De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève,
en aldaar bijeengekomen op 6 juni 1962 in haar zesenveertigste zitting;
Besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende de gelijkheid
van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen met betrekking tot de sociale
zekerheid, welk onderwerp het vijfde punt vormt van de agenda der zitting;
Besloten hebbende, dat deze voorstellen in een internationaal verdrag zullen worden
vastgelegd,
Neemt heden, de 28ste juni 1962, het volgende Verdrag aan, hetwelk kan worden aangehaald
als „Verdrag inzake gelijkheid van behandeling (sociale zekerheid), 1962”:
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
a) „wettelijke regeling”: de wetten en regelingen, alsmede de statutaire bepalingen op
het gebied van de sociale zekerheid;
-
b) „uitkeringen”: alle uitkeringen, pensioenen en renten, met inbegrip van alle eventuele
toe- en bijslagen;
-
c) „uitkeringen toegekend ingevolge overgangsregelingen”: hetzij de uitkeringen toegekend
aan personen die op het tijdstip van het in werking treden van de toepasselijke wettelijke
regeling een bepaalde leeftijd hebben overschreden, hetzij de bij wijze van overgang
toegekende uitkeringen wegens gebeurtenissen die hebben plaats gehad op tijdvakken
die zijn vervuld buiten de huidige grenzen van het grondgebied van een Lid;
-
d) „uitkering bij overlijden”: elk bedrag ineens dat in geval van overlijden wordt uitgekeerd;
-
e) „woonplaats”: de normale verblijfplaats;
-
f) „voorgeschreven”: vastgesteld bij of krachtens de nationale wettelijke regeling als
onder a) van dit artikel omschreven;
-
g) „vluchteling”: de vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van 28 juli
1951 betreffende de status van vluchtelingen;
-
h) „staatloze”: de staatloze in de zin van artikel 1 van het Verdrag van 28 september
1954 betreffende de status van staatlozen.
-
1 Elk Lid kan de verplichtingen van dit Verdrag aanvaarden met betrekking tot een of
meer van de volgende takken van sociale zekerheid, waarvoor het een wettelijke regeling
bezit, welke daadwerkelijk binnen zijn grondgebied op zijn eigen onderdanen wordt
toegepast:
-
a) geneeskundige verzorging;
-
b) uitkeringen bij ziekte;
-
c) uitkeringen bij moederschap;
-
d) invaliditeitsuitkeringen;
-
e) ouderdomsuitkeringen;
-
f) uitkeringen aan nagelaten betrekkingen;
-
g) uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;
-
h) werkloosheidsuitkeringen;
-
i) gezinsuitkeringen.
-
6
Voor de toepassing van dit Verdrag moet elk Lid dat de verplichtingen ervan met betrekking
tot een tak van sociale zekerheid aanvaardt, aan de Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau in voorkomende gevallen mededeling doen van de in zijn wettelijke regeling
voorziene uitkeringen welke het beschouwt als:
-
a) andere uitkeringen dan die waarvan de toekenning afhankelijk is, hetzij van een directe
geldelijke bijdrage van de beschermde personen of van hun werkgever, hetzij van het
gedurende een zeker tijdvak verrichten van arbeid;
-
b) uitkeringen toegekend ingevolge overgangsregelingen.
-
7 De in het vorige Lid bedoelde mededeling moet gedaan worden op het tijdstip van de
bekrachtiging of van de in het vierde lid van dit artikel bedoelde kennisgeving en,
met betrekking tot later aanvaarde wettelijke regelingen, binnen een termijn van drie
maanden te rekenen van de aanvaarding daarvan.
-
1 Elk Lid ten aanzien waarvan dit Verdrag van kracht is, moet op zijn grondgebied aan
de onderdanen van ieder ander Lid ten aanzien waarvan dit Verdrag eveneens van kracht
is, dezelfde behandeling ingevolge zijn wettelijke regeling verlenen als zijn eigen
onderdanen krachtens die wettelijke regeling ontvangen, zowel wat betreft het verzekerd
zijn als wat betreft het recht op uitkering, in alle takken van sociale zekerheid
ten aanzien waarvan het de verplichtingen van dit Verdrag heeft aanvaard.
-
3 Met betrekking tot de uitkeringen van een bepaalde tak van sociale zekerheid mag een
Lid echter van de bepalingen van de vorige leden van dit artikel afwijken ten aanzien
van de onderdanen van ieder ander Lid dat voor die tak een wettelijke regeling heeft,
doch daarin geen gelijkheid van behandeling aan de onderdanen van eerstbedoeld Lid
verleent.
-
2 Ongeacht het bepaalde in het vorige lid, mag het genot van de uitkeringen, bedoeld
in het zesde lid, onder a) van artikel 2 - met uitzondering van geneeskundige verzorging, uitkeringen bij ziekte,
uitkeringen bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en gezinsuitkeringen - afhankelijk
worden gesteld van de voorwaarde dat de belanghebbende gewoond heeft op het grondgebied
van het Lid krachtens welks wettelijke regeling de uitkering verschuldigd is, of,
indien het uitkeringen aan nagelaten betrekkingen betreft, dat de overledene er gewoond
heeft gedurende een tijdvak, hetwelk al naar gelang het geval, niet langer mag zijn
dan:
-
a) zes maanden, onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag om uitkering, wat betreft de
uitkeringen bij moederschap en de werkloosheidsuitkeringen;
-
b) vijf opeenvolgende jaren onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag om uitkering, wat
betreft de invaliditeitsuitkeringen, of aan het overlijden wat betreft de uitkeringen
aan nagelaten betrekkingen;
-
c) tien jaar na het bereiken van de 18-jarige leeftijd - waarbij geëist kan worden dat
vijf opeenvolgende jaren daarvan onmiddellijk aan de aanvraag om uitkering voorafgaan
- wat betreft de ouderdomsuitkeringen.
-
1 Benevens het in artikel 4 bepaalde, moet elk Lid dat de verplichtingen van dit Verdrag
voor één of meer takken van sociale zekerheid in dit lid bedoeld, heeft aanvaard,
zowel aan zijn eigen onderdanen als aan de onderdanen van ieder ander Lid dat de verplichtingen
van dit Verdrag voor een overeenkomstige tak van sociale zekerheid heeft aanvaard,
bij woonplaats in het buitenland bovendien de betaling waarborgen van de invaliditeits-
en ouderdomsuitkeringen, de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen en uitkeringen
bij overlijden, alsmede de betaling van renten bij arbeidsongevallen en beroepsziekten,
behoudens de te dien einde overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 vast te stellen
bepalingen.
-
2 Bij woonplaats in het buitenland kan de betaling van invaliditeits- en ouderdomsuitkeringen
en uitkeringen aan nagelaten betrekkingen van de aard als bedoeld in artikel 2, zesde
lid, onder a), afhankelijk worden gesteld van de deelneming van de betrokken Leden aan het stelsel
van behoud van rechten als voorzien in artikel 7.
Benevens het in artikel 4 bepaalde moet elk Lid dat de verplichtingen van dit Verdrag
voor de gezinsuitkeringen heeft aanvaard, zowel aan zijn eigen onderdanen als aan
de onderdanen van ieder ander Lid dat de verplichtingen van dit Verdrag voor dezelfde
tak van sociale zekerheid heeft aanvaard, bovendien waarborgen het genot van gezinsuitkeringen
met betrekking tot kinderen die op het grondgebied van een van deze Leden wonen, onder
de voorwaarden en binnen de grenzen door de betrokken Leden in gemeenschappelijk overleg
vast te stellen.
-
1 De Leden, ten aanzien waarvan dit Verdrag van kracht is streven ernaar, onder voorbehoud
van de tussen de betrokken Leden overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 in gemeenschappelijk
overleg vast te stellen voorwaarden, deel te nemen aan een stelsel van behoud van
verkregen rechten en van aanspraken, ingevolge hun wettelijke regeling toegekend aan
de onderdanen van de Leden ten aanzien waarvan dit Verdrag van kracht is, met betrekking
tot alle takken van sociale zekerheid waarvoor de bedoelde Leden de verplichtingen
van het Verdrag hebben aanvaard.
-
2 Dit stelsel voorziet in het bijzonder in de samenstelling van tijdvakken van verzekering,
werkzaamheid of van verblijf, en daarmede gelijkgestelde tijdvakken voor de verkrijging,
het behoud of het herstel van rechten, alsmede voor de berekening van de uitkeringen.
-
3 De kosten van de aldus berekende invaliditeits- en ouderdomsuitkeringen en uitkeringen
aan nagelaten betrekkingen moeten, hetzij worden verdeeld tussen de betrokken Leden,
hetzij worden gedragen door het Lid op welks grondgebied de belanghebbenden wonen,
overeenkomstig de in gemeenschappelijk overleg tussen de betrokken Leden vast te stellen
werkwijzen.
De Leden ten aanzien waarvan dit Verdrag van kracht is, kunnen aan hun uit de artikelen
5 en 7 voortvloeiende verplichtingen voldoen, hetzij door bekrachtiging van het Verdrag
betreffende het behoud van de pensioenrechten van migranten, 1935, hetzij door onderlinge
toepassing van de bepalingen van dat Verdrag krachtens een onderlinge regeling, hetzij
door middel van elke multilaterale of bilaterale overeenkomst die de uitvoering van
bedoelde verplichtingen verzekert.
De Leden kunnen van dit Verdrag afwijken bij bijzondere overeenkomsten welke de rechten
en verplichtingen van de andere Leden onverlet laten en welke het behoud van verkregen
rechten en van aanspraken regelen onder voorwaarden die over het geheel genomen ten
minste even gunstig zijn als die van genoemd Verdrag.
De Leden ten aanzien waarvan dit Verdrag van kracht is, moeten ten einde de toepassing
van het Verdrag, alsmede de uitvoering van hun onderscheiden wettelijke regelingen
inzake sociale zekerheid te vereenvoudigen, elkaar gratis administratieve bijstand
verlenen.
-
2 De mate waarin het Verdrag van toepassing is op uitkeringen verschuldigd terzake van
gebeurtenissen welke hebben plaatsgehad vóór de inwerkingtreding ten aanzien van het
betrokken Lid van de bepalingen ervan met betrekking tot de tak van sociale zekerheid
uit hoofde waarvan deze uitkeringen daarna verschuldigd zijn, wordt bij multilaterale
of bilaterale overeenkomsten of bij gebreke daarvan bij de wettelijke regeling van
het betrokken Lid vastgesteld.
Dit Verdrag mag niet geacht worden een herziening van een der bestaande verdragen
in te houden.
De formele bekrachtigingen van dit Verdrag worden aan de Directeur-Generaal van het
Internationaal Arbeidsbureau medegedeeld en door hem ingeschreven.
-
1 Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn
van tien jaar na de datum waarop dit Verdrag van kracht is geworden, en wel door een
verklaring toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,
en door deze in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij
is ingeschreven.
-
2 Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na het verloop
van de termijn van tien jaar bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid
tot opzegging voorzien in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden
en kan daarna dit Verdrag opzeggen na verloop van elke termijn van tien jaar, onder
de voorwaarden bedoeld in dit artikel.
De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet volledige bijzonderheden
omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen welke hij heeft ingeschreven overeenkomstig
de bepalingen van de voorgaande artikelen, toekomen aan de Secretaris-Generaal van
de Verenigde Naties ter inschrijving overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der
Verenigde Naties.
De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau dient, wanneer hij zulks nodig
oordeelt, verslag uit te brengen aan de Algemene Conferentie over de toepassing van
dit Verdrag en te onderzoeken of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening
ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
-
1 Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke
herziening van het onderhavige Verdrag, zal, tenzij het nieuwe Verdrag anders bepaalt:
-
a) bekrachtiging door een Lid van het nieuwe Verdrag, houdende herziening, ipso jure
onmiddellijke opzegging van het onderhavige Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande
het bepaalde in artikel 16, mits het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking
is getreden;
-
b) met ingang van de datum waarop het nieuwe Verdrag, houdende herziening, in werking
treedt, het onderhavige Verdrag niet langer door de Leden bekrachtigd kunnen worden.
-
2 Het onderhavige Verdrag blijft echter in elk geval naar huidige vorm en inhoud van
kracht ten aanzien van die Leden die het bekrachtigd hebben en die het nieuwe Verdrag,
houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.
De Franse en de Engelse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.