Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de afzet een algemene regeling vast te stellen betreffende de kwaliteit van voortbrengselen van de landbouw en de visserij;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
landbouw: akkerbouw, weidebouw, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen –, teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met inbegrip van bosbouw;
produkten: alle voortbrengselen van de landbouw, alsmede de bij be- of verwerking daarvan verkregen voortbrengselen, derivaten en afvallen;
college: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;
landbouwkwaliteitsbesluit: een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 2;
controle-instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, bedoeld in artikel 8;
verordening (EU) 1151/2012: verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU 2012, L 343);
geografische aanduiding: geografische aanduiding als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening (EU) 1151/2012;
geografische oorsprongsbenaming: oorsprongsbenaming als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening (EU) 1151/2012;
houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op grond van verordening (EU) 1151/2012 gerechtigd is een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming te bezigen.
1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van de afzet regelen worden gesteld betreffende de kwaliteit van produkten. Deze regelen kunnen betrekking hebben op de oorsprong, de hoedanigheid, de sortering, de verzorging, de verpakking, de vorm, de afwerking, de aanduiding, de maat en het gewicht van produkten.
3 Een voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur, in het eerste lid bedoeld, wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, tezamen.
1 Bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit kan worden voorzien in het verlenen van vrijstelling, en, op aanvrage, ontheffing van hetgeen bij of krachtens dat besluit is geregeld.
Artikel 4
[Vervallen per 01-01-2015]
Artikel 5
[Vervallen per 08-02-2012]
Artikel 6
[Vervallen per 28-09-2007]
1 Indien bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit regelen zijn gesteld omtrent keuring van produkten, kunnen daarbij merken, tekenen of bewijsstukken worden vastgesteld als uitsluitend bestemd om door of vanwege de daartoe gerechtigde op produkten of op hun verpakking te worden aangebracht, dan wel bij die produkten te worden gevoegd.
2 Bij of krachtens een besluit, in het eerste lid bedoeld, kunnen regelen worden gesteld betreffende het vervaardigen, voorhanden en in voorraad hebben, zomede het afleveren en gebruiken van merken, tekenen of bewijsstukken en van cliché's, stempels en andere werktuigen tot het vervaardigen of aanbrengen van die merken, tekenen of bewijsstukken.
2 In een landbouwkwaliteitsbesluit kunnen een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid worden belast met de keuring, bedoeld in artikel 7, of met het toezicht daarop. Zij kunnen daarbij tevens bevoegd worden verklaard tot het uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, in hetzelfde artikel bedoeld.
Artikel 9
[Vervallen per 28-09-2007]
2 Een controle-instelling stelt een reglement vast waarin wordt geregeld de wijze waarop de keuring, bedoeld in artikel 7, wordt uitgevoerd, de wijze waarop het uitreiken van bewijsstukken, merken en tekenen plaatsvindt, en de wijze waarop de controles plaatsvinden.
4 De statuten van een controle-instelling alsmede wijzigingen daarvan behoeven, alvorens zij van kracht zijn, de instemming van Onze Minister. Onze Minister draagt zorg voor de publicatie van de statuten in de Staatscourant.
7 De controle-instelling of Onze Minister kan besluiten geen activiteiten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, te verrichten of deze te staken, indien niet het ingevolge dit artikel verschuldigde bedrag wordt voldaan.
2 De controle-instelling regelt bij reglement de samenstelling en bevoegdheid van haar organen die de tuchtrechtspraak uitoefenen, alsmede de rechtsgang van het tuchtrechtelijk geding, een en ander met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.
4 In verband met de uitvoering van voorschriften van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen kan in afwijking van het eerste lid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat geen tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld op overtreding van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen bepalingen of onderdelen daarvan.
De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke of mondelinge vermaning tot de betrokkene in verband met het begane feit.
2 Indien de waarde van de goederen, met betrekking tot welke een overtreding is begaan, of de waarde van het wederrechtelijk genoten voordeel dat geheel of gedeeltelijk door middel van de overtreding is verkregen, hoger is dan een kwart van de geldboete van de derde categorie, kan een geldboete worden opgelegd van ten hoogste de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
1 In de gevallen, waarin het tuchtgerecht de openbaarmaking van zijn uitspraak gelast, bepaalt het tevens de wijze, waarop aan die last uitvoering wordt gegeven.
1 Indien een feit, dat tuchtrechtelijk kan worden afgedaan, wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap, wordt de tuchtrechtelijke vervolging ingesteld en worden maatregelen genomen tegen:
a. die rechtspersoon of die vennootschap;
b. hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, of
c. beiden.
2 Een feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon of een vennootschap, indien het begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon of de vennootschap, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.
3 Indien een tuchtrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon of een vennootschap, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, door één dezer.
5 De oproeping houdt in:
a. de namen, het beroep en de woonplaats van de ter zitting opgeroepen getuigen en deskundigen;
b. de mededeling, dat de betrokkene bevoegd is getuigen en deskundigen ter zitting mede te brengen.
Het tuchtgerecht doet binnen drie weken na ontvangst van het afschrift van het beroepschrift, bedoeld in artikel 13g, derde lid, de stukken toekomen aan de griffier van het College.
1 Als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, kan het College of de president zonder nader onderzoek door het College uitspraak doen. De uitspraak wordt onverwijld aan de betrokkene, het tuchtgerecht en de controle-instelling gezonden.
2 Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste lid, kan de betrokkene dan wel de controle-instelling binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet doen bij het College. Artikel 13g is van overeenkomstige toepassing.
4 Als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, kan het College het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond verklaren, echter niet dan na de betrokkene dan wel de controle-instelling in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.
1 Tenzij artikel 13i, eerste lid wordt toegepast, bepaalt de president de dag voor de behandeling van de zaak. Betrokkene en de controle-instelling worden uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van het College te verschijnen.
4 Is de termijn niet in acht genomen, dan bepaalt het College een nieuwe rechtsdag, tenzij de betrokkene in persoon of bij gemachtigde is verschenen. In dit laatste geval kan op zijn verzoek uitstel worden verleend.
4 Het proces-verbaal bevat de namen van de voorzitter en de leden die de zaak behandelen, die van partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden die op de zitting zijn verschenen en van degenen die hen hebben bijgestaan, en die van de getuigen, deskundigen en tolken die op de zitting zijn verschenen.
8 Het College kan bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de partij, getuige of deskundige voorgelezen. Deze mag daarin wijzigingen aanbrengen, die op schrift worden gesteld en aan de partij, getuige of deskundige worden voorgelezen. De verklaring wordt door de partij, getuige of deskundige ondertekend. Heeft ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.
1 De betrokkene of de controle-instelling kan, tenzij het College beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.
5 Het College kan weigeren bepaalde personen, die niet zijn advocaat, als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt het College op verzoek van de betrokkene of de controle-instelling de zaak tot een volgende zitting aan.
Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van het College schade zou kunnen lijden. De artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Aan de betrokkene of de controle-instelling dan wel aan hun gemachtigden en aan de raadsman wordt de gelegenheid gegeven het woord te voeren en de gronden van het beroep toe te lichten.
2 Ieder, die als getuige is opgeroepen, is verplicht voor het College te verschijnen. Indien de getuige niet op de oproeping verschijnt, kan het College de officier van justitie in het arrondissement waarin het College zitting houdt, verzoeken de getuige ter terechtzitting van het College te dagvaarden en daarbij te voegen een bevel tot medebrenging.
1 Het College kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of de controle-instelling deskundigen benoemen, teneinde het College voor te lichten, zo nodig, met opdracht een onderzoek in te stellen en het College een verslag uit te brengen.
2 Indien een nader onderzoek noodzakelijk is en het College de zaak zelf afdoet, worden de betrokkene en de controle-instelling binnen een termijn van ten hoogste acht weken nadat de zaak bij het College aanhangig is gemaakt opgeroepen om op een door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen.
De tenuitvoerlegging van uitspraken van een tuchtgerecht en van het College geschiedt op last van de controle-instelling. De controle-instelling kan niet van tenuitvoerlegging afzien, tenzij met goedkeuring van de voorzitter van het College.
1 De controle-instelling brengt binnen twee weken na het onherroepelijk worden van de uitspraak van het tuchtgerecht of van het College ter kennis van de betrokkene, binnen welke termijn hij de opgelegde geldboete, of de kosten van openbaarmaking van de uitspraak moet voldoen. Deze termijn kan op ten hoogste twee maanden worden gesteld en kan telkens worden verlengd, maar mag ook na verlenging niet langer zijn dan twee jaren.
3 Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de kosten van de verscherpte controle, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel c, met dien verstande dat de termijn voor de kennisgeving van de betalingstermijn eerst aanvangt nadat de kosten zijn gemaakt.
1 De houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming kan zijn recht handhaven jegens een ieder die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een van de handelingen genoemd in artikel 13, eerste lid, van verordening (EU) 1151/2012 verricht.
2 De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het recht van de houder te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
6 In plaats van schadevergoeding kan worden gevorderd, dat de verweerder veroordeeld wordt de door de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen; indien de rechter echter van oordeel is dat de omstandigheden van het geval geen aanleiding geven tot een dergelijke veroordeling, zal de rechter de verweerder tot schadevergoeding kunnen veroordelen.
8 De houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming heeft de bevoegdheid roerende zaken, waarmee een inbreuk op zijn recht wordt gemaakt, of materialen en werktuigen die voornamelijk zijn gebruikt bij de voortbrenging van die zaken als zijn eigendom op te eisen, dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Bij de beoordeling van de vordering wordt een afweging gemaakt tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen alsmede de belangen van derden.
9 De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag, gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
11 De rechter kan op vordering van de houder van een geografische aanduiding of geografische oorsprongsbenaming degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen aan laatstgenoemde bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de houder van de geografische aanduiding mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
2 Onze Minister en Onze Ministers, wie het mede aangaat, kunnen tezamen nadere voorschriften geven betreffende de monsterneming, de verpakking, de conservering, de verzegeling, de verzending en het onderzoek der monsters.
Artikel 16
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 17
[Vervallen per 01-01-1994]
1 Aan het slot van artikel 1, onder 4e, van de Wet op de economische delicten wordt toegevoegd de zinsnede: de Landbouwkwaliteitswet, de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, tweede lid, 4, vierde lid, 6 en 9, eerste lid.
2
Artikel 13 vindt geen toepassing, indien de Officier van Justitie, na overleg met de controle-instelling, heeft beslist, dat een overtreding strafrechtelijk zal worden afgedaan.
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.