Instelling Contactcommissie Beroepsbegeleidend Onderwijs

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-04-1969 t/m 30-12-2004

Instelling Contactcommissie Beroepsbegeleidend Onderwijs

De staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen,

Gezien het voorstel van de inspecteur-generaal van het onderwijs van 24 mei 1968, IGO/24568.5 en van 20 november 1968, IGO/181168.2,

Besluit:

met ingang van 1 april 1969:

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • I in te stellen een Contactcommissie beroepsbegeleidend onderwijs, die tot taak zal hebben:

    • 1. het onderhouden van contacten met de besturen (of door deze aan te wijzen vertegenwoordigers) van de scholen voor beroepsbegeleidend onderwijs, die toestemming hebben verkregen om te experimenteren met nieuwe leerplannen

    • 2. het verder helpen ontwikkelen en het coördineren van leerplannen van de onder 1 bedoelde scholen mede met het oog op de ingevolge artikel 2 van de Wet op het leerlingwezen vereiste onderlinge samenhang tussen de opleiding in de praktijk van het beroep en het algemeen en op het beroep gericht onderwijs;

    • 3. het bestuderen van met de leerplannen samenhangende aspecten;

    • 4. het doen van voorstellen met betrekking tot de geleidelijke introductie van de verkregen inzichten bij het leerlingwezen als geheel;

    • 5. hem desgevraagd of uit eigen beweging advies uit te brengen met betrekking tot het werkterrein van de commissie;

    • 6. hem in het eerste kwartaal van elk jaar verslag uit te brengen over de werkzaamheden van de commissie over het afgelopen jaar;

  • II de commissie te machtigen indien- en voor zover zij dit in het belang van haar opdracht nodig acht:

    • 1. subcommissies en/of werkgroepen te vormen;

    • 2. zich door buiten de commissie staande deskundigen te doen voorlichten;

  • III in de commissie te benoemen tot: lid en voorzitter G. H. F. Snijders ing., te Voorburg;

    lid en plaatsvervangend voorzitter J. P. C. M. Broeckhuijsen ing., te Roermond;

    lid P. C. J. de Haes, te Tilburg; A. S. Herfst. te Amsterdam; J. L. de Jonge ing., te Voorschoten; W. H. Kalb, te Eindhoven; Th. de Keulenaar, te Haarlem; jhr. mr. W. C. S. Laman Trip, te 's-Gravenhage; M. Leegwater, te Zaandam; drs. L. L. A. Maurenbrecher, te 's-Gravenhage; dr. Q. L. Th. van der Meer, te Doorn; drs. J. A. van Nieuwenhuijzen, te 's-Gravenhage; G. H. M. Nijhuis, te Amsterdam; C. H. J. Piets, te Roermond, en J. de Ruiter, te Amersfoort; secretaris mejuffrouw M. C. A. van Jaarsveld, te Rijswijk (Z.-H.);

  • IV te bepalen, dat de benoeming van de leden G. H. F. Snijders ing. en J. P. C. M. van Broeckhuijsen ing., alsmede van de secretaris haar oorzaak vindt in het ambt, dat zij bekleden;

  • V te bepalen, dat deze beschikking in de Nederlandse Staatscourant wordt geplaatst.

Naar boven