Stb. 2013, 566, datum inwerkingtreding 01-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
4 Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de aanslag inkomstenbelasting
of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een ingediende aangifte die
is ontvangen voor de eerste dag van de vierde maand na afloop van het tijdvak waarover
de belasting wordt geheven.
5 Ingeval de navorderingsaanslag is vastgesteld naar aanleiding van een verzoek, eindigt
het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van
het tweede lid, uiterlijk 12 weken na de datum van ontvangst van het verzoek.
6 Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot inkomstenbelasting ter zake
van te conserveren inkomen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001, uitgezonderd te conserveren inkomen dat is ontstaan door toepassing van artikel
3.58, eerste lid, of artikel 3.64, eerste lid, van die wet.
7 Voor de toepassing van dit artikel geldt als het te betalen bedrag aan belasting:
het bedrag na de verrekening ingevolge:
-
a. artikel 15;
-
b. de artikelen 3 152, zesde lid, en 4.51, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
-
c. artikel 21, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.