Het Koninkrijk der Nederlanden,
de Bondsrepubliek Duitsland en
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
Van oordeel zijnde dat het van groot belang is dat verrijkt uranium beschikbaar komt
voor andere doeleinden dan de vervaardiging van kernwapens;
Overwegende dat in de nabije toekomst een snelle toeneming van het aantal kerncentrales
in Europa en elders is te verwachten;
Overwegende dat het van belang is in Europa een aanzienlijke capaciteit voor de verrijking
van uranium te ontwikkelen ten einde te kunnen voldoen aan de vraag naar verrijkt
uranium als brandstof voor deze centrales;
Overwegende dat in hun onderscheiden landen vorderingen op het gebied van de ontwikkeling
van de gas-ultracentrifugemethode zijn gemaakt;
Overwegende dat gezamenlijke ontwikkeling van deze methode de Europese samenwerking
op technologisch gebied zal versterken en dat gezamenlijke industriële exploitatie
van deze methode zal bijdragen tot de economische integratie van Europa;
Uitdrukking gevend aan hun bereidheid te overwegen samen te werken met Europese of
andere landen die belangstelling hebben voor de produktie van verrijkt uranium volgens
de gas-ultracentrifuge-methode;
Voorts uitdrukking gevend aan hun bereidheid hun samenwerking in te passen in het
verband van een grotere Europese gemeenschap;
In herinnering brengend de op 4 maart 1970 te Almelo ondertekende Interim-Overeenkomst
inzake beveiligingsmaatregelen en rubricering en uitdrukking gevend aan hun voornemen
geëigende beveiligingsmaatregelen toe te passen ter uitvoering van een gemeenschappelijk
rubriceringsbeleid ten aanzien van het gas-ultracentrifuge-procédé;
Wederom bevestigend dat iedere afspraak tot samenwerking in overeenstemming zal moeten
zijn met het beleid van de Overeenkomstsluitende Partijen inzake de niet-verspreiding
van kernwapens, waaraan zij groot belang hechten, alsmede met hun internationale verplichtingen
op dit gebied, en dat geëigende internationale veiligheidscontrole daarop zal worden
toegepast;