevallen waarin de vereniging een tegenstrijdig belang heeft met een of meer
                                          bestuurders of commissarissen kan de algemene vergadering een of meer personen aanwijzen
                                          om de vereniging te vertegenwoordigen. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Het bestuur brengt op een algemene vergadering binnen zes maanden na afloop van het
                                                boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering, een
                                                jaarverslag uit over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid.
                                                Het legt de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring
                                                aan de vergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de bestuurders en commissarissen;
                                                ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave
                                                van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid van de gezamenlijke
                                                bestuurders in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Ontbreekt een raad van commissarissen en wordt omtrent de getrouwheid van de stukken
                                                aan de algemene vergadering niet overgelegd een verklaring afkomstig van een accountant
                                                als bedoeld in artikel 393 lid 1, dan benoemt de algemene vergadering jaarlijks een commissie van ten minste twee
                                                leden die geen deel van het bestuur mogen uitmaken. De commissie onderzoekt de stukken
                                                bedoeld in de tweede zin van lid 1, en brengt aan de algemene vergadering verslag
                                                van haar bevindingen uit. Het bestuur is verplicht de commissie ten behoeve van haar
                                                onderzoek alle door haar gevraagde inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de
                                                kas en de waarden te tonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van
                                                de vereniging voor raadpleging beschikbaar te stellen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een vereniging als bedoeld
                                                in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden door de algemene
                                                vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening
                                                op en legt het deze voor de leden ter inzage ten kantore van de vereniging. Binnen
                                                deze termijn legt het bestuur ook het jaarverslag ter inzage voor de leden, tenzij
                                                de artikelen 396 lid 6, eerste volzin, of 403 voor de vereniging gelden. De termijn kan voor beheerders waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen een vergunning is verleend, bij of krachtens die wet worden bekort.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De vereniging, bedoeld in artikel 360 lid 3, zorgt dat de opgemaakte jaarrekening, het jaarverslag en de krachtens artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens vanaf de oproep voor de algemene vergadering, bestemd tot
                                          behandeling van de jaarrekening, te haren kantore aanwezig zijn. De leden kunnen de
                                          stukken aldaar inzien en er kosteloos een afschrift van verkrijgen.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De artikelen 131, 138, 139, 149 en 150 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van faillissement van een vereniging
                                          waarvan de statuten zijn opgenomen in een notariële akte en die aan de heffing van
                                          vennootschapsbelasting is onderworpen. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       In geval van faillissement of surséance van betaling van een vereniging die is ingeschreven
                                          in het handelsregister, worden de aankondigingen welke krachtens de Faillissementswet in de Nederlandse Staatscourant worden opgenomen, door hem die met die openbaarmaking is belast, mede ter inschrijving
                                          in dat register opgegeven. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Voorzover van de bepalingen van deze titel in de statuten kan worden afgeweken, kan
                                          deze afwijking alleen geschieden bij op schrift gestelde statuten. 
                                        
                                  
                                 
                                    
                                    
