Titel VI. Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen 
                                       
                                     
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder opsporingsambtenaren worden verstaan alle personen met de opsporing van het
                                          strafbare feit belast. 
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken
                                          wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf
                                          begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Waar een termijn in dagen is uitgedrukt, worden daaronder verstaan vrije dagen, voor
                                          zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder ouders van een minderjarige worden verstaan de ouders die het gezag over de
                                          minderjarige uitoefenen. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen
                                                van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur
                                                te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie,
                                                waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
2 De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die
                                                met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt
                                                wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens
                                                te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen
                                                de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over
                                                de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover
                                                nadere regels worden gesteld.
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Waar wordt gesproken van bijstand van een tolk aan een verdachte die de Nederlandse
                                          taal niet of onvoldoende beheerst, wordt daaronder mede begrepen bijstand van een
                                          daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts zeer gebrekkig
                                          kan horen of spreken.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling
                                          ter terechtzitting voorafgaat. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder
                                          gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder voorloopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge eenig bevel
                                          van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding. 
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Bij de beantwoording der vraag of eene zaak al dan niet is geëindigd, wordt het rechtsgevolg,
                                          bij artikel 255 aan het bekend worden van nieuwe bezwaren verbonden, buiten beschouwing gelaten.
                                          
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Onder maand wordt verstaan een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de
                                                toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       
                                          - 
                                             
1 Wordt verstaan: 
                                             onder schipper: elke gezagvoerder van een Nederlands schip of zeevissersschip of degene
                                                die deze vervangt; 
                                             onder opvarende: ieder ander die zich aan boord van een Nederlands schip of zeevissersschip
                                                bevindt; opvarende blijft wie buiten het rijk in Europa het vaartuig gedurende de
                                                reis tijdelijk verlaat; 
                                             onder schepeling: ieder die zich als scheepsofficier of scheepsgezel aan boord van
                                                een Nederlands schip of zeevissersschip bevindt; 
                                             onder gezagvoerder van een luchtvaartuig: elke gezagvoerder van een Nederlands burgerlijk
                                                luchtvaartuig of degene die deze vervangt. 
                                           
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                       
                                        
                                    
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder bedreigde getuige wordt verstaan een getuige ten aanzien van wie door de rechter
                                          op grond van artikel 226a bevel is gegeven dat ter gelegenheid van het verhoor zijn identiteit verborgen wordt
                                          gehouden. 
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder afgeschermde getuige wordt verstaan een getuige die door de rechter op grond
                                          van artikel 226m als zodanig is aangemerkt.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken wordt begrepen die tot kennisneming
                                          van stukken die op gegevensdragers zijn opgenomen en vastgelegd.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Worden verstaan: 
                                       
                                       onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;
                                       
                                       onder rechterlijke beslissingen zowel de beschikkingen van een rechter als de uitspraken;
                                       
                                       onder uitspraken de op de terechtzitting gegeven beslissingen; 
                                       
                                       onder einduitspraken de uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring
                                          van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke
                                          na afloop van het geheele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan.
                                          
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder DNA-onderzoek wordt verstaan het onderzoek van celmateriaal dat slechts gericht
                                          is op het vergelijken van DNA-profielen, het vaststellen van uiterlijk waarneembare
                                          persoonskenmerken van de onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer of het vaststellen
                                          van verwantschap.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder een verkort vonnis wordt verstaan een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn
                                          opgenomen, noch een opgave daarvan.
                                        
                                    
                                       
                                       
                                       
                                       Onder een verkort proces-verbaal wordt verstaan een proces-verbaal dat uitsluitend
                                          bevat de uitspraken, die niet in het vonnis zijn opgenomen, en de aantekeningen, waarvan
                                          opneming door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, wordt verlangd.