2. Uitkeringsjaar 2005
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
2.2. Nacalculatie accres en verrekening met de behoedzaamheidsreserve
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Wij verhogen de algemene uitkering met € 8,293 miljoen in verband met de nacalculatie
van het accres over het jaar 2005 en de verrekening daarvan met de behoedzaamheidsreserve.
In totaal wordt € 9,859 miljoen in mindering gebracht op de behoedzaamheidsreserve
van € 18,152 miljoen.
De nacalculatie 2005
De voor de normeringssystematiek relevante rijksuitgaven zijn in 2005 hoger uitgekomen
dan in 2004. Dit resulteert in een definitief nominaal accrespercentage voor het uitkeringsjaar
2005 van 1,64%. Deze groei is voornamelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor onderwijs.
Het accrespercentage 2005 werd aanvankelijk geraamd op 1,81%. Bij de eerste stand
bevoorschotting was deze raming opwaarts bijgesteld naar 2,16%. Op dit voorlopige
percentage werd de bevoorschotting in eerste instantie gebaseerd (zie de septembercirculaire
van 2004, § 5.2). Na de Miljoenennota 2005 is het accrespercentage geactualiseerd
tot 2,62%, hetgeen leidde tot een herziening van de bevoorschotting (zie de meicirculaire
van 2005, § 2.3). Na toepassing van de normeringssystematiek resulteren de uitkomsten
van de Voorlopige Rekening 2005 van het Rijk nu in een nagecalculeerd accrespercentage
van 1,64%. Tabel 2.2 geeft een overzicht van het verloop van het accres 2005 vanaf
juni 2004.
Tabel 2.2. Het verloop van het accres 2005
Accresberekeningen/circulaires
|
accres %
|
mln €
|
verschil
|
raming Voorjaarsnota 2004/ juni 2004
|
1,81%
|
18,118
|
|
raming Miljoenennota 2005/september 2004 (1e stand bevoorschotting)
|
2,16%
|
21,719
|
3,601
|
raming Voorjaarsnota 2005/juni 2005 (2e stand bevoorschotting)
|
2,62%
|
26,215
|
4,496
|
raming Miljoenennota 2006/oktober 2005
|
1,87%
|
18,637
|
–7,578
|
realisatie Voorlopige Rekening 2005/maart 2006 (nacalculatie)
|
1,64%
|
16,356
|
–2,281
|
De neerwaartse aanpassing van het accres met 0,98% ten opzichte van de junicirculaire
van 2005 is veroorzaakt doordat de voor het provinciefonds relevante netto gecorrigeerde
rijksuitgaven per saldo circa € 0,2 miljard lager zijn uitgevallen dan werd verwacht
in het voorjaar van 2005.
Eerder informeerden wij u reeds over de daling van het accrespercentage naar 1,87
tussen de juni- en de oktoberercirculaire van 2005 (zie de oktobercirculaire van 2005,
§ 4.2). Na oktober hebben zich diverse mee- en tegenvallers voorgedaan; per saldo
is echter sprake geweest van een verdere daling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven.
Deze daling is vooral veroorzaakt door meevallers bij de rente-uitgaven en onderuitputting
op de begroting van het Infrastructuurfonds (wijziging kasritme). Deze meevallers
leiden tot lagere netto gecorrigeerde rijksuitgaven en daarmee tot een lager definitief
accres.
De verrekening met de behoedzaamheidsreserve
Het nagecalculeerd accrespercentage van 1,64% komt overeen met een accres van € 16,356
miljoen. Ten tijde van de Voorjaarsnota 2005 werd op grond van de toen beschikbare
gegevens een accres verwacht van € 26,215 miljoen (zie de opbouwtabel 2005 in de achtereenvolgende
circulaires, zie ook tabel 2.2 hierboven). Het negatieve verschil van € 9,859 miljoen
is de omvang van de nacalculatie over het uitkeringsjaar 2005.
Het resultaat van de nacalculatie wordt verrekend met de behoedzaamheidsreserve die
in 2005 is ingehouden (zie voor een algemene toelichting op de wijze van verrekening
en verwerking van de behoedzaamheidsreserve de meicirculaire van 1998, §§ 4.2 en 4.6).
Wij brengen daarom de nacalculatie 2005 van € 9,859 miljoen in mindering op de behoedzaamheidsreserve
2005 van € 18,152 miljoen. Hierdoor komt uit deze reserve een bedrag van € 8,293 miljoen
tot uitkering. Het bedrag wordt alsnog toegevoegd aan de algemene uitkering en verdeeld
via de uitkeringsfactor.
De doorwerking
De nacalculatie over 2005 zal een meerjarig effect hebben op de uitkeringsfactor (negatief).
Dit effect zal voor 2006 en latere jaren verwerkt worden bij de aanstaande meicirculaire.
Om misverstanden te voorkomen wijzen wij er met nadruk op dat de uitkering uit de
behoedzaamheidsreserve 2005 een eenmalig karakter heeft. Deze uitkering leidt tot
een verhoging van de uitkeringsfactor 2005, die niet doorwerkt in de geraamde uitkeringsfactor
voor 2006 en latere jaren. Bij de bevoorschotting over 2006 wordt immers wederom een
behoedzaamheidsreserve van € 18,152 miljoen ingehouden.
Zoals gebruikelijk worden op dit moment geen mutaties doorgevoerd voor de komende
jaren. De uiteindelijke omvang van de uitkering 2006 zal afhankelijk zijn van ontwikkelingen
en beleidsbeslissingen, die in hun totaliteit nu nog niet zijn te overzien. Om die
reden wordt de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2006 afgewacht. In de meicirculaire
zullen wij u informeren over de aanpassingen die zullen resulteren uit die besluitvorming.
Dan wordt ook het meerjarig effect van de nacalculatie weergegeven.
2.3. Bedragen per eenheid
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
Over de bedragen per eenheid voor 2005 hebben wij u geïnformeerd in de oktobercirculaire
van 2005, bijlage 2. Wij zijn voornemens deze bedragen per eenheid definitief vast
te stellen conform die tabel.
Op grond van de Financiële-verhoudingswet, artikel 9 tweede lid, dient bij de definitieve vaststelling van de bedragen per eenheid de openbare voorbereidingsprocedure
te worden gevolgd, zoals deze is geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze procedure is er op gericht de belanghebbenden te informeren over het te nemen
besluit en hen in de gelegenheid te stellen hun opinie hierover kenbaar te maken.
Om die reden zal het ontwerpbesluit ter vaststelling van de bedragen per eenheid 2005
vanaf 10 april a.s. ter inzage liggen in de bibliotheek van het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Tevens wordt de tekst geplaatst op de internet-website
van het ministerie in de informatierubriek provinciefonds (zie ). Belanghebbenden
kunnen binnen zes weken na 10 april 2006 hun zienswijze over het besluit naar voren
brengen. Nadien worden de bedragen op de gebruikelijke wijze vastgesteld.
2.5. Bescherming archeologisch erfgoed (Valetta)
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
We verhogen de algemene uitkering voor het uitkeringsjaar 2005 met € 1,5 miljoen (ten
opzichte van de oktobercirculaire van 2005) in verband met de aanloopkosten voor de
uitvoering van de voorziene wet op de archeologische monumentenzorg. In de oktobercirculaire
van 2005 hebben we u gemeld dat de vergoeding toen nog niet in de begroting van het
provinciefonds van 2005 was voorzien.
Inmiddels is de tegemoetkoming van het ministerie van OCW in de 2e suppletoire begroting
van het provinciefonds opgenomen. Dit voorstel is inmiddels tot wet verheven (Stb.
2006, 86). De verdeling vindt via de uitkeringsfactor plaats.
Naar verwachting wordt ook in 2006 nog € 1 miljoen voor aanloopkosten toegevoegd aan
het provinciefonds. Daarover zal in de meicirculaire van 2006 nadere informatie worden
verstrekt.
2.6. Voorschotbetalingen 2005
[Regeling vervallen per 01-07-2006]
De nacalculatie van het accres 2005 en de verhoging in verband met de wet op de archeologische
monumentenzorg leidden tot een eenmalige uitkering van € 9,793 miljoen. In de bijlage
kunt u zien hoe de uitkering over de provincies is verdeeld. Tevens is in de bijlage
het effect van de definitieve vaststelling van de maatstaven aangegeven. De basis
voor de verdeling van de nacalculatie van het accres is de uitkeringsfactor. De bijlage
geeft de nieuwe uitkeringsfactor voor 2005. De betaling die per saldo resteert (de
kolom ‘verschil algemene uitkering’ in tabel 3) vindt in één keer per valutadatum
3 april 2006 plaatst.
Voor de volledigheid melden wij dat u aan de berekening van de voorschotten geen rechten
kunt ontlenen voor de definitieve vaststelling van de uitkeringen. De betalingen van
de voorschotten vinden plaats op de provinciale rekeningen bij de N.V. Bank voor Nederlandse
Gemeenten.