Reglement omtrent aanwending spoorwegen en spoorwegmaterieel in geval van oorlog

[Regeling vervallen per 01-01-2005.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m 31-12-2004

Besluit van 17 september 1912, tot vaststelling van een reglement omtrent de aanwending van spoorwegen en spoorwegmaterieel in geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] Wanneer toepassing van het bepaalde in de 2de alinea van art. 50 der wet van den 9den April 1875 (Staatsblad n°. 67), laatstelijk gewijzigd bij de wet van den 8sten April 1893 (Staatsblad n°. 62), wordt noodig geacht, wordt krachtens Onze machtiging door den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht of - zoolang deze niet in functie is getreden - door Onzen Minister van Oorlog bepaald, van welke spoorwegen en van welk aan de spoorwegondernemingen toebehoorend materieel het geheel of gedeeltelijk gebruik wordt gevorderd.

[Red: 2.] Van dit besluit wordt mededeeling gedaan aan Onzen Minister van Waterstaat.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] De vordering, in art. 1 bedoeld, gaat in op het tijdstip, waarop Onze machtiging door de in artikel 1 genoemde autoriteit ter kennis van de bestuurders der spoorwegdiensten is gebracht en blijft van kracht, totdat zij door Ons, of ingevolge Onze machtiging door de autoriteit, welke haar heeft ingesteld, wordt opgeheven en dit door die autoriteit ter kennis is gebracht van de bestuurders der spoorwegdiensten.

[Red: 2.] Het tijdstip, waarop de vordering is ingegaan en dat, waarop zij wordt opgeheven, wordt door voormelde autoriteit ter kennis gebracht van den Raad, bedoeld in artikel 10 der in artikel 1 genoemde wet.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Zoolang de in het voorgaand artikel bedoelde vordering van kracht is, kan bij bepaalde oorlogsnoodzaak van de regelen, vastgesteld ingevolge het bepaalde in de artikelen 10, 16, 27 en 33 der in artikel 1 van dit Reglement genoemde wet, op last van de in laatstgenoemd artikel genoemde autoriteit, of van een Bevelhebber van het Leger worden afgeweken.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De leiding van het gebruik van de gevorderde spoorwegen en van het gevorderde spoorwegmaterieel in de gevallen, in artikel 1 bedoeld, wordt opgedragen aan eene, door Onzen Minister van Oorlog aan te wijzen militaire autoriteit, die ten aanzien daarvan de bevelen volgt van - en verantwoordelijk is aan - den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, of Onzen Minister van Oorlog, zoolang eerstgenoemde niet in functie is getreden.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De militaire autoriteit in artikel 4 bedoeld zal, zoolang het gebruik van een spoorweg voor 's Rijks dienst in het belang van 's Lands verdediging is gevorderd en voor zooveel zulks naar haar oordeel met dat belang vereenigbaar is, met inachtneming van hare aanwijzingen het geheel of gedeeltelijk gebruik van den spoorweg en van het aan de spoorwegonderneming toebehoorende materieel ten dienste van het openbaar verkeer toestaan.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Voor de gevallen, vermeld in de 2de alinea van artikel 50 der in artikel 1 genoemde wet, kan Onze Minister van Waterstaat een hoofdambtenaar van het toezicht, bedoeld in artikel 10 dier wet, aanwijzen om de militaire autoriteit, in artikel 4 bedoeld, voor zooveel noodig, mede in verband met het gestelde in artikel 5, ter zijde te staan bij het uitvaardigen van bevelen betreffende den dienst op de gevorderde spoorwegen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] De uitvoering van den dienst op de gevorderde spoorwegen blijft zooveel mogelijk overgelaten aan de bestuurders der spoorwegdiensten met het in hun dienst zijnd personeel.

[Red: 2.] Voor zooveel zulks niet reeds in tijd van vrede is geschied, is het aan de bestuurders der spoorwegdiensten overgelaten om de dienst- en treinregelingen op de gevorderde spoorwegen te ontwerpen, waarbij evenwel in acht moeten genomen worden de gegevens, hun door de in artikel 4 bedoelde militaire autoriteit verstrekt, terwijl die autoriteit omtrent het samenstellen dier regelingen anders kan bepalen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] Onze Minister van Oorlog doet reeds in tijd van vrede door de in artikel 4 bedoelde autoriteit, in overleg met de bestuurders der spoorwegdiensten, voor zooveel mogelijk de noodige dienst- en treinregelingen voorbereiden voor de gevallen, in artikel 1 bedoeld.

[Red: 2.] De kosten, welke uit de door de bestuurders der spoorwegdiensten bij het ontwerpen dezer regelingen verleende medewerking mochten voortvloeien, komen ten laste van het Rijk.

[Red: 3.] De vooraf gereedgemaakte dienst- en treinregelingen worden ter kennis gebracht van den Raad, bedoeld in artikel 10 der in artikel 1 genoemde wet.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Zoodra de bestuurders der spoorwegdiensten de in artikel 2 bedoelde kennisgeving, ingevolge welke de vordering is ingegaan, zullen hebben ontvangen, geven zij onmiddellijk uitvoering aan de bevelen, welke hun door de in artikel 1 genoemde autoriteit zijn of zullen worden verstrekt, ten aanzien van het binnen 's Lands houden van spoorwegmaterieel.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] Indien bij gebruik van een spoorweg, of van het aan eene spoorwegonderneming toebehoorend materieel, voor 's Rijks dienst in het belang van 's Lands verdediging geen voldoend spoorwegpersoneel aanwezig is en de bestuurders dier onderneming niet in staat zijn hierin door het in dienst nemen van hulpkrachten te voorzien, zal de in artikel 4 bedoelde militaire autoriteit het noodige personeel beschikbaar stellen.

[Red: 2.] In spoedeischende gevallen kunnen de bestuurders zich met hunne aanvraag daartoe rechtstreeks wenden tot de hoogste militaire autoriteit ter plaatse, die gehouden is aan zoodanige aanvraag onmiddellijk te voldoen, tenzij de militaire toestand naar haar oordeel dit niet mocht toelaten.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

[Red: 1.] Voor elk spoorwegstation, waar in de gevallen, in artikel 1 bedoeld, een vervoer van grooten omvang te verwachten is, wordt door Ons reeds in tijd van vrede een Officier of oud-Officier als stationscommandant aangewezen.

[Red: 2.] Zijn taak is, voor zooveel mogelijk in samenwerking met een daartoe door den betrokken spoorwegdienst aan te wijzen ambtenaar, de orde op het station te handhaven en de geregelde, doelmatige en snelle uitvoering der militaire spoorwegvervoeren te bevorderen, voor zooveel daarbij betrokken is het station, waar hij is gevestigd. Hij is niet bevoegd in te grijpen in den dienst van het spoorwegpersoneel.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

De algemeene grondslagen voor de bepaling van de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 50 der in artikel 1 genoemde wet, worden zoo mogelijk reeds in tijd van vrede bij overeenkomst tusschen Onzen Minister van Oorlog en de bestuurders der spoorwegdiensten vastgesteld.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Wordt staking van den dienst op een spoorweg door Ons krachtens artikel 24 der in artikel 1 genoemde wet voor belangen van 's Lands verdediging bevolen en wordt daarbij door Ons tevens bepaald, dat alle locomotieven, tenders, rijtuigen, wagens en ander materieel van den spoorweg verwijderd worden, dan zijn de bestuurders der spoorwegdiensten met het in hun dienst zijnd personeel belast met de uitvoering van dit besluit, naar de aanwijzingen van de militaire autoriteit, bedoeld in artikel 4 van dit Reglement.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Over het materieel in het voorgaand artikel bedoeld, kan, nadat het van den spoorweg is verwijderd, op last van, de in artikel 4 bedoelde militaire autoriteit, worden beschikt ten behoeve van den dienst op de spoorwegen, gevorderd krachtens de 2de alinea van artikel 50 der in artikel 1 genoemde wet.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2005]

Onze Minister van Oorlog is gemachtigd door een door hem aan te wijzen militaire autoriteit aan de dienstplichtigen van Land- en Zeemacht, in dienst bij de spoorwegen, die - in de gevallen, in artikel 1 bedoeld - voor den goeden gang van het militair vervoer bij den spoorwegdienst onmisbaar zijn, eene schriftelijke verklaring te doen afgeven, inhoudende, dat zij aan eene oproeping tot opkomst onder de wapenen met spoed eerst behoeven te voldoen, zoodra de spoorwegdienst op de lijn, of het gedeelte van de lijn, waar zij werkzaam zijn gesteld, wordt gestaakt, of wel zoodra zij door vorenbedoelde autoriteit op hunne militaire bestemming worden gedirigeerd.

Naar boven