Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
-
1. Het stelsel van eigen middelen van de Unie moet de zekerheid bieden dat de middelen
toereikend zijn voor een geordende ontwikkeling van het beleid van de Unie, zonder
dat daarbij de noodzaak van een strakke begrotingsdiscipline uit het oog wordt verloren.
De ontwikkeling van het stelsel van eigen middelen kan en moet tevens bijdragen tot
intensievere inspanningen met het oog op begrotingsconsolidatie in de lidstaten en
in zo groot mogelijke mate bijdragen tot de ontwikkeling van beleidsinitiatieven van
de Unie.
-
2. Dit besluit moet pas in werking treden na door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden
grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd; de nationale soevereiniteit wordt
hierbij derhalve ten volle in acht genomen.
-
3. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft onder andere geconcludeerd dat de
algemene doelstellingen van eenvoudigheid, transparantie en billijkheid als leidraad
voor de eigenmiddelenregelingen moeten dienen. Deze regelingen moeten er derhalve
voor zorgen, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Fontainebleau van
1984, dat geen enkele lidstaat een begrotingslast draagt die buitensporig is in vergelijking
met zijn relatieve welvaart. Er moeten dus bepalingen voor specifieke lidstaten worden
opgenomen.
-
4. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat Duitsland, Nederland
en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 een lager afdrachtpercentage moeten
genieten voor de eigenmiddelenbron op basis van de belasting over de toegevoegde waarde
(btw). Hij heeft tevens besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor
de periode 2014-2020 een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage moeten
genieten, alsook dat Oostenrijk uitsluitend voor de periode 2014-2016 een brutovermindering
van zijn jaarlijkse bni- bijdrage geniet. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013
heeft besloten dat het bestaande correctiemechanisme ten behoeve van het Verenigd
Koninkrijk van toepassing moet blijven.
-
5. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat er aan het systeem voor
de inning van de traditionele eigen middelen niets moet veranderen. Met ingang van
1 januari 2014 moeten de lidstaten evenwel 20 % van de door hen geïnde bedragen als
inningskosten inhouden.
-
6. Om te zorgen voor een strakke begrotingsdiscipline en gelet op de Mededeling van de
Commissie van 16 april 2010 betreffende de aanpassing van het maximumbedrag van de
eigen middelen en van het maximum van de kredieten voor vastleggingen naar aanleiding
van het besluit om de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI)
in de berekening van de eigen middelen op te nemen, moet het maximumbedrag van de
eigen middelen gelijk zijn aan 1,23 % van de som van de bni’s van de lidstaten tegen
marktprijzen voor betalingskredieten en moet het maximum van 1,29 % van de som van
de bni’s van de lidstaten worden vastgesteld voor vastleggingskredieten. Deze maximumbedragen
zijn gebaseerd op het Europees rekeningenstelsel 1995 (ESR 95), inclusief de IGDFI,
omdat de gegevens op basis van het Europees rekeningenstelsel dat is opgezet bij Verordening
(EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (hierna „het ESR 2010”), niet beschikbaar zullen zijn wanneer dit besluit wordt vastgesteld.
Om de financiële middelen die ter beschikking van de Unie worden gesteld op hetzelfde
peil te handhaven, moeten deze in percenten van het bni uitgedrukte maxima worden
aangepast. De maxima moeten worden aangepast zodra alle lidstaten hun gegevens op
basis van ESR 2010 hebben toegezonden. In het geval dat er wijzigingen in ESR 2010
zijn die een significante verandering van het bni-peil met zich brengen, moeten de
maximumbedragen voor de eigen middelen en voor de vastleggingskredieten opnieuw worden
aangepast.
-
7. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft een beroep gedaan op de Raad om te
blijven voortwerken aan het voorstel van de Commissie voor een nieuwe eigenmiddelenbron
op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) om die zo eenvoudig en
transparant mogelijk te maken, het verband met het btw-beleid van de Unie en de feitelijke
btw-inkomsten te versterken en een gelijke behandeling van de belastingbetalers in
alle lidstaten te waarborgen. De Europese Raad heeft besloten dat de nieuwe btw-middelenbron
de huidige zou kunnen vervangen. De Europese Raad heeft er tevens nota van genomen
dat de Raad op 22 januari 2013 het besluit houdende machtiging om een nauwere samenwerking
aan te gaan op het gebied van belasting op financiële transacties heeft vastgesteld. Hij heeft de deelnemende lidstaten verzocht zich te beraden op de vraag of die belasting
de basis voor een nieuwe eigenmiddelenbron voor de Uniebegroting kan vormen. De Europese
Raad heeft besloten dat dit geen gevolgen zal hebben voor niet-deelnemende lidstaten
en evenmin voor de berekening van de correctie ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk.
-
8. De Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 heeft besloten dat een verordening van de
Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen
van de Unie zal worden vastgesteld, zoals in artikel 311, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU) is bepaald. Daarom moeten bepalingen van algemene aard, die van toepassing
zijn op alle soorten eigen middelen en waarvoor, zoals in de Verdragen is bepaald,
adequate parlementaire controle nodig is, in die verordening worden opgenomen, zoals,
in het bijzonder, de procedure voor de berekening en budgettering van het saldo van
de jaarlijkse begroting en aspecten van de controle en het toezicht op de inkomsten.
-
9. Om redenen van samenhang, continuïteit en rechtszekerheid dienen er bepalingen te
worden ingevoerd die de transitie mogelijk maken van het bij Besluit 2007/436/EG,
Euratom van de Raad ingevoerde stelsel naar het uit dit besluit voortvloeiende stelsel.
-
10. Besluit 2007/436/EG, Euratom moet worden ingetrokken.
-
11. Voor de toepassing van dit besluit dienen alle bedragen te worden uitgedrukt in euro.
-
12. De Europese Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité zijn geraadpleegd
en hebben advies uitgebracht.
-
13. Om de transitie naar het herziene stelsel van eigen middelen te waarborgen en om ervoor
te zorgen dat deze met het begrotingsjaar samenvalt, moet dit besluit met ingang van
1 januari 2014 van toepassing zijn,