Besluit vaststelling premieregeling militairen soldaat der eerste klasse

Geraadpleegd op 04-05-2024.
Geldend van 17-04-1958 t/m heden

Besluit van 28 maart 1958, houdende vaststelling van een premieregeling voor militairen met de stand van soldaat der eerste klasse, die een verbintenis bij het reserve-personeel der Koninklijke Landmacht of der Koninklijke Luchtmacht hebben gesloten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog van 3 februari 1958, Directie Militair Personeel, Afdeling Pensioenen, Bezoldigingen en Geneeskundige voorzieningen, nr. P. 112.533/C;

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931;

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 1958, nr. 34);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 22 maart 1958, Directie Militair Personeel, Afdeling Pensioenen, Bezoldigingen en Geneeskundige voorzieningen, nr. P. 112.533/G;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder maand: de periode gerekend van een datum tot de overeenkomstige datum van de volgende kalendermaand.

Artikel 2

  • 1 Een militair met de stand van soldaat der eerste klasse die een voor de tijd van twaalf maanden gesloten verbintenis als omschreven in artikel 2 van het Besluit verbintenissen reserve-personeel beneden de rang van tweede-luitenant Landmacht (Stb. 1952, nr. 496) ten volle heeft volbracht, heeft aanspraak op een geldelijke uitkering ten bedrage van f 600,-.

  • 2 Een militair als bedoeld in het eerste lid, die een verbintenis als daargenoemd door een niet aan hemzelf te wijten oorzaak niet ten volle heeft kunnen volbrengen en deswege van die verbintenis is ontheven of wiens verbintenis door een niet aan hemzelf te wijten oorzaak van rechtswege is beëindigd binnen het tijdvak waarvoor zij is aangegaan, heeft voor elke maand welke hij krachtens de verbintenis in werkelijke dienst heeft doorgebracht aanspraak op een geldelijke uitkering ten bedrage van een twaalfde gedeelte van de in het eerste lid genoemde uitkering.

  • 3 Een militair als bedoeld in het eerste lid heeft, ingeval een verbintenis als daargenoemd stilzwijgend wordt verlengd, voor ten hoogste zesendertig maanden aanspraak op de in de vorige leden bedoelde geldelijke uitkeringen.

Artikel 3

  • 1 Een uitkering als bedoeld in artikel 2 wordt uitbetaald binnen twee weken nadat daarop aanspraak is ontstaan, tenzij de belanghebbende te kennen geeft, dat hij aan uitbetaling op een later tijdstip of aan uitbetaling in termijnen de voorkeur geeft, in welk geval zulks kan plaats vinden met toepassing van door Onze Minister van Oorlog terzake gestelde regelen.

  • 2 Ingeval een verbintenis als genoemd in artikel 2, eerste lid, stilzwijgend wordt verlengd, wordt een uitkering als in dat artikel bedoeld evenwel eerst uitbetaald na ommekomst van de gehele periode waarover de belanghebbende aanspraak op een zodanige uitkering heeft.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van dagtekening van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 28 maart 1958

JULIANA.

De Minister voor Defensie,

C. STAF.

Uitgegeven de vijftiende april 1958.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

Naar boven