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2 De akte moet worden verleden in de Nederlandse taal. Indien de stichting haar zetel
                                                heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht
                                                tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend. De stichting kan worden
                                                opgericht door een uiterste wilsbeschikking, gemaakt bij een notariële akte die in
                                                een vreemde taal is verleden; de statuten van de stichting moeten ook dan in de Nederlandse
                                                of Friese taal luiden.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
5  De notaris, ten overstaan van wie de akte is verleden, draagt zorg dat de statuten
                                                bevatten hetgeen in de leden 2-4 is genoemd. Bij verzuim is hij persoonlijk jegens
                                                hen die daardoor schade hebben geleden, aansprakelijk. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Bij gebreke van een aanwijzing van een zetel in de statuten, heeft de stichting haar
                                          zetel in de gemeente, waar de notaris voor wie de akte is verleden, ten tijde van
                                          het passeren der akte zijn standplaats had. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 288 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-2003]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 De bestuurders zijn verplicht de stichting benevens de naam, de voornamen en de woonplaats
                                                of laatste woonplaats van de oprichter of oprichters te doen inschrijven in het handelsregister
                                                en een authentiek afschrift dan wel een authentiek uittreksel van de akte van oprichting
                                                bevattende de statuten, ten kantore van dat register neer te leggen.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Zolang de opgave ter eerste inschrijving en nederlegging niet zijn geschied, is iedere
                                                bestuurder voor een rechtshandeling, waardoor hij de stichting verbindt, naast de
                                                stichting hoofdelijk aansprakelijk.
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 290 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-1992]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Slechts indien dit uit de statuten voortvloeit, is het bestuur bevoegd te besluiten
                                                tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van
                                                registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich
                                                als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of
                                                zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. De statuten kunnen
                                                deze bevoegdheid aan beperkingen en voorwaarden binden. De uitsluiting, beperkingen
                                                en voorwaarden gelden mede voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de stichting
                                                ter zake van deze handelingen, tenzij de statuten anders bepalen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3  Bevoegdheid tot vertegenwoordiging die aan het bestuur of aan een bestuurder toekomt,
                                                is onbeperkt en onvoorwaardelijk, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Een
                                                wettelijk toegelaten of voorgeschreven beperking van of voorwaarde voor de bevoegdheid
                                                tot vertegenwoordiging kan slechts door de stichting worden ingeroepen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De statuten van de stichting kunnen door haar organen slechts worden gewijzigd, indien
                                          de statuten daartoe de mogelijkheid openen. De wijziging moet op straffe van nietigheid
                                          bij notariële akte tot stand komen. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift
                                          van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het in artikel 289 van dit Boek bedoelde register. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Indien ongewijzigde handhaving van de statuten zou leiden tot gevolgen, die bij de
                                                oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild, en de statuten de mogelijkheid
                                                van wijziging niet voorzien of zij die tot wijziging de bevoegdheid hebben, zulks
                                                nalaten, kan de rechtbank op verzoek van een oprichter, het bestuur of het openbaar
                                                ministerie de statuten wijzigen. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  De rechtbank wijkt daarbij zo min mogelijk van de bestaande statuten af; indien wijziging
                                                van het doel noodzakelijk is, wijst zij een doel aan dat aan het bestaande verwant
                                                is. Met inachtneming van het vorenstaande is de rechtbank bevoegd, zo nodig, de statuten
                                                op andere wijze te wijzigen dan is verzocht. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een besluit tot wijziging van de statuten kan te allen tijde op verzoek van de stichting,
                                          van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden vernietigd,
                                          indien de wijziging tot gevolg heeft dat de stichting kan worden ontbonden op een
                                          grond als bedoeld in de artikelen 21 of 301 lid 1, en die wijziging niet tot omzetting leidt. Overigens zijn artikel 15 leden 3 en 4 en artikel 16 van toepassing. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       In een geding, waarin ontbinding van een stichting op een grond als vermeld in artikel 21 of 301 lid 1 onder a wordt verzocht, kan de rechtbank de bevoegdheden in de beide voorgaande artikelen
                                          genoemd, ambtshalve uitoefenen. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Het openbaar ministerie bij de rechtbank is, bij ernstige twijfel of de wet of de
                                                statuten te goeder trouw worden nageleefd, dan wel het bestuur naar behoren wordt
                                                gevoerd, bevoegd aan het bestuur inlichtingen te verzoeken. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Bij niet- of niet-behoorlijke voldoening aan het verzoek kan de voorzieningenrechter
                                                van de rechtbank, desverzocht, bevelen dat aan het openbaar ministerie de boeken,
                                                bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting voor raadpleging beschikbaar
                                                worden gesteld en de waarden der stichting worden getoond. Tegen de beschikking van
                                                de voorzieningenrechter staat geen hoger beroep of cassatie open. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Een bestuurder die: 
                                             
                                                - 
                                                   
a. iets doet of nalaat in strijd met de bepalingen van de wet of van de statuten, dan
                                                      wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, of 
                                                 
                                                - 
                                                   
b. niet of niet behoorlijk voldoet aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank,
                                                      ingevolge het vorige artikel, gegeven bevel, kan door de rechtbank worden ontslagen.
                                                      Dit kan geschieden op verzoek van het openbaar ministerie of iedere belanghebbende.
                                                      
                                                 
                                             
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Telkens wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk
                                          ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien, kan de rechtbank,
                                          op verzoek van iedere belanghebbende of het openbaar ministerie in de vervulling van
                                          de ledige plaats voorzien. De rechtbank neemt daarbij zoveel mogelijk de statuten
                                          in acht. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Een stichting die een of meer ondernemingen in stand houdt welke ingevolge de wet
                                          in het handelsregister moeten worden ingeschreven, vermeldt bij de staat van baten
                                          en lasten de netto-omzet van deze ondernemingen.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een stichting als bedoeld
                                                in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden door het in lid
                                                3 bedoelde orgaan op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening
                                                op en legt het deze voor hen die deel uitmaken van het in lid 3 bedoelde orgaan ter
                                                inzage ten kantore van de stichting. Binnen deze termijn legt het bestuur ook de krachtens
                                                artikel 392 lid 1 toe te voegen gegevens ter inzage voor hen die deel uitmaken van het in lid 3 bedoelde
                                                orgaan en het jaarverslag, tenzij artikel 396 lid 6, eerste volzin, voor zover het betreft het jaarverslag, of artikel 403 voor de stichting gelden. De termijn kan voor beheerders waaraan ingevolge de Wet toezicht beleggingsinstellingen een vergunning is verleend, bij of krachtens die wet worden bekort. Zij die deel
                                                uitmaken van het in lid 3 bedoelde orgaan kunnen kosteloos een afschrift van deze
                                                stukken verkrijgen.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
3 De jaarrekening wordt uiterlijk een maand na afloop van de termijn vastgesteld door
                                                het daartoe volgens de statuten bevoegde orgaan. Indien de statuten deze bevoegdheid
                                                niet aan enig orgaan verlenen, komt deze bevoegdheid toe aan het toezicht houdende
                                                orgaan en bij gebreke daarvan aan het bestuur.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       De artikelen 131, 138, 139, 149 en 150 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van faillissement van een stichting
                                          die aan de heffing van vennootschapsbelasting is onderworpen. 
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       In kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken, inhoudende: 
                                       
                                       doorhaling, aanvulling of wijziging van het in het register ingeschrevene, 
                                       
                                       wijziging van de statuten van de stichting, 
                                       
                                       wijziging van of voorziening in het bestuur, of 
                                       
                                       vernietiging van een besluit tot wijziging van de statuten, 
                                       
                                       worden door de zorg van de griffier van het college waarvoor de zaak laatstelijk aanhangig
                                          was ingeschreven in het in artikel 289 van dit Boek genoemde register. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       In geval van faillissement of surséance van betaling van een stichting worden de aankondigingen
                                          welke krachtens de Faillissementswet in de Nederlandse Staatscourant worden opgenomen, door hem die met de openbaarmaking is belast, mede ter inschrijving
                                          in het register, bedoeld in artikel 289 van dit Boek, opgegeven. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2  Voor de toepassing van artikel 285 lid 3 van dit Boek gelden als uitkeringen aan oprichters van zulk een stichting of aan
                                                hen die deel uitmaken van haar organen, niet de uitkeringen die voortvloeien uit een
                                                recht op pensioen of uit een aanspraak krachtens een arbeidsovereenkomst waarin een
                                                beding als bedoeld in artikel 631, lid 3, onder c, van Boek 7, is opgenomen. 
                                           
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 305 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-1984]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 306 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-1984]
                                             
                                        
                                        
                                    
                                       
                                       
                                          Artikel 307 
                                           
                                          
                                             [Vervallen per 01-01-1984]