Indien op enig moment na de ondertekening van dit Verdrag een verdragsluitende staat:
-
a. het algemeen wettelijk tarief voor respectievelijk de Liechtensteinse vennootschapsbelasting
(Ertragssteuer) of de Nederlandse vennootschapsbelasting dat van toepassing is op in wezen al het
inkomen van lichamen die inwoner zijn, verlaagt met als gevolg dat dit tarief onder
negen percent komt;
-
b. een vrijstelling van belastingen biedt voor lichamen die inwoner zijn met betrekking
tot in wezen al het inkomen uit buitenlandse bron (met inbegrip van interest en royalty’s);
of
-
c. wordt geplaatst op bijlage I van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden
op belastinggebied.
plegen de verdragsluitende staten overleg met het oog op wijziging van dit Verdrag
teneinde een passende toewijzing van heffingsrechten tussen de verdragsluitende staten
te herstellen. Indien er bij dit overleg geen vooruitgang wordt geboekt, kan de andere
staat de eerstgenoemde staat er langs diplomatieke weg van in kennis stellen dat hij
de bepalingen van de artikelen 10, 1112, 13, vijfde lid, en artikel 20 niet langer toepast. In dat geval houden de bepalingen van deze artikelen op van
kracht te zijn in beide verdragsluitende staten met betrekking tot inkomensbestanddelen
verkregen door lichamen die inwoner zijn zes maanden na de datum waarop de andere
verdragsluitende staat een schriftelijke publieke kennisgeving doet uitgaan dat hij
deze artikelen niet langer toepast.
Het is wel te verstaan dat indien een persoon die inwoner is van een verdragsluitende
staat, in overeenstemming met dit Verdrag, in Liechtenstein onderworpen is aan vermogensbelasting,
de belasting op het nominale inkomen over dit vermogen (Sollertrag) beschouwd wordt als inkomstenbelasting (Erwerbssteuer).
Het is wel te verstaan dat in het geval van een natuurlijke persoon die aan boord
van een schip woont „enige andere soortgelijke omstandigheid” mede omvat de thuishaven
van dat schip.
Het is wel te verstaan dat rechten tot de exploratie en exploitatie van natuurlijke
rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende
staat op wiens territoriale zee, en elk gebied buiten en grenzend aan zijn territoriale
zee waarin deze staat, in overeenstemming met internationaal recht, rechtsmacht of
soevereine rechten uitoefent, met inbegrip van de zeebodem en ondergrond daarvan,
deze rechten van toepassing zijn en dat deze rechten geacht worden te behoren tot
de activa van een vaste inrichting in die staat. Voorts is het wel te verstaan dat
de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij of voordelen uit
vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
De bepalingen van artikel 10, derde lid, zijn niet van toepassing op dividenden betaald door of aan een collectieve beleggingsinstelling.
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de staat
die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van vijf jaar na afloop van het
kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Het is wel te verstaan dat inkomen ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie
van een lichaam of de inkoop van eigen aandelen door een lichaam wordt behandeld als
inkomen uit aandelen.
Het is wel te verstaan dat Nederland niet zal worden belet zijn binnenlandse fictiefloonregeling
van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 toe te passen.
Nederland zal niet worden belet om overeenkomstig zijn nationale wetgeving inkomen
te belasten met betrekking tot een belang in een vrijgestelde beleggingsinstelling,
maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot dit inkomen een inwoner is van Liechtenstein,
mag de aldus geheven belasting niet meer bedragen dan 15 percent van het brutobedrag
van het inkomen.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen tevens overeenkomen
dat ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een procedure voor onderling
overleg als bedoeld in artikel 24, de verdragsluitende staat waarin ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van
een additionele belastingheffing, geen belastingverhogingen, bestuurlijke boetes,
interest en kosten zal opleggen met betrekking tot deze additionele belastingheffing.
Het is wel te verstaan dat voor de toepassing van het Verdrag:
-
a. informatie die door een verdragsluitende staat aan de andere verdragsluitende staat
wordt verstrekt door laatstgenoemde aan een derde rechtsgebied mag worden verzonden,
met inachtneming van de waarborgen van artikel 25 en na voorafgaande toestemming van de eerstgenoemde staat, waar de informatie vandaan
kwam; en dat
-
b. persoonsgegevens mogen worden verwerkt en verzonden voor zover nodig voor de uitwisseling
van informatie overeenkomstig artikel 25.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen overeenkomen onder
welke omstandigheden de geheven bijdragen en toegekende voordelen uit hoofde van inkomensgerelateerde
regelingen worden aangemerkt als belastingvorderingen.