Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot wijziging [...] aan Nederland naar aanleiding van deze wijziging, 's-Gravenhage, 05-02-1985

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-06-1987 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot wijziging van het op 20 juni 1960 te Brussel gesloten Verdrag betreffende de verbetering van het Kanaal van Terneuzen naar Gent en de regeling van enige daarmede verband houdende aangelegenheden en tot regeling van de terbeschikkingstelling van zoetwater door België aan Nederland naar aanleiding van deze wijziging

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot wijziging van het op 20 juni 1960 te Brussel gesloten Verdrag betreffende de verbetering van het Kanaal van Terneuzen naar Gent en de regeling van enige daarmede verband houdende aangelegenheden en tot regeling van de terbeschikkingstelling van zoetwater door België aan Nederland naar aanleiding van deze wijziging

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van het Koninkrijk België,

Overwegende dat het op 20 juni 1960 te Brussel gesloten Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de verbetering van het Kanaal van Terneuzen naar Gent en de regeling van enige daarmee verband houdende aangelegenheden (hierna verder te noemen: „het Verdrag van 1960”) onder meer de verplichting bevat voor beide Partijen om door het nemen van maatregelen, elk op haar gebied, te bewerkstelligen dat in het kanaal te Terneuzen op 2200 meter ten zuiden van de Westsluis (thans Middensluis geheten) een gehalte aan chloorionen van 3,5 gram per liter gemiddeld over de gehele diepte van het kanaal niet wordt overschreden;

Overwegende dat Nederland, op verzoek van België, ertoe is overgegaan in het kader van het Verdrag van 1960 verdere verdiepingen uit te voeren van het kanaal en van de buitenvoorhaven van de zeevaartsluis en verdere verlagingen aan te brengen in de nieuwe zeevaartsluis;

Overwegende dat de handhaving van bovenbedoelde kwaliteitsnorm niet volledig uitvoerbaar is gebleken, mede als gevolg van de hierboven genoemde verdere verdiepingen en verlagingen;

Overwegende dat België in verband met het vorenstaande bereid is, als tegemoetkoming wegens de toenemende verzilting van het kanaalwater, Belgisch oppervlaktewater, buiten het kanaal om, aan Nederland ter beschikking te stellen;

zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK A

Artikel I

[Red: Wijzigt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de verbetering van het Kanaal van Terneuzen naar Gent en de regeling van enige daarmee verband houdende aangelegenheden; Brussel, 20 juni 1960.]

HOOFDSTUK B

Artikel II

België stelt aan Nederland ter beschikking het oppervlaktewater van de Isabellapolder en de Zwarte-Sluispolder, voor zover dit niet benodigd is voor de beheersing van het peil in genoemde polders en voor de normale land- en tuinbouwbehoeften van genoemde polders.

Voorts behoudt België het recht om, in onderling overleg tussen de wederzijdse bevoegde autoriteiten, het oppervlaktewater, dat niet door Nederland wordt afgenomen, voor eigen doeleinden aan te wenden.

Artikel III

België draagt er zorg voor dat de bestaande kwaliteit van het oppervlaktewater van de Isabellapolder en Zwarte-Sluispolder ten minste wordt behouden.

Artikel IV

Onder voorbehoud van wat bepaald is in artikel II, zal België geen maatregelen treffen of werken uitvoeren, waardoor de aan de in artikel III genoemde polders te ontlenen hoeveelheden water zouden kunnen verminderen of de afstroming van dat oppervlaktewater naar Nederland aanmerkelijk zou kunnen worden bemoeilijkt.

Artikel V

Nederland betaalt aan België het basisbedrag van 0,14 Belgische frank (peildatum 8 november 1974) per kubieke meter afgenomen oppervlaktewater ongeacht de afgenomen hoeveelheid. De indexering van het basisbedrag of wijziging anderszins wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de in artikel VI bedoelde gemachtigden.

Artikel VI

  • 1 De bevoegde Belgische autoriteiten machtigen de besturen van de Isabellapolder en de Zwarte-Sluispolder, enerzijds, en de bevoegde Nederlandse autoriteiten machtigen de te Goes zetelende N.V. Watermaatschappij Zuid-West-Nederland, anderzijds, om gezamenlijk die regelingen te treffen welke zij noodzakelijk achten voor de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk.

  • 2 De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren dat met hun voorkennis en instemming op 8 november 1974 te Assenede (België) tussen voornoemde polders en voornoemde watermaatschappij, toenmaals geheten N.V. Watermaatschappij „Zeeland”, een overeenkomst werd gesloten waarin, vooruitlopende op de totstandkoming van de onderhavige Overeenkomst en met het oog op een goede voorbereiding van de uitvoering ervan, reeds een aantal maatregelen zijn getroffen.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel beschouwen de Overeenkomstsluitende Partijen de bepalingen van de in het tweede lid genoemde overeenkomst die nog van kracht zijn ten tijde van de inwerkingtreding van de onderhavige Overeenkomst, als uitvoering in de zin van het eerste lid van dit artikel.

HOOFDSTUK C

Artikel VII

Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitvoering en toepassing van de onderhavige Overeenkomst welke niet op een andere wijze tot oplossing kunnen worden gebracht zullen worden voorgelegd aan een arbitrage-commissie bestaande uit drie (3) leden.

De leden van de commissie worden benoemd als volgt. Ieder van de Overeenkomstsluitende Partijen wijst één lid aan binnen twee maanden nadat één van de Overeenkomstsluitende Partijen om een uitspraak van de arbitragecommissie heeft verzocht. Beide leden wijzen gezamenlijk binnen twee maanden nadat zij zijn benoemd een derde lid aan dat als voorzitter zal fungeren. Indien de hierboven bedoelde termijnen niet in acht zijn genomen en indien ook geen andere regeling is getroffen, kan iedere Overeenkomstsluitende Partij de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

Indien de President onderdaan zou zijn van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen, of indien hij om andere redenen is verhinderd, dan worden de benoemingen verricht door de Vice-President. Indien ook de Vice-President onderdaan is van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen of indien hij eveneens zou zijn verhinderd, dan worden de benoemingen verricht door het lid van het Hof dat onmiddellijk in de hiërarchie volgt en dat geen onderdaan is van een van de Overeenkomstsluitende Partijen.

De uitspraken van de arbitragecommissie, die met meerderheid van stemmen worden genomen, zijn bindend.

Iedere Overeenkomstsluitende Partij neemt voor haar rekening de kosten verbonden aan de werkzaamheden van haar eigen scheidsman alsmede de kosten van haar vertegenwoordiging bij de procedure voor het scheidsgerecht; de kosten van de voorzitter alsmede de overige kosten worden gelijkelijk verdeeld onder beide Overeenkomstsluitende Partijen.

HOOFDSTUK D

Artikel VIII

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft geldt deze Overeenkomst alleen voor het Rijk in Europa.

Artikel IX

Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op die waarin de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar hebben medegedeeld dat aan de daarvoor in hun landen geldende vereisten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst van hun handtekening hebben voorzien.

GEDAAN te 's-Gravenhage op 5 februari 1985 in twee originele exemplaren, elk in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde de beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) H. VAN DEN BROEK

Voor de Regering van het Koninkrijk België,

(w.g.) F. BAEKELANDT

Naar boven