Bijlage
[Regeling vervallen per 01-02-2008]
Werkwijze met betrekking tot nog niet ten uitvoer gelegde straffen of maatregelen
[Regeling vervallen per 01-02-2008]
Voorwaarde voor het vorderen van de ISD-maatregel is – onder meer – dat de verdachte
in de vijf jaren voorafgaand aan het begane feit ten minste driemaal onherroepelijk
voor een misdrijf is veroordeeld, en dat de voor deze feiten opgelegde straffen of
maatregelen ten uitvoer zijn gelegd voorafgaande aan het begane feit. In de uitvoeringspraktijk
is gebleken dat veel voor de maatregel ISD in aanmerking komende verdachten echter
nog meerdere straffen – of maatregelen – hebben ’openstaan’. Het gaat daarbij veelal
om korte (enkele weken) vrijheidsstraffen voor misdrijven die nog niet ten uitvoer
zijn gelegd, en om diverse geldboetes voor overtredingen (bijv. APV-overlastbepalingen),
of administratiefrechtelijke verkeersboetes, vgl. de zgn. katvangerproblematiek. Gekozen
is voor een constructie waarbij nog openstaande strafrestanten tot en met een bepaald
maximum (vier maanden) niet aan vordering van de ISD-maatregel in de weg staan. Dit
strafrestant wordt niet meer ten uitvoer gelegd, tenzij betrokkene binnen twee jaar
na datum beëindiging ISD opnieuw een misdrijf pleegt waarvoor voorlopige hechtenis
is toegelaten. Bedraagt het nog openstaande strafrestant meer dan vier maanden, dan
dient dit strafrestant eerst ten uitvoer te zijn gelegd voordat de ISD-maatregel wordt
gevorderd. Hieronder is deze oplossing als volgt uitgewerkt.
Criteria
[Regeling vervallen per 01-02-2008]
1. Schadevergoedingsmaatregelen dienen altijd ten uitvoer te worden gelegd (waar nodig op basis van een met het CJIB
te treffen betalingsregeling; tijdens de uitvoering van de ISD-maatregel loopt de
afbetalingsregeling zo mogelijk door).
2. De invordering van eventuele openstaande en nog niet in gijzeling omgezette Wet Mulderbeschikkingen wordt door tussenkomst van de landelijk CJIB-officier opgeschort.
3. De executie van nog ten uitvoer te leggen vrijheidsstraffen van maximaal vier maanden
(enkelvoudig dan wel cumulatief, en incl. de omrekening van openstaande geldboetes
en niet uitgevoerde taakstraffen naar vervangende hechtenis) wordt opgeschort. Een
nog niet ten uitvoer gelegd strafrestant van maximaal vier maanden staat derhalve
niet aan vordering van de ISD-maatregel in de weg.
4. Hervatting van de executie van het opgeschorte strafrestant blijft niettemin mogelijk
indien binnen een termijn van twee jaar na datum beëindiging ISD opnieuw een misdrijf
wordt gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Na ommekomst van de termijn
van twee jaar na datum beëindiging ISD wordt het opgeschorte strafrestant ter verjaring
opgelegd en is executie daarvan niet langer mogelijk.
5. Nog te executeren straffen die bóven de grens van maximaal vier maanden uitgaan,
dienen éérst ten uitvoer te zijn gelegd voordat (bij een volgende keer) de ISD-maatregel
door de officier van justitie ter terechtzitting wordt gevorderd. Dit betekent dat
een verdachte met een strafrestant van meer dan vier maanden dit strafrestant volgens
de gebruikelijke procedure aansluitend aan de terechtzitting dient uit te zitten.
Het CJIB, afdeling Landelijke Coördinatie Arrestatiebevelen, stuurt de desbetreffende
vonnissen en arresten daartoe naar de penitentiaire inrichting waarnaar de veroordeelde
is teruggekeerd. De eerstvolgende keer dat de verdachte na tenuitvoerlegging van een
strafrestant van meer dan vier maanden aan de officier van justitie wordt voorgeleid
voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is vordering van de
ISD-maatregel ter terechtzitting wel mogelijk.