Wet van 2 juli 1923, tot regeling van de pensioenen voor de reserve-adjudanten-onderofficier
van de landmacht, die op grond van de door hen bekleede betrekking geacht worden voortdurend
in werkelijken dienst te zijn of geweest te zijn, alsmede voor hunne weduwen en weezen
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat het wenschelijk is, afzonderlijke bepalingen
te treffen ten aanzien van de pensionneering van de reserve-adjudanten-onderofficier
van de landmacht, die op grond van de door hen bekleede betrekking geacht worden voortdurend
in werkelijken dienst te zijn of geweest te zijn, alsmede ten aanzien van de pensionneering
van hunne weduwen en weezen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: