De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van het Koninkrijk België,
Overwegende dat het op 20 juni 1960 te Brussel gesloten Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende
de verbetering van het Kanaal van Terneuzen naar Gent en de regeling van enige daarmee
verband houdende aangelegenheden (hierna verder te noemen: „het Verdrag van 1960”) onder meer de verplichting bevat
voor beide Partijen om door het nemen van maatregelen, elk op haar gebied, te bewerkstelligen
dat in het kanaal te Terneuzen op 2200 meter ten zuiden van de Westsluis (thans Middensluis
geheten) een gehalte aan chloorionen van 3,5 gram per liter gemiddeld over de gehele
diepte van het kanaal niet wordt overschreden;
Overwegende dat Nederland, op verzoek van België, ertoe is overgegaan in het kader
van het Verdrag van 1960 verdere verdiepingen uit te voeren van het kanaal en van de buitenvoorhaven van de
zeevaartsluis en verdere verlagingen aan te brengen in de nieuwe zeevaartsluis;
Overwegende dat de handhaving van bovenbedoelde kwaliteitsnorm niet volledig uitvoerbaar
is gebleken, mede als gevolg van de hierboven genoemde verdere verdiepingen en verlagingen;
Overwegende dat België in verband met het vorenstaande bereid is, als tegemoetkoming
wegens de toenemende verzilting van het kanaalwater, Belgisch oppervlaktewater, buiten
het kanaal om, aan Nederland ter beschikking te stellen;