Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa en de overige Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere
eenheid tussen zijn leden;
De waarde erkennende van het bevorderen van samenwerking met de andere Staten die
Partij zijn bij dit Verdrag;
Overtuigd van de noodzaak om bij voorrang een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid
na te streven, gericht op de bescherming van de samenleving tegen strafbare feiten
verbonden met elektronische netwerken, onder andere door het invoeren van passende
wetgeving en het bevorderen van internationale samenwerking;
Zich bewust van de ingrijpende veranderingen die zijn teweeggebracht door de digitalisering,
de convergentie en de voortschrijdende mondialisering van computernetwerken;
Bezorgd over het risico dat computernetwerken en elektronische informatie eveneens
kunnen worden gebruikt voor het begaan van strafbare feiten en dat het bewijs met
betrekking tot dergelijke strafbare feiten door middel van deze netwerken kan worden
opgeslagen en overgedragen;
In het besef van de noodzaak van samenwerking tussen Staten en privé-ondernemingen
bij het bestrijden van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken en van
de noodzaak van bescherming van legitieme belangen bij het gebruik en de ontwikkeling
van informatietechnologie;
Van mening dat voor een doeltreffende bestrijding van strafbare feiten verbonden met
elektronische netwerken een versterkte, snelle en goed functionerende internationale
samenwerking in strafzaken vereist is;
Ervan overtuigd dat dit Verdrag noodzakelijk is ter afschrikking van handelingen gericht
tegen de vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van computersystemen,
netwerken en computergegevens, en ter afschrikking van misbruik van deze systemen,
netwerken en gegevens, door te voorzien in strafbaarstelling van dergelijk gedrag,
zoals omschreven in dit Verdrag, en in de introductie van toereikende bevoegdheden
voor de doeltreffende bestrijding van deze strafbare feiten, door het ontdekken, onderzoeken
en vervolgen van deze feiten zowel op nationaal als op internationaal niveau te vergemakkelijken
en door te voorzien in regelingen voor snelle en betrouwbare internationale samenwerking;
Indachtig de behoefte aan een juist evenwicht tussen de belangen van rechtshandhaving
en eerbiediging van de fundamentele rechten van de mens zoals vastgelegd in het Verdrag van de Raad van Europa van 1950 tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties van 1966 inzake burgerrechten en politieke
rechten en andere toepasselijke internationale mensenrechtenverdragen, die steeds bevestigen
het recht van een ieder om zonder inmenging een mening te koesteren, alsmede het recht
op vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid inlichtingen en denkbeelden
van welke aard dan ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen,
en de rechten betreffende de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
Mede indachtig het recht op de bescherming van persoonsgegevens zoals, bijvoorbeeld,
toegekend door het Verdrag van de Raad van Europa van 1981 tot bescherming van personen met betrekking
tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
Gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie van 1999 betreffende het verbod op
en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid;
Gelet op de bestaande verdragen van de Raad van Europa inzake samenwerking op strafrechtelijk
terrein, alsmede soortgelijke verdragen tussen de lidstaten van de Raad van Europa
en andere Staten, en benadrukkend dat het onderhavige Verdrag bedoeld is om die verdragen
aan te vullen teneinde strafrechtelijke onderzoeken en procedures met betrekking tot
strafbare feiten die verband houden met computersystemen en computergegevens, doeltreffender
te maken en de vergaring van bewijs van strafbare feiten in elektronische vorm mogelijk
te maken;
De recente ontwikkelingen toejuichend die het internationale begrip en de internationale
samenwerking bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
bevorderen, met inbegrip van de door de Verenigde Naties, de OESO, de Europese Unie
en de G8 ondernomen activiteiten;
In herinnering roepend de Aanbevelingen van het Comité van Ministers Nr. R (85) 10
inzake de praktische toepassing van het Europees Verdrag inzake wederzijdse bijstand in strafzaken met betrekking tot rogatoire commissies voor het aftappen van telecommunicatie, Nr.
R (88) 2 inzake piraterij op het gebied van auteursrechten en naburige rechten, Nr.
R (87) 15 ter regulering van het gebruik van persoonsgegevens in de politiesector,
Nr. R (95) 4 inzake de bescherming van persoonsgegevens op het gebied van telecommunicatiediensten,
in het bijzonder telefoondiensten, alsmede Nr. R (89) 9 inzake computercriminaliteit,
waarin richtlijnen worden aangereikt voor de nationale wetgeving betreffende de omschrijving
van bepaalde computerdelicten en Nr. R (95) 13 betreffende problemen op het gebied
van strafvordering die samenhangen met informatietechnologie;
Gelet op Resolutie Nr. 1, aangenomen door de Europese ministers van Justitie tijdens
hun 21e Conferentie (Praag, 10 en 11 juni 1997), waarin het Comité van Ministers wordt
aanbevolen de door het Europees Comité voor strafrechtelijke vraagstukken (CDPC) verrichte
werkzaamheden op het gebied van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
te ondersteunen teneinde de nationale strafrechtelijke bepalingen nader tot elkaar
te brengen en het gebruik van doeltreffende middelen voor onderzoek naar zodanige
delicten mogelijk te maken, alsmede Resolutie Nr. 3, aangenomen tijdens de 23e Conferentie
van de Europese Ministers van Justitie (Londen, 8 en 9 juni 2000), waarin de onderhandelende
partijen worden aangemoedigd hun inspanningen voort te zetten teneinde passende oplossingen
te vinden om een zo groot mogelijk aantal Staten de gelegenheid te bieden partij bij
het Verdrag te worden en waarin de behoefte wordt erkend aan een snel en doeltreffend
systeem van internationale samenwerking, dat recht doet aan de specifieke behoeften
bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken;
Tevens gelet op het Actieplan, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders
van de Raad van Europa tijdens hun Tweede Top (Straatsburg, 10 en 11 oktober 1997),
om te komen tot gemeenschappelijke antwoorden op de ontwikkeling van de nieuwe informatietechnologieën,
gebaseerd op de normen en waarden van de Raad van Europa;
Zijn als volgt overeengekomen: