Vast te stellen het volgend:
REGLEMENT OP DE MILITAIRE WILLEMS-ORDE.
Waar in dit reglement wordt gesproken van de "Wet" en de "Orde" worden daarmede bedoeld
onderscheidenlijk de "Wet op de Militaire Willems-Orde" en de "Militaire Willems-Orde".
Benoeming en bevordering in de Orde kan geschieden:
-
a. Op voordracht van den chef, onder wien de betrokken persoon dient of gediend heeft,
of van een hoogere autoriteit;
-
b. Op aanvrage van den persoon, die meent zich in den strijd door een of meer uitstekende
daden van moed, beleid en trouw te hebben onderscheiden.
Artikel 4
[Vervallen per 01-01-1994]
Bij de aanvraag moet de aanvrager een volledige en duidelijke beschrijving overleggen
van de uitstekende daad, waarop hij zijn aanvrage steunt; van het onderdeel der krijgsmacht
waarbij, van het tijdstip waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder hij
de daad verrichtte; van de namen van zoo mogelijk niet minder dan drie personen, die
daarbij tegenwoordig waren en die de juistheid van hetgeen de aanvrager opgeeft kunnen
bevestigen.
Aan aanvragen om tot lid van de Orde te worden benoemd of daarin te worden bevorderd,
gedaan op grond van daden, welke vijf jaren of meer te voren zouden zijn bedreven,
wordt geen gevolg gegeven.
-
1 Alle chefs en autoriteiten, die langs den hiërarchischen weg een voordracht of een
aanvrage ter behandeling ontvangen, zijn verplicht bij de doorzending te doen blijken
of en waarom zij al dan niet met de voordracht of aanvrage instemmen.
-
2 Zij zijn eveneens verplicht hem, die het lidmaatschap der Orde aanvraagt, dan wel
verzoekt daarin te worden bevorderd, voor zooveel noodig en met inachtneming van het
bepaalde in artikel 6, bij te staan in het bijeenbrengen der gegevens, verklaringen enz., waardoor kan
worden bewezen, dat de uitstekende daad door den aanvrager is bedreven.
-
1 Iedere chef, die een uitstekende daad als in de Wet bedoeld door een zijner ondergeschikten
heeft zien bedrijven, is verplicht daarvan mededeeling te doen aan den boven hem gestelden
chef of autoriteit onder bijvoeging van een beschrijving van de daad, met vermelding
van tijd, plaats en omstandigheden en van schriftelijke verklaringen van zoo mogelijk
niet minder dan drie personen, die getuigen waren van de daad.
De in artikel 8 bedoelde stukken zullen zoo duidelijk en volledig mogelijk moeten zijn, opdat de
uitstekende daad daarmede kan worden bewezen.
-
1 De militairen, die getuigen waren van de vermeende uitstekende daad, zijn op vordering
van hun chef verplicht schriftelijk een beschrijving te geven van hetgeen zij hebben
gezien. Dit stuk wordt, als de getuige officier is, door dezen onderteekend, nadat
hij daarop een verklaring heeft gesteld, dat het naar waarheid is opgemaakt. Het wordt
vervolgens door den chef voor gezien geteekend.
-
2 Heeft de getuige niet den rang van officier, dan wordt het stuk door den chef in
handen gesteld van twee door hem aan te wijzen officieren, die den getuige het geschrevene
voorlezen en hem daarbij wijzen op eventueel in de verklaring voorkomende onduidelijkheden,
welke door den getuige, zoo hij dit verlangt, worden verbeterd. Bevat het stuk daarna
alles wat de getuige geheel naar waarheid kan verklaren, dan wordt dit in zijn tegenwoordigheid
door de officieren op het stuk vermeld, waarna het door den getuige met zijn handteekening
wordt bekrachtigd. De twee officieren stellen en onderteekenen op het stuk de verklaring,
dat de getuige in hun tegenwoordigheid zijn handteekening heeft geplaatst, na hun
desgevraagd te hebben verzekerd, dat hij in het door hem opgestelde stuk zoo volledig
mogelijk en naar waarheid heeft getuigd.
Als geen voldoend aantal officieren als in de artikelen 10 en 11 bedoeld beschikbaar is, kunnen de ontbrekenden door militairen van hoogeren rang
of meerderen ouderdom in rang dan de getuige worden vervangen, waartoe uit de beschikbaren
de hoogsten in rang worden aangewezen.
Niet-militairen worden als getuigen toegelaten, als zij bereid zijn verklaringen af
te leggen als in artikel 10 of 11 bedoeld.
Indien de verklaringen van getuigen als in de artikelen 10, 11 of 13 bedoeld ontbreken, wordt een voordracht of aanvrage niettemin in behandeling genomen,
indien de uitstekende daad op andere wijze voldoende kan worden bewezen.
-
2 Voor benoeming komen in aanmerking gewezen militairen van de zeemacht, de landmacht
hier te lande en die in Nederlandsch-Indië, terwijl zoo mogelijk elk dezer deelen
der weermacht zal worden vertegenwoordigd. Zoo noodig kunnen ook nog in dienst zijnde
militairen tot lid of plaatsvervangend lid van het Kapittel worden benoemd.
De leden nemen zitting in volgorde van hun benoeming tot lid van het Kapittel. Bij
gelijke benoeming beslist de volgorde, waarin hun namen in het desbetreffend besluit
zijn vermeld.
Bij ontstentenis of afwezigheid van den Kanselier wordt hij als voorzitter vervangen
door een door hem aan te wijzen lid van het Kapittel.
-
1 Wanneer een lid den vollen ouderdom van vijf en zeventig jaren heeft bereikt, wordt
hem met ingang van de daaropvolgende maand als zoodanig door Ons, op gemeenschappelijke
voordracht van Onze Ministers van Defensie en van Koloniën, ontslag verleend.
-
2 Vóór dat tijdstip kan een lid door Ons op gelijke voordracht worden ontslagen, hetzij
op eigen verzoek, dan wel indien daartoe door Ons, het Kapittel gehoord, redenen aanwezig
worden bevonden.
-
1 Adviezen, voorstellen of beslissingen van het Kapittel worden gegeven, gedaan of genomen
bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de stem van den voorzitter.
Een stemming is alleen geldig als ten minste vijf leden, de voorzitter hieronder begrepen,
daaraan hebben deelgenomen. In de bijeenkomst aanwezige leden zijn verplicht aan de
stemming deel te nemen. Blanco-stemmen is niet toegelaten.
-
2 De leden, die zich niet hebben vereenigd met het gevoelen der meerderheid, hebben
de bevoegdheid in een bij het advies of het voorstel van het Kapittel over te leggen
nota hun afwijkende meening toe te lichten.
Het Kapittel brengt aan het Hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur
advies uit over de voordrachten voor benoeming of bevordering in en ontslag uit de
Orde, over de aanvragen om in de Orde te worden opgenomen of bevorderd, zoomede de
in dit reglement genoemde gevallen.
-
1 Het Kapittel is bevoegd Ons, door tusschenkomst van de daarbij betrokken Departementen
van algemeen bestuur, alle inlichtingen te verstrekken, welke het meent in het belang
van de Orde of van de ridders te moeten doen.
-
2 Het Kapittel verstrekt desgevraagd aan het Hoofd van het betrokken Departement van
algemeen bestuur de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Het
Hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur kan inzage vorderen van zakelijke
gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs
nodig is.
-
1 Het Kapittel doet onder zijn toezicht registers aanhouden voor elk der vier klassen
van ridders, bevattende voor elken ridder: naam en voornamen, datum en plaats van
geboorte, beknopten staat van dienst, datum van benoeming en van bevordering in de
Orde, beknopte vermelding van de uitstekende daad (daden), waarvoor de benoeming of
bevordering geschiedde, zoomede eventueel datum en nummer van Ons Besluit van schorsing
van de bevoegdheid tot het dragen van het ordeteeken of van ontslag uit de Orde. Van
overlijden van een ridder wordt in de registers aanteekening gehouden.
-
2 Het Kapittel doet eveneens aanteekening houden van Onze besluiten, waarbij aan eenig
onderdeel der weermacht het ordeteeken is verleend, met beknopte vermelding van de
uitstekende daad (daden), waardoor het zich heeft onderscheiden.
Een ridder der Orde, die opnieuw in den strijd een uitstekende daad van moed, beleid
en trouw heeft verricht, kan bij Ons voor bevordering in de Orde in aanmerking worden
gebracht.
Door Ons kan worden bepaald, dat de naam van hem, die tijdens het verrichten van een
uitstekende daad van moed, beleid en trouw, waarvoor hij tot een benoeming of bevordering
in de Orde in aanmerking zou zijn gekomen, sneuvelde of, voordat Onze beslissing aangaande
zijn benoeming of bevordering was genomen, is overleden, in de in artikel 24 bedoelde registers zal worden ingeschreven.
Van Onze besluiten tot benoeming of bevordering in de Orde, alsmede van die, genoemd
in de artikelen 24 (2) en 27, wordt, met beknopte vermelding van de uitstekende daad, waarvoor de onderscheiding
of vergunning is verleend, mededeeling gedaan in de Staatscourant.
Tijdig voordat aan een benoemden ridder het Ordeteeken zal worden uitgereikt, zendt
het betrokken Departement van algemeen bestuur hem een exemplaar van de Wet en van
dit reglement.
-
1 Het uitreiken van het ordeteeken aan militairen geschiedt voor het front der troepen
of der scheepsbemanning, ter plaatse van de uitreiking aanwezig, op de volgende wijze:
-
a. de autoriteit, met de uitreiking belast, doet aan de aanwezigen mededeeling van de
uitstekende daad (daden), waarvoor de onderscheiding werd toegekend;
-
b. de ban wordt geopend en het Koninklijk Besluit der benoeming voorgelezen;
-
c. den benoemde - Nederlandsch onderdaan zijnde - wordt de eed (belofte) afgenomen;
-
d. het ordeteeken wordt den benoemde (bevorderde) op de borst gehecht c.q. omgehangen;
-
e. de benoemde ridder ontvangt de accolade van de ridders, daartoe aangewezen door of
namens de autoriteit met de uitreiking belast;
-
f. de ban wordt gesloten;
-
g. de autoriteit, die de uitreiking verrichtte, houdt een toespraak tot den ridder en
vervolgens tot de aanwezige troepen (scheepsbemanning);
-
h. de troepen defileeren voor den benoemden (bevorderden) ridder. Aan boord van een Onzer
schepen wordt door de bemanning gedefileerd, voor zoover de ruimte dit toelaat.
Tijdens de handelingen genoemd onder d en e speelt de muziek het Wilhelmus.
-
3 Indien door bijzondere omstandigheden de uitreiking van het ordeteeken op de in de
beide voorgaande leden omschreven wijze niet kan plaats hebben, zal de in het 1e lid
onder a genoemde autoriteit op de uitreiking orde stellen, daarbij in acht nemende, dat zulks
op plechtige wijze behoort te geschieden.
Het uitreiken van het ordeteeken aan niet-militairen - Nederlandsche onderdanen -
alsmede aan vreemdelingen geschiedt op de wijze, zooals door Ons of door Onzen betrokken
Minister voor elk geval zal worden bepaald.
Het uitreiken van de onderscheiding, bedoeld in artikel 14 der Wet, geschiedt door
den hoogsten militairen gezaghebbende van zee- of landmacht, onder wiens bevelen het
betrokken onderdeel der weermacht is gesteld, of bij deszelfs verhindering door zijn
vertegenwoordiger. Artikel 30 (2) is hierbij van overeenkomstige toepassing.
Wij behouden Ons voor het Ordeteeken aan een benoemden of een bevorderden ridder,
alsmede een onderscheiding als in artikel 14 der Wet bedoeld, persoonlijk uit te reiken.
In die gevallen zal het bij de plechtigheid te volgen ceremonieel telkenmale door
Ons worden vastgesteld.
Het, door de zorg van den Kanselier der Orde opgemaakte, ridder-diploma wordt den
benoemden of bevorderden ridder kosteloos verstrekt, na de uitreiking van het ordeteeken,
indien het hem bij die gelegenheid niet is overhandigd.
De ridder der Orde is verplicht het model ordeteeken te dragen:
-
a. militair zijnde: bij groot en ceremonieel tenue, alsmede bij parades;
-
b. niet-militair zijnde; bij het bijwonen van plechtigheden of feestelijkheden, welke
een openbaar karakter dragen;
-
c. in de gevallen genoemd in de artikelen 38, 39, 40 en 41.
Aan militairen, ridders der Orde, wordt, wanneer zij het model ordeteeken zichtbaar
dragen, de militaire groet gebracht door hun niet met dit ordeteeken gedecoreerde
rang- of standgenooten.
Schildwachten geven aan een ridder der Orde, indien deze het model ordeteeken zichtbaar
draagt, hetzelfde eerbewijs als aan een officier.
Indien door eenig onderdeel der weermacht aan Ons of aan Leden van Ons Huis eerewachten
worden gegeven, zullen daarvoor in de eerste plaats worden aangewezen de tot dat onderdeel
behoorende militairen ridders der Orde.
Wanneer ridders der Orde in hun kwaliteit door Ons worden uitgenoodigd tot bijwoning
van openbare plechtighedend, waarbij Wij tegenwoordig zullen zijn of waarbij Wij Ons
doen vertegenwoordigen, zal hun van Onzentwege worden medegedeeld, welke bijzondere
plaats zij tijdens de plechtigheid hebben in te nemen.
-
1 Indien een ridder der Orde in militairen dienst overlijdt en met militaire eerbewijzen
wordt begraven, zal bij de teraardebestelling het ceremonieel gevolgd worden, vastgesteld
voor de begrafenis van een militair van den naast hoogeren rang dan de overledene
bekleedde. Het militair escorte zal zoo mogelijk bestaan uit afdeelingen van de troepen,
waarbij de overledene heeft gediend en met welke hij de wapenfeiten verrichtte, die
tot verleening van de ridderorde aanleiding hebben gegeven. De vier slippen van het
lijkkleed zullen, zoo mogelijk, worden gedragen door ridders der Orde. Het ordeteeken
van den overledene zal op het lijkkleed worden gehecht. De ridders in militairen dienst,
aanwezig ter plaatse van de begrafenis, zullen in den lijkstoet volgen.
Het in artikel 40 bepaalde geldt ook voor de begrafenis van een ridder der Orde, die bij zijn overlijden
niet meer in militairen dienst was, indien de begrafenis in een garnizoensplaats of
marine-standplaats geschiedt en de nabestaanden of betrekkingen hebben verzocht de
teraardebestelling met militaire eerbewijzen te doen plaats hebben.
Indien tegen een ridder der Orde een strafvervolging is ingesteld wegens eenig misdrijf
of wegens een overtreding, als gevolg waarvan de bijkomende straf van plaatsing in
een Rijks- of Landswerkinrichting kan worden opgelegd, geeft de ambtenaar van het
Openbaar Ministerie bij het betrokken gerecht daarvan kennis: in Nederland aan den
Voorzitter van het Kapittel der Orde en in Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao
- door tusschenkomst van den Procureur-Generaal aldaar - aan den Gouverneur-Generaal
c.q. den Gouverneur van het betrokken gebiedsdeel.
Van elke onherroepelijke veroordeeling van een ridder der Orde wegens eenig misdrijf
of wegens een overtreding, waarbij de bijkomende straf van plaatsing in een Rijks-
of Landswerkinrichting is uitgesproken, geeft de ambtenaar van het Openbaar Ministerie
bij het betrokken gerecht kennis: in Nederland aan den Voorzitter van het Kapittel
der Orde en in Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao - door tusschenkomst van den
Procureur-Generaal aldaar - aan den Gouverneur-Generaal c.q. den Gouverneur van het
betrokken gebiedsdeel.
Artikel 45
[Vervallen per 01-01-1994]
Bij benoeming of bevordering in de Orde dan wel bij toekenning van het ordeteeken
aan eenig onderdeel der weermacht wordt het ordeteeken op Rijkskosten door den Kanselier
der Nederlandsche Orden verstrekt. Bij bevordering in of ontslag uit de Orde wordt
het ordeteeken, waarop het recht tot dragen is vervallen, aan genoemden Kanselier
teruggezonden.
De in artikel 7 (1) der Wet omschreven onderscheidingsteekenen voor de leden der Orde zijn overeenkomstig
de bij dit besluit behoorende standmodellen, welke zullen worden bewaard ter Kanselarij
der Nederlandsche Orden.
Indien bepalingen van dit reglement uit hoofde van bijzondere omstandigheden in Nederlandsch-Indië,
Suriname of Curaçao niet kunnen worden toegepast, is de Gouverneur-Generaal c.q. de
Gouverneur van het betrokken gebiedsdeel bevoegd zoodanige voorschriften uit te vaardigen
als hij noodig oordeelt, mits de algemeene strekking dier voorschriften met dit reglement
in overeenstemming zij.
In te trekken:
-
a. de Koninklijke besluiten van 25 Juni 1815, No. 10, 9 September 1818, No. 73, 14 Juli
1824, No. 134, 13 Juni 1858, No. 43 en 7 Juni 1897, No. 24;
-
b. het Koninklijk besluit van 30 Maart 1821, No. 101, voor zoover de Militaire Willems-Orde
betreft.
Dit besluit treedt in werking tegelijk met de Wet op de Militaire Willems-Orde.