Besluit van 19 december 1994, houdende vaststelling van de bedragen genoemd in artikel
8, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 december
1994, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directoraat-Generaal
voor Algemene beleidsaangelegenheden, Directie Algemeen Economisch en Inkomensbeleid,
nr. ABA/AEI/IB/94/1665;
Gelet op artikel 14, vijfde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
Gezien het advies van de Sociaal Economische Raad (advies van 18 november 1994);
De Raad van State gehoord (advies van 12 december 1994, nr. W12.94.0706);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
15 december 1994, Directoraat-Generaal voor Algemene Beleidsaangelegenheden, Directie
Algemeen Economisch en Inkomensbeleid, nr. ABA/AEI/IB/94/1931.
Hebben goedgevonden en verstaan: