-
a. De Verdragsluitende Partijen mogen, krachtens hun wetgeving op het gebied van de bescherming
van planten, geen van de maatregelen nemen zoals deze zijn aangegeven in het eerste
lid van dit artikel, tenzij zulke maatregelen noodzakelijk zijn geworden uit fytosanitaire
overwegingen.
-
b. Indien een Verdragsluitende Partij beperkingen of eisen voorschrijft betreffende de
invoer in haar gebieden van planten en plantaardige produkten, moet zij deze beperkingen
of eisen bekend maken en deze onmiddellijk mededelen aan de FAO, aan regionale organisaties
ter bescherming van planten waarvan de Verdragsluitende Partij lid is en aan alle
andere rechtstreeks betrokken Verdragsluitende Partijen.
-
c. Indien een Verdragsluitende Partij, krachtens de bepalingen van haar wetgeving ter
bescherming van planten, de invoer van planten of plantaardige produkten verbiedt,
moet zij haar beslissing, onder opgave van redenen, bekend maken en de FAO, regionale
organisaties ter bescherming van planten waarvan de Verdragsluitende Partij lid is
en alle andere rechtstreeks betrokken Verdragsluitende Partijen hiervan onmiddellijk
op de hoogte brengen.
-
d. Indien een Verdragsluitende Partij eist dat zendingen speciale planten of plantaardige
produkten slechts via bepaalde plaatsen van binnenkomst mogen worden ingevoerd, moeten
zulke plaatsen zo gekozen worden dat zij de internationale handel niet onnodig bemoeilijken.
De Verdragsluitende Partij dient een lijst van zulke plaatsen van binnenkomst bekend
te maken en deze mede te delen aan de FAO, regionale organisaties ter bescherming
van planten waarvan de Verdragsluitende Partij lid is en alle andere rechtstreeks
betrokken Verdragsluitende Partijen. Dergelijke beperkingen ten aanzien van plaatsen
van binnenkomst mogen niet worden opgelegd, tenzij de desbetreffende planten of plantaardige
produkten vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten of aan onderzoek of behandeling
dienen te worden onderworpen.
-
e. Elk onderzoek door de organisatie ter bescherming van planten van een Verdragsluitende
Partij van zendingen planten of plantaardige produkten die voor invoer worden aangeboden,
moet zo snel mogelijk plaatsvinden, waarbij rekening dient te worden gehouden met
de bederfelijkheid van de desbetreffende planten of plantaardige produkten. Indien
wordt vastgesteld dat een commerciële of gecertificeerde zending planten of plantaardige
produkten niet voldoet aan de eisen van de wetgeving ter bescherming van planten van
het invoerende land, dan moet de organisatie ter bescherming van planten van het invoerende
land ervoor zorgdragen dat de organisatie ter bescherming van planten van het uitvoerende
land behoorlijk en voldoende hiervan op de hoogte wordt gebracht. Indien de zending
geheel of gedeeltelijk vernietigd wordt, moet onmiddellijk een officieel rapport worden
gezonden aan de organisatie ter bescherming van planten van het uitvoerende land.
-
f. De Verdragsluitende Partijen dienen maatregelen te treffen die, zonder hun eigen cultures
in gevaar te brengen, de certificeringseisen van een verklaring tot een minimum beperken,
vooral met betrekking tot planten of plantaardige produkten die niet bestemd zijn
om geplant te worden, zoals graan, fruit, groenten en snijbloemen.
-
g. De Verdragsluitende Partijen kunnen bij voldoende voorzorgsmaatregelen voorzieningen
treffen voor de invoer, ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of onderwijs van
planten en plantaardige produkten en van monsters ter zake plantenziekten. Eveneens
dienen voldoende voorzorgsmaatregelen te worden genomen bij de invoer van agentia
voor de biologische bestrijding en van organismen, waarvan wordt beweerd dat deze
nuttig zijn.