Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa, ondertekenaars van dit Verdrag,
Overwegend dat een van de doelen van de Raad van Europa is het tot stand brengen van
een grotere eenheid tussen zijn leden, teneinde de idealen en beginselen, gebaseerd
op eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat, die hun gemeenschappelijk
erfgoed zijn te beschermen en te bevorderen;
Erkennend de noodzaak mensen en menselijke waarden centraal te stellen in een breder
en interdisciplinair concept van cultureel erfgoed;
Benadrukkend de waarde en het potentieel van cultureel erfgoed dat verantwoord wordt
gebruikt als bron van duurzame ontwikkeling en kwaliteit van leven in een voortdurend
veranderende samenleving;
Erkennend dat elke persoon het recht heeft, de rechten en vrijheden van anderen eerbiedigend,
betrokken te zijn bij het cultureel erfgoed van diens keuze, als een aspect van het
recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven, vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties (1948) en gewaarborgd door het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966);
Overtuigd van de noodzaak iedereen in de samenleving te betrekken bij het voortdurende
proces van definiëren en zorg dragen voor cultureel erfgoed;
Overtuigd van de juistheid van het beginsel van erfgoedbeleid en educatieve initiatieven
waarin al het cultureel erfgoed gelijkwaardig wordt behandeld om zo de dialoog tussen
culturen en religies te bevorderen;
Verwijzend naar de diverse instrumenten van de Raad van Europa, met name het Europees Cultureel Verdrag (1954), de Overeenkomst inzake het behoud van het architectonische erfgoed van Europa (1985), het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (1992, herzien) en het Europees landschapsverdrag (2000);
Overtuigd van het belang van het creëren van een pan-Europees kader voor samenwerking
in het dynamische proces van het effectief toepassen van deze beginselen;