In geval een lichaam dat voor de belastingheffing als rechtspersoon wordt behandeld
in een Verdragsluitende Staat als zodanig aan belasting is onderworpen, maar het inkomen
van dat lichaam in de andere Verdragsluitende Staat als inkomen van de gerechtigden
tot dat lichaam wordt belast, nemen de bevoegde autoriteiten zodanige maatregelen
dat enerzijds geen dubbele belasting resteert, maar anderzijds wordt voorkomen dat
enkel als gevolg van de toepassing van het Verdrag inkomen (gedeeltelijk) niet aan
belastingheffing wordt onderworpen.
Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende
Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag
hebben bereikt voor gevallen waarin dubbele belasting of dubbele vrijstelling zou
optreden:
-
a. als gevolg van de toepassing van artikel 3, tweede lid, met betrekking tot de uitleg van een in het Verdrag niet omschreven uitdrukking;
dan wel
-
b. als gevolg van kwalificatieverschillen (bijvoorbeeld van een inkomensbestanddeel of
van een persoon),
deze oplossing – na bekendmaking daarvan door beide bevoegde autoriteiten – voor de
toepassing van het Verdrag ook in andere, gelijksoortige gevallen bindend zal zijn.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats
in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van
de Verdragsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen
worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de Verdragsluitende Staat
op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat
deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die
Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten
rechten op belangen bij, of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit
die exploratie of exploitatie.
Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of onderzoeken van
wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van raadgevende
of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen
van artikel 7 of artikel 14 van het Verdrag van toepassing zijn.
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat
die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het
kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, tweede lid, letter a, blijven, tot beide Verdragsluitende Staten de Richtlijn van 23 juli 1990 betreffende
de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen
uit verschillende Lid-Staten (90/435/EEG) volledig toepassen, de bepalingen van artikel
10, derde lid van het Verdrag tussen de Regering van de Poolse Volksrepubliek en de
Regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar
het inkomen en naar het vermogen, met protocol, ondertekend te Warschau op 20 september
1979 van toepassing.
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 11, tweede lid, is interest genoten door een inwoner van een Verdragsluitende Staat met betrekking
tot een contract afgesloten voor de datum van ondertekening van dit Verdrag, slechts
belastbaar in die Staat gedurende de eerste 12 maanden nadat de bepalingen van dit
Verdrag van toepassing zijn geworden.
-
2 Verder is het wel te verstaan dat „bestuurder” of „commissaris” van een Nederlands
lichaam betrekking heeft op personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene
vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam,
en die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met
het toezicht daarop.
De bevoegde autoriteiten zullen, na een periode van 10 jaar nadat het Verdrag in werking
is getreden, elkaar raadplegen teneinde te bepalen of het opportuun is om het bedrag
bedoeld in artikel 18, tweede lid, letter c, door middel van een briefwisseling, aan te passen.
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen, zonodig in strijd met hun respectieve
nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een
onderling overleg op basis van het bepaalde in artikel 26, tevens overeenkomen dat de Staat waarin ingevolge eerdergenoemde regeling sprake
is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing
afziet van belastingverhogingen, boetes, interest en kosten, indien de andere Verdragsluitende
Staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een corresponderende vermindering
van belasting, afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking tot
een dergelijke vermindering van belasting.
De bepalingen inzake de bijstand bij invordering in artikel 28 van dit Verdrag zijn alleen van toepassing wanneer de bevoegde autoriteiten zulks,
na onderling overleg, door middel van een briefwisseling zijn overeengekomen